Oproep van VGOmedia: 28 november bijeenkomst Vakgroep Ontwerp bij Beeld & Geluid

Truuk 73 – Bron: Beeld & Geluid

Beeld & Geluid is op zoek naar kennis uit het televisieverleden. Verhalen, anekdotes en technische informatie uit de vroege jaren tv-maken. Die verhalen – en kennis in het algemeen – dreigen verloren te gaan met het verstrijken van de jaren. Hoog tijd dus voor een inventarisatie.

De kennisgroep van VGOmedia die sinds een paar jaar actief is, heeft samen met Beeld & Geluid inmiddels drie groepen oud-medewerkers bijeengeroepen om hun kennis te delen. Deze drie bijeenkomsten hadden een hoog gezelligheidsgehalte en veel leerzame momenten, zowel voor Beeld & Geluid alsook voor de pensionado’s zelf, mede omdat er ervaringen werden uitgewisseld met de huidige generatie tv-makers.

Vrijdag 28 november 2025 is een derde sessie gepland. Nu met oud-medewerkers van de Hoofdafdeling Ontwerp NOS/NOB, Grafisch Ontwerp, Decor en Maquette. De kennisgroep nodigt u uit om uw kennis te delen met Beeld & Geluid: Wat was uw werkwijze, welke apparaten werden er gebruikt, wat was de impact van de overgang van zwart-wit naar kleur,  en hoe verliep de overgang van analoog naar digitaal? Inbegrepen is een uitgebreid bezoek aan het archief van Beeld & Geluid, een feest van herkenning. Het is nog ver weg, maar noteer alvast in uw agenda: vrijdag 28 november 2025 bij Beeld & Geluid.

De bijeenkomst wordt mede georganiseerd door de (omroep)gepensioneerdenorganisatie VGOmedia, maar om aanwezig te zijn deze middag hoeft u geen lid te zijn. Op de website vgomedia.nl kunt u zich aanmelden en in het volgende nummer van Recorder doen we verslag van de bijeenkomst. Ondertussen: zeg het voort! 

Foto boven artikel is van Truuk ’73, een NOS-symposium voor de medewerkers waar de mogelijkheden van kleurentelevisie, chroma-key en andere elektronische trucages werden onderzocht. Bron: Fotocollectie Beeld & Geluid

Met stip: Wie in Nederland wil zingen (KRO, 1977)

Wie in Nederland wil zingen
over moeilijkere dingen
dan ʻik hou van jou’
kan zich beter niet vermoeien
en zijn nachtrust niet verknoeien.
Hij komt toch niet uit de kou.”

Jules de Corte zag het somber in, Han Peekel probeert het tegendeel waar te maken. Als zestienjarige, in 1963, presenteert hij op de zaterdagavond voor Veronica radio een eerbetoon aan het Nederlandse lied onder de titel Wie in Nederland wil zingen. In 1977, Peekel is dan 29 jaar, zet hij zijn missie voort op de televisie. Het wordt een kroniek van acht afl everingen waar de periode 1960-1975 centraal staat. Of het programma bijdraagt aan de popularisering van het Nederlandstalig chanson is moeilijk te zeggen, Peekel ontvangt voor zijn inspanningen wel een Edisonprijs.

  1. Het ironisch-nostalgisch decor is een ontwerp van Els Salomons en verwijst naar de plakboeken die Peekel van jongs af aan bijhoudt met onderwerpen die hem interesseren. Die plakboeken vormen de bouwstenen van zijn kennis over de geschiedenis van cabaret, muziek, cartoons, films en andere vormen van amusement.
  2. Don Quishocking bewijst dat er ook in de jaren zeventig nog taboes te breken zijn met het nummer De K, over de ziekte die dan nog niet bij naam genoemd mag worden. Peekel laat een uitvoering van het lied zien met een waarschuwing aan de kijkers voor de schokkende inhoud. Het regent na de uitzendingen opzeggingen bij de KRO.
  3. Naast het presentatiesetje staat in de studio nog een gezellig huiskamerameublement voor de vraaggesprekken. Voor de optredens bouwt men elke aflevering een nieuw decor, zo treedt Jules de Corte op temidden van gefiguurzaagde koeien en in modern-Zeeuwse klederdracht gestoken danseressen. Alle sets hebben als verbindend element de lichtblauw met grijs geblokte vloer.
  4. Opvallend vaak in beeld is deze dubbel-lp met dezelfde titel als het programma. Het is deel één van een reeks door Peekel verzamelde en uitgebrachte Nederlandstalige liedjes van en door Gerard Cox, Jaap Fischer, Hans van Deventer en vele anderen. Peekel is er zelf ook met enkele van zijn liedjes op te horen. Deel twee, Laat je zoon studeren bevat liedjes uit het studentencabaret uit de periode 1960-1965. Deel 3 is ook weer genoemd naar een lied: De gelaatstrek van het lied (Dimitri van Toren). De lp’s verschijnen bij Bovema/EMI.
  5. Hier draagt Peekel nog een das, dat wordt als hij in 1983 Wordt vervolgd gaat presenteren een vlinderdas. Net zoals stripfiguren altijd in dezelfde outfit verschijnen, meet Peekel zichzelf een signature look aan. Het colbert is gemaakt naar voorbeeld van de getekende jas van Olivier B. Bommel en op maat gemaakt in Singapore. De zijden vlinderdas is afkomstig uit Parijs en geïnspireerd door de creaties van de Japanse ontwerper Issey Miyake. Het ensemble is televisie-erfgoed en als zodanig opgenomen in de collectie van Beeld & Geluid.

Dit artikel verscheen in Aether Magazine nr. 147. Meer van dit? Neem een abonnement!

De pakken van Toon, Teuntje en August uit De Film van Ome Willem

Uit de collectie van Els Salomons komen deze zes kostuumontwerpen voor De Film van Ome Willem (VARA, 1974-1989).

In 1974 wordt Aart Staartjes gevraagd een programma te bedenken voor peuters. Staartjes heeft dan twee jaar eerder de vrolijk subversieve Statemakeropzeeshow bedacht, waar hij de stratemakeropzee speelt met de scheetjes latende Deftige Dame (Wieteke van Dort) en de de onaangepaste Erik Engert (Joost Prinsen). Dit soort ondeugendheid valt erg in de smaak bij de doelgroep, minder bij de ouders en omroepbazen. Voor het nieuwe peuterprogramma bedenkt Staartjes wederom een ietwat onaangenaam figuur, type strenge, barse oom en hij ziet in Edwin Rutte, die tot dan toe geen enkele ervaring heeft in kinderamusement, de ideale Ome Willem. De rest is geschiedenis; het programma is wederom een doorslaand succes.

Deze eerste kostuumontwerpen van Salomons komen uit een vroeg stadium in het ontwikkelingsproces van De Film van Ome Willem. We zien kostuums voor drie personages die het programma niet zullen gaan halen. De Muziekman met Napoleonsteek en vrolijk versierde officiersjas. Deze figuur zou volgens de aantekeningen op de achterzijde, waar ook zijn maten genoteerd staan, gespeeld gaan worden door de Belgische acteur Robert Borremans. Dan is er een clownspak voor Bathelomeus, gespeeld door Ger Smit, bekend als de stem van Bor de Wolf, Ed Bever en Zoef de Haas uit de Fabeltjeskrant. En tot slot een roze pakje met veel te grote broek voor Hummel. Bij dit ontwerp zijn eveneens maten opgenomen, maar de naam van de beoogde acteur of actrice (schoenmaat 41), staat er niet bij.

In de overlevering van het ontstaan van succesvolle programma’s wordt vaak de zoektocht naar de perfecte formule vergeten. Ook het format van De Film van Ome Willem is niet in één keer direct ontstaan. Het sneuvelen van deze drie types, als ook de wisselingen in decors en kostuums van de ‘kinderen’ Toon (Aart Staartjes), Teuntje (Jennifer Willems) en clown August (Pieke Dassen) de eerste paar seizoenen laten dat goed zien. Latere decors en kostuums zijn van de hand van Wim Bijmoer (vanaf seizoen 1982/83) en Dorus van der Linden (vanaf seizoen 1984/85).

Vorm van de VPRO 4,5: E.R.G.

Een klein zinnetje in de krant leidde tot een grote ontdekking, ten minste, voor mij persoonlijk dan. In een artikel over Theo Botschuijver (‘De man die Pink Floyd een vliegen varken gaf’ in NRC van 19-1-2022) memoreert de kunstenaar, bekend van de gigantische opblaasbare kunstwerken die de concerten van vele wereldberoemde artiesten sierden, een opdracht voor de VPRO. “Surrealistische pauzefilmpjes”, noemt Botschuijver ze.

Nader onderzoek leidt naar foto’s van deze audiovisuele kunstwerkjes, gemaakt door E.R.G. en onder de titel Televents zijn uitgezonden in 1970. In 1967 startte Botschuijver samen met de kunstenaars Jeffrey Shaw en Sean Wellesley-Miller de E.R.G., voluit de Eventstructure Research Group. De groep bestond tot 1983 en het archief wordt bijgehouden door het Jeffrew Shaw Compendium. Ook het Digital Art Archive (digitalartarchive.at) bevat informatie en foto’s van de Televents.

Het gaat volgens de beschrijvingen om ‘korte, niet aangekondigde en niet toegelichte ‘events’ die tussen de programma’s uitgezonden worden’ (Jeffrey Shaw Compendium). De events zelf worden beschreven als ‘expanded television’ en ‘disillusionary manipulations of domestic tv sets’. De foto’s (van Charlot Wissink) maken duidelijk hoe ze dat deden. Voorbeeld: een met witte verf beschilderde ballon neemt, opgeblazen in een leeg televisietoestel, de plaats in van het televisiescherm. Daarop projecteert men filmbeelden die verbrokkelen als de ballon leegloopt en de verf afbladdert. Ander voorbeeld: de televisie als kribbe voor een baby, met een ruitenwisser wordt de sneeuw (van een bandblusser) van het scherm geveegd. Verder nog: een televisie als vissenkom; een slagroomtaart die tegen het scherm geklapt wordt; een kat in het toestel; een ei dat tegen het scherm gegooid wordt; het raampje van een wasmachine in het tv-toestel; een blote vrouw die door het beeld kruipt; een man die een sigaret rookt in het toestel.

Een aantal thema’s komen bekend voor in VPRO context: het vrouwelijk naakt (in 1970 was dat nog taboedoorbrekend) zagen we eerder in Hoepla (1967) en later nog veelvuldig (‘de blote dans’) in Barend is weer bezig (1971-1972) en Van Oekel’s Discohoek (1974-1975). Een aantal beeldgrapjes met het televisiescherm – vissenkom, wasmachine, leeglopende ballon – kwamen terug in de VPRO-signalen van Jaap Drupsteen (1972-1979).

Maar over de uitzendingen van de Televents is helaas weinig te achterhalen. Waren het inderdaad pauzefilmpjes die tijdens de VPRO-avonden tussen de programma’s door in beeld kwamen, of waren ze onderdeel van een programma (bijvoorbeeld jongerenmagazine Later (1969) of opvolger Zendtijd (1970))? Aan de televisiecritici van de Nederlandse kranten zijn deze kunstwerkjes voorbij gegaan zo lijkt het, niemand maakt er melding van. Toch wel opmerkelijk want zo’n baby in een televisiekribbe, vermoedelijk rond kerst uitgezonden, zal toch wel wat gelovige mensen tegen de borst hebben gestuit. Ook de blote vrouw, waarvan alles vrij duidelijk in beeld komt als we op de foto’s afgaan, zal toch niet helemaal onopgemerkt zijn gebleven? Of was Nederland in 1970 al dusdanig gewend geraakt aan dit soort progressieve toestanden dat niemand er meer zijn schouders over ophaalde?

Lees & kijk verder:

Deze post is aflevering 4,5 in de serie Vorm van de VPRO

De witdruk: creatief kopiëren

Bij Het Nieuwe Instituut is een interessant artikel verschenen over de witdruk, de reproductietechniek die ook op de NTS/NOS afdeling decorontwerp gebruikt werd. Clara Stille-Haardt onderzocht een groot aantal witdrukken in de architectuurcollectie van Het Nieuwe Instituut. In het artikel toont ze een aantal bijzondere manieren van ontwerpen middels de lichtdrukken, zo zijn ook deze bijzondere lichtdrukken van Hans Christiaan van Langeveld te zien. Hij plakte meerdere lagen calques op elkaar om zo een mooi licht en donker-effect te bewerkstelligen. Andere architecten kleurden de lichtdrukken in, of maakte colleges van wit- en blauwdrukken. Het is dus niet simpelweg een reproductiemethode, maar een onderdeel van het creatieve proces.

Witdruk onderscheidt zich op meerdere vlakken van de in de architectuur meer gangbare blauwdruk. Bovenal, zo concludeert Clara, zijn lichtdrukken “door de witte ondergrond uitstekend voor het aanbrengen van een nieuwe informatielaag. Het gemak van kopiëren zorgde ervoor dat er vaak werd verder gewerkt op de kopie, die dan weer opnieuw werd gekopieerd. Zo ontstond er een dialoog tussen de opdrachtgever en de architect op kopieën.” Dat gold zeker ook voor de lichtdrukken van de decorontwerpers. Zo zien we op veel decor-lichtdrukken aantekeningen, aanpassingen en correcties. De decorontwerpers starten in de zomer van 1954 – toen bouw en ontwerp gescheiden afdelingen werden, en de ontwerpers een eigen werkruimte kregen in het Maagdenhuis – met het via witdruk vermeerderen en verspreiden van hun plattegronden en vooraanzichten voor de televisie-secties en decorbouwers. Daarvoor werden lichtdrukken gebruikt van het studioplattegrond waarop de decors rechtstreeks met potlood ingetekend werden. Hieronder een voorbeeld van zo’n vroeg decorplattegrond. Met zwart, groen en rode pen kwamen ontwerper Peter Zwart en regisseur Jack Dixon gezamenlijk tot inventieve oplossingen voor het ruimtegebrek in het piepkleine Irene-studio’tje.

Peter Zwart, plattegrond voor Het is tijd Dr. Schweitzer (4-11-1952, NCRV) Collectie Beeld & Geluid

Oud nieuws: The good and the bad

Het goede nieuws is dat Songfestivalliefhebbers aankomende 10,12 en 14 mei weer een echt decor te zien krijgen. Italië heeft gekozen voor een ontwerp van de Italiaanse scenograaf en multi-media ontwerper Francesca Montinaro. Vorige editie was het Nederlandse team zo laf en hypocriet om oudgediende Florian Wieder te kiezen. Een veilige keuze die nogal teleurstellend uitpakte: een LED-vloer en een LED-wand, veel meer was het niet.

Het ontwerp van Montinaro is daadwerkelijk een ruimtelijk ontwerp te noemen. De verlichte schillen kunnen naar verluid bewegen en het geheel doet op een hele prettige manier denken aan de legendarische decors van Roland de Groot, vooral die eerste in 1970. Nederland lukte het niet om de eigen reputatie in Eurovisie Songfestivals waar te maken, Italië pakt de handschoen op.

Meer info over het ontwerp, beeldmateriaal en conceptart vind je op het Eurovisionblog: ‘Stage design for Eurovision 2022’ . Op de website van Montinaro is meer te lezen over de uitgangspunten achter haar werk en beeldmateriaal van haar decors voor onder meer het Sanremo festival.

Dan the bad: de Beeldengeluidwiki.nl gaat per 2 mei op zwart. De site wordt wel bewaard en schijnt na 2 mei intern bij het Nederlands Instituut nog raadpleegbaar te worden. Het is nog niet duidelijk of het een tijdelijke situatie is of dat het doek definitief valt. Meer informatie volgt hoop ik binnenkort. Ik probeer in de tussentijd zoveel mogelijk van de lemma’s met betrekking tot de NTS/NOS hoofdafdeling ontwerp te bewaren en op een of andere wijze weer openbaar beschikbaar te maken. Even geduld a.u.b.

beetje Kerstmis heel het jaar

Een zeldzaam fragmentje, bewaard gebleven op VHS en door een verzamelaar online gezet. Een van de animaties die Frans Schupp maakte voor de KRO in 1974. Er waren verschillende vormen en kleurstellingen, met muziek van Joop Stokkermans en altijd opgebouwd uit de vierkantjes met diagonaal kruis. Daarvoor had Schupp zich naar eigen zeggen laten inspireren door de hekken met soortgelijk patroon in Vatiaanstad. Dit pakket was tot en met 1977 in gebruik.

Ik vond in het jubileumboekje van de KRO naar aanleiding van hun 60-jarig bestaan (A.F. Manning, 1985) onderstaand versje van liedjesschrijver Michel van der Plas:

Kijk daar komt dat boompje weer,
dan dat dakje en elke keer
bij dat luikje denk je: O
da’s KRO.

Beetje Kerk en beetje altaar
beetje Kerstmis heel het jaar
Nou, wie dat is raad je zo:
de KRO

He, nog één keer als het mag:
boompje, huisje, vleugje Bach,
Beetje Credo en Hojo,
Dag KRO.

Maar het was de KRO blijkbaar nog niet kerstig genoeg, want op 24 december 1975 kwamen er nóg kerstiger variaties op het scherm. Met hulst, kransen en sterren onder een laagje sneeuw. Ook daar is een fragmentje van bewaard gebleven!

Een zalig kerstfeest!

Els Salomons – programmatitel niet bekend

Uit de nalatenschap van televisiedecorontwerper Els Salomons (1939-2015) zijn een aantal decortekeningen naar boven gekomen. De bedoeling is die bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid onder te brengen, maar dan is het fijn als de tekeningen gekoppeld kunnen worden aan een televisieproductie. En daar zit een probleem. 

Doorgaans staat op een decortekening rechtsonder in de hoek een keurig blokje met programmatitel, productienummer, opnamedatum, regisseur en ontwerper. Helaas lijkt het bij deze tekeningen te gaan om voorstudies, die waarschijnlijk later zijn overgenomen op de voorbedrukte NTS/NOS papieren -met de informatieblokjes. Kortom, er zijn een aantal bijzondere ontwerptekeningen bewaard gebleven, maar welke televisieprogramma’s horen erbij? 

Een decor waarvan je wilde dat het geen decor was zodat je er in kon gaan wonen of op z’n minst op zaterdagavond een jazzconcert kon beleven onder het genot van een veel te dure cocktail. Deze tekeningen zijn al eerder op de site gepubliceerd, maar dat heeft nog niet geleid tot de gouden tip. Wie heeft een idee welk waanzinnig futuristisch programma dit kan zijn?

Hoeveel televisieproducties spelen zich af in een autospuiterij? Toch is het nog niet gelukt de programmatitel te achterhalen. Wie herkent dit decor?

Hoeveel televisieproducties zijn er waarin een reiskoets een prominente rol speelt? Toch is het nog niet gelukt de programmatitel te achterhalen. Bij wie gaat er een belletje rinkelen?

Bij deze schets staan zelfs een aantal bijbehorende foto’s van de NTS-fotodienst. Helaas ontbreekt ook daar een productienummer. Herkent iemand een van de acteurs, of is er een andere aanwijzing te vinden waaruit de titel van deze historische eenakter te achterhalen is?

Deze kostuums zijn ook al eerder onder de aandacht gebracht, maar ook hier nog geen succesvolle match. De kostuums zijn voor een serie die zich afspeelt in Friesland rond 1850. Dat valt af te leiden uit de klederdracht, de namen (Roorda, Jacoba, Jildou, Herema) en ook uit een aantekening achterop een van de tekeningen (Gerlach costumes Leeuwarden / Doelenstraat) Maar voor welke productie zijn deze kostuums bedoeld? Wanneer is deze productie uitgezonden en door welke omroepvereniging?

Update 15-2-2022: de tekeningen van de garage zijn waarschijnlijk voor miniserie (4 afl) Zo goed als nieuw. Firma de Kreukelaar VARA 1969-1970. Regie Nick van den Boezem, scenario Ton Capel.

Testbeeld

Een fascinatie voor het testbeeld bracht me afgelopen maandag in het boeiende gezelschap van kunstenaar Markus Genesius en Sergio Derks, conservator van het Philips Museum. Buiten op het Strijp-S terrein in Eindhoven, voor de gevel van het Videolab, stond in een hoogwerker Markus te werken aan een reusachtige mural geïnspireerd op het testbeeld. Op de reling van het bakkie in de ene hoek een flinke berg gebruikt schilderstape, op de vloer een lading verfbussen en onder handbereik een aantal printjes van oude testbeelden.

Binnen vertelde Genesius bij een kop koffie over hoe het testbeeld op zijn pad kwam. Als grafiti-artist liet hij zich doorgaans inspireren door de omgeving, letters, het oppervlakte. Maar toen moderne kunstgaleries in toenemende mate interesse toonde voor zijn werk, begon hij ook op canvas te werken. Tijdens een grotere expositie, waar hij meerdere werken liet zien, realiseerde Markus dat een rode draad ontbrak. Die rode draad vond hij uiteindelijk in het testbeeld. Na tien jaar is zijn werk daardoor buitengewoon herkenbaar geworden. En de fascinatie is nog niet over, de kleuren, de cirkel en vierkanten, maar ook bijvoorbeeld de beeldlijnen van het scherm, moiree en ruis, het zijn ingrediënten waar hij nog jaren mee voort kan, vertelt hij desgevraagd.

Hij werkt nog op de manier van een graffiti-artist, intuïtief en zonder schets, zelfs gigantische murals, zoals die op de gevel van het Videolab ontstaan bij voorkeur uit de vrije hand. Ter referentie en inspiratie bekijkt hij zo nu en dan in de hoogwerker wat afbeeldingen van testbeelden die hij meestal bij zich draagt. Vaak is dat het Philips kleurentelevisietestbeeld, bekend als PM5544, maar ongelukkig genoeg pakt hij net op het moment dat de fotograaf van het Eindhovens Dagblad op bezoek is het Duitse ARD testbeeld. Oeps! Verschillende oud-Philipsmedewerkers klimmen in de pen voor een boze brief. De kunstredacteur van het ED voelt zich geroepen om het relletje te sussen, het is immers helemaal niet de bedoeling dat er een letterlijke reproductie van PM5544 op het gebouw komt te staan, het is een geheel nieuw werk en de kunstenaar maakt zelf wel uit waardoor hij zich laat inspireren. Stiekem genereert het relletje natuurlijk mooie aandacht voor het project dat door de Eindhovense culturele kwartiermaker Dave van den Berg is opgezet naar aanleiding van 70 jaar televisie. Zeventig jaar landelijke televisie, nuanceert Sergio Derks, want televisie begon natuurlijk al eerder, in Eindhoven!

Sergio neemt ons aan de hand van een aantal foto’s mee op een vogelvlucht van die eerste experimentele uitzendingen vanuit het NatLab. We zien op de foto’s het eerste testbeeld op de muur hangen, zwart-wit uiteraard. Het blijft fascinerend om te zien hoe daar in dat mini studio’tje de proto-vormgeving van de Nederlandse televisie al aanwezig was. Het testbeeld, dan het wapperende vlaggetje met Philips-embleem, omroepster Jeanne Roos naast een bosje bloemen. Voor haar tafeltje staat nog een titelkaart met een grafische achtergrond, mogelijk gebruikt voor overgangen. Al deze elementen gaan in 1951 met Erik de Vries, Jan Castelijns, Piet Beishuizen, Wim van Vlerken, Harry Heuts en andere Philips-mensen mee naar Studio Irene in Bussum.

Uiteraard hebben Markus, Sergio en ik het over het PM5544 testbeeld, dat, in tegenstelling tot eerdere testbeelden een electronisch tot stand gebracht beeld is, geen titelkaart dus. Alle onderdelen: het ruitpatroon, de dunne witte cirkel, de kleurenbalk, de zwart-witte streepjes, hebben een functie. En dat maakt het wellicht tot zo’n sterk ontwerp, Form follows function is immers het adagium in design. Sergio en ik filosoferen over het testbeeld als een symbolische deur naar de wondere wereld van televisie, een moment van rust en anticipatie voor- en na de drukte van de uitzendingen, maar voor Markus gaat het echt om de vormen en de kleuren, naar televisie kijkt hij nauwelijks.

Markus laat zich overigens niet beperken door de vormen en kleuren van testbeeld, ze vormen het uitgangspunt, maar geen absolute randvoorwaardes. En wat het kleurpalet betreft kan hij natuurlijk niet anders dan zich die vrijheid permiteren, want PM5544 is opgebouwd uit licht (red green blue) en de verf die hij gebruikt uit pigmenten (rood geel blauw). Dat verschil, tussen additieve (licht) en subtractieve (pigmenten) kleurmening is altijd een groot issue geweest voor de televisievormgevers. De eerste landelijke televisiedecorontwerper en latere chef van de Hoofdafdeling Ontwerp Peter Zwart zal er zich zijn hele televisiecarrière mee bezig houden. Vanaf de eerste uitzendingen brengt hij, in samenwerking met technische staf van de NTS en de gedetacheerde Philipsmedewerkers, in kaart hoe de echte kleuren in e studio over komen op de zwart-witmonitor. Een probleem is bijvoorbeeld een witte blouse, waar vanwege de licht ongevoeligheid van de eerste camera’s heel veel licht op staat. Het wit weerkaatst licht en straalt over. Witte blouses worden voortaan in thee geweekt. Een ander voorbeeld; als een actrice in de studio in een gekleurde jurk tegen een grijze decorwand staat, bestaat de kans dat jurk en decor in de huiskamer precies dezelfde grijstint zijn. Thuis ziet men alleen een zwevend hoofd en los dansende handen. Zwart ontwikkelt hiervoor een kleurenkaart die helpt dit soort problemen te voorkomen. Met behulp van de kleurenkaart kun je controleren wat de grijswaarde van een kleur is. Verder selecteert Peter Zwart een beperkt aantal grijstinten, zodat in de decors en grafiek die de eerste jaren in grijstinten geschilderd zijn – dat bespaart veel geld – altijd voldoende contrast waar te nemen is.

Als Philips in 1964 de plubicom kleurencamera’s ontwikkelt, worden diverse mensen van de omroepverenigingen en de NTS uitgenodigd om in de studio in Waarle, waar het Natlab inmiddels naar toe is verhuisd (nu is Waalre opgenomen in de gemeente Eindhoven) te komen kijken en experimenteren. Peter Zwart is een van die mensen. Kleurentelevisie is een openbaring voor de creatieven van decor en grafisch ontwerp, maar er zijn wel een aantal hindernissen te nemen die wederom te maken hebben met de vertaling van subtractieve naar additieve kleuren. Zwart gaat op zoek naar ‘betrouwbare’ kleuren, dat wil zeggen; kleuren die zowel in de studio als op beeld hetzelfde resultaat hebben. Zo kom je bij het ontwerpen van een kleurenpalet niet voor akelige verrassingen te staan. Een nieuw kleurensysteem en bijbehorend verfmengsysteem ziet al snel het licht. Op de boekjes die aan alle creatieven van de hoofdafdeling Ontwerp en de decorateliers worden uitgedeeld, prijken zowel het Philips als het NTS (in latere versies het NOS) embleem.

Ik schets de hele geschiedenis in grote stappen en toon snel de kleurenstalen en boekjes van het opleidingsinstituut van de NTS/NOS, want Markus moet weer aan het werk. Ik weet nog wel te vertellen dat na Peter Zwart, die zich al uitermate lang, grondig en uitvoerig in deze kleurenproblematiek had gestort, zo’n tien jaar later alles nog eens opnieuw werd gedaan door Herman Meijer. Blijkbaar is er iets met kleuren en televisie waar mensen zich een beetje in kunnen verliezen. Markus snapt dat wel, zo legt hij uit dat hij eens voor een opdracht in Spanje ontdekte dat daar de kleuren van zijn vaste verfleverancier Montana anders waren. Dat was een vreemde ervaring waaruit bleek dat hij toch wel erg sterk gehecht was aan zijn ‘eigen’ kleuren.

Voor Markus komt alles samen in deze mural hier op de geboortegrond van het testbeeld. Het brutalistische gebouw is het perfecte canvas en met de historische informatie van Sergio Derks en mijzelf stapt hij weer in de hoogwerker om nog een paar uur door te spuiten. Zaterdag 2 oktober, de jubileumdag van 70 jaar landelijke televisie, is het af en wordt het onthult. In het Philips Museum worden dat weekend nog een aantal van zijn werken tentoongesteld en zijn er leuke activiteiten in het kader van 70 jaar landelijke televisie.

Meer info: