Testbeeld

Een fascinatie voor het testbeeld bracht me afgelopen maandag in het boeiende gezelschap van kunstenaar Markus Genesius en Sergio Derks, conservator van het Philips Museum. Buiten op het Strijp-S terrein in Eindhoven, voor de gevel van het Videolab, stond in een hoogwerker Markus te werken aan een reusachtige mural geïnspireerd op het testbeeld. Op de reling van het bakkie in de ene hoek een flinke berg gebruikt schilderstape, op de vloer een lading verfbussen en onder handbereik een aantal printjes van oude testbeelden.

Binnen vertelde Genesius bij een kop koffie over hoe het testbeeld op zijn pad kwam. Als grafiti-artist liet hij zich doorgaans inspireren door de omgeving, letters, het oppervlakte. Maar toen moderne kunstgaleries in toenemende mate interesse toonde voor zijn werk, begon hij ook op canvas te werken. Tijdens een grotere expositie, waar hij meerdere werken liet zien, realiseerde Markus dat een rode draad ontbrak. Die rode draad vond hij uiteindelijk in het testbeeld. Na tien jaar is zijn werk daardoor buitengewoon herkenbaar geworden. En de fascinatie is nog niet over, de kleuren, de cirkel en vierkanten, maar ook bijvoorbeeld de beeldlijnen van het scherm, moiree en ruis, het zijn ingrediënten waar hij nog jaren mee voort kan, vertelt hij desgevraagd.

Hij werkt nog op de manier van een graffiti-artist, intuïtief en zonder schets, zelfs gigantische murals, zoals die op de gevel van het Videolab ontstaan bij voorkeur uit de vrije hand. Ter referentie en inspiratie bekijkt hij zo nu en dan in de hoogwerker wat afbeeldingen van testbeelden die hij meestal bij zich draagt. Vaak is dat het Philips kleurentelevisietestbeeld, bekend als PM5544, maar ongelukkig genoeg pakt hij net op het moment dat de fotograaf van het Eindhovens Dagblad op bezoek is het Duitse ARD testbeeld. Oeps! Verschillende oud-Philipsmedewerkers klimmen in de pen voor een boze brief. De kunstredacteur van het ED voelt zich geroepen om het relletje te sussen, het is immers helemaal niet de bedoeling dat er een letterlijke reproductie van PM5544 op het gebouw komt te staan, het is een geheel nieuw werk en de kunstenaar maakt zelf wel uit waardoor hij zich laat inspireren. Stiekem genereert het relletje natuurlijk mooie aandacht voor het project dat door de Eindhovense culturele kwartiermaker Dave van den Berg is opgezet naar aanleiding van 70 jaar televisie. Zeventig jaar landelijke televisie, nuanceert Sergio Derks, want televisie begon natuurlijk al eerder, in Eindhoven!

Sergio neemt ons aan de hand van een aantal foto’s mee op een vogelvlucht van die eerste experimentele uitzendingen vanuit het NatLab. We zien op de foto’s het eerste testbeeld op de muur hangen, zwart-wit uiteraard. Het blijft fascinerend om te zien hoe daar in dat mini studio’tje de proto-vormgeving van de Nederlandse televisie al aanwezig was. Het testbeeld, dan het wapperende vlaggetje met Philips-embleem, omroepster Jeanne Roos naast een bosje bloemen. Voor haar tafeltje staat nog een titelkaart met een grafische achtergrond, mogelijk gebruikt voor overgangen. Al deze elementen gaan in 1951 met Erik de Vries, Jan Castelijns, Piet Beishuizen, Wim van Vlerken, Harry Heuts en andere Philips-mensen mee naar Studio Irene in Bussum.

Uiteraard hebben Markus, Sergio en ik het over het PM5544 testbeeld, dat, in tegenstelling tot eerdere testbeelden een electronisch tot stand gebracht beeld is, geen titelkaart dus. Alle onderdelen: het ruitpatroon, de dunne witte cirkel, de kleurenbalk, de zwart-witte streepjes, hebben een functie. En dat maakt het wellicht tot zo’n sterk ontwerp, Form follows function is immers het adagium in design. Sergio en ik filosoferen over het testbeeld als een symbolische deur naar de wondere wereld van televisie, een moment van rust en anticipatie voor- en na de drukte van de uitzendingen, maar voor Markus gaat het echt om de vormen en de kleuren, naar televisie kijkt hij nauwelijks.

Markus laat zich overigens niet beperken door de vormen en kleuren van testbeeld, ze vormen het uitgangspunt, maar geen absolute randvoorwaardes. En wat het kleurpalet betreft kan hij natuurlijk niet anders dan zich die vrijheid permiteren, want PM5544 is opgebouwd uit licht (red green blue) en de verf die hij gebruikt uit pigmenten (rood geel blauw). Dat verschil, tussen additieve (licht) en subtractieve (pigmenten) kleurmening is altijd een groot issue geweest voor de televisievormgevers. De eerste landelijke televisiedecorontwerper en latere chef van de Hoofdafdeling Ontwerp Peter Zwart zal er zich zijn hele televisiecarrière mee bezig houden. Vanaf de eerste uitzendingen brengt hij, in samenwerking met technische staf van de NTS en de gedetacheerde Philipsmedewerkers, in kaart hoe de echte kleuren in e studio over komen op de zwart-witmonitor. Een probleem is bijvoorbeeld een witte blouse, waar vanwege de licht ongevoeligheid van de eerste camera’s heel veel licht op staat. Het wit weerkaatst licht en straalt over. Witte blouses worden voortaan in thee geweekt. Een ander voorbeeld; als een actrice in de studio in een gekleurde jurk tegen een grijze decorwand staat, bestaat de kans dat jurk en decor in de huiskamer precies dezelfde grijstint zijn. Thuis ziet men alleen een zwevend hoofd en los dansende handen. Zwart ontwikkelt hiervoor een kleurenkaart die helpt dit soort problemen te voorkomen. Met behulp van de kleurenkaart kun je controleren wat de grijswaarde van een kleur is. Verder selecteert Peter Zwart een beperkt aantal grijstinten, zodat in de decors en grafiek die de eerste jaren in grijstinten geschilderd zijn – dat bespaart veel geld – altijd voldoende contrast waar te nemen is.

Als Philips in 1964 de plubicom kleurencamera’s ontwikkelt, worden diverse mensen van de omroepverenigingen en de NTS uitgenodigd om in de studio in Waarle, waar het Natlab inmiddels naar toe is verhuisd (nu is Waalre opgenomen in de gemeente Eindhoven) te komen kijken en experimenteren. Peter Zwart is een van die mensen. Kleurentelevisie is een openbaring voor de creatieven van decor en grafisch ontwerp, maar er zijn wel een aantal hindernissen te nemen die wederom te maken hebben met de vertaling van subtractieve naar additieve kleuren. Zwart gaat op zoek naar ‘betrouwbare’ kleuren, dat wil zeggen; kleuren die zowel in de studio als op beeld hetzelfde resultaat hebben. Zo kom je bij het ontwerpen van een kleurenpalet niet voor akelige verrassingen te staan. Een nieuw kleurensysteem en bijbehorend verfmengsysteem ziet al snel het licht. Op de boekjes die aan alle creatieven van de hoofdafdeling Ontwerp en de decorateliers worden uitgedeeld, prijken zowel het Philips als het NTS (in latere versies het NOS) embleem.

Ik schets de hele geschiedenis in grote stappen en toon snel de kleurenstalen en boekjes van het opleidingsinstituut van de NTS/NOS, want Markus moet weer aan het werk. Ik weet nog wel te vertellen dat na Peter Zwart, die zich al uitermate lang, grondig en uitvoerig in deze kleurenproblematiek had gestort, zo’n tien jaar later alles nog eens opnieuw werd gedaan door Herman Meijer. Blijkbaar is er iets met kleuren en televisie waar mensen zich een beetje in kunnen verliezen. Markus snapt dat wel, zo legt hij uit dat hij eens voor een opdracht in Spanje ontdekte dat daar de kleuren van zijn vaste verfleverancier Montana anders waren. Dat was een vreemde ervaring waaruit bleek dat hij toch wel erg sterk gehecht was aan zijn ‘eigen’ kleuren.

Voor Markus komt alles samen in deze mural hier op de geboortegrond van het testbeeld. Het brutalistische gebouw is het perfecte canvas en met de historische informatie van Sergio Derks en mijzelf stapt hij weer in de hoogwerker om nog een paar uur door te spuiten. Zaterdag 2 oktober, de jubileumdag van 70 jaar landelijke televisie, is het af en wordt het onthult. In het Philips Museum worden dat weekend nog een aantal van zijn werken tentoongesteld en zijn er leuke activiteiten in het kader van 70 jaar landelijke televisie.

Meer info:

Dublin: presentatie over een rol papier

Op de Television Studies Conference afgelopen mei viel mijn presentatie over de prachtige ‘Zeg maar Jacco’ titelrol van Ton Holst in de smaak. Daarom mocht ik hetzelfde verhaal op de FIAT/IFTA world conference nog eens overdoen. Deze keer in Dublin op kosten van de organisatie.

Mijn voorbereiding was gehaast, zo had ik me niet gerealiseerd dat de stekker van mijn laptop niet zou passen in de Dublinse stopcontacten. Tijdens de laatste accustreepjes en waarschuwingspiepjes kon ik nog net wat wijzigingen opslaan op een stickie. Gelukkig passen usb-stickies altijd op usb-poorten, ook in Dublin.

Het contrast met de andere sprekers was groot. Ik was daar immers als onderzoeker en niet als archiefdeskundige of informatiespecialist. Maar ook voor mijn werk als conservator van de collectie internetvideo bij Beeld en Geluid was het dus erg leerzaam en inspirerend om meer te weten te komen over metadatamodellen, storagediagrammen en actuele stand van zaken op het gebied van digitale content. Maar het draaide in Dublin dus ook een half uurtje om een ouderwetse, analoge rol papier.