Poème électronique

Dinsdagavond gaf Kees Tazelaar een lezing op uitnodiging van het NIMk en de Nan Hoover foundation over zijn onderzoek naar en reconstructie van audiovisuele kunstwerken. Hij vertelde onder andere over het Phillips paviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel 1958. Philips wilde daar haar elektronische apparatuur demonstreren “die een nieuwe kunst met onbegrensde mogelijkheden inluidt, namelijk het elektronische samenspel van licht, kleur, beeld, woord en muziek in de ruimte.” De hiervoor aangetrokken architect Le Corbusier stelde een team samen bestaande uit architect Iannis Xenakis, componist Edgar Varèse en cinematograaf Philippe Agostini. Zij werkten in Eindhoven maanden lang aan het gezamenlijke kunstwerk. Het ‘Poème électronique’ was een groot succes, naar schatting bezochten z’n 2 miljoen mensen het audiovisuele spektakel. Na de tentoonstelling werd het paviljoen afgebroken en viel het ‘Poème électronique’ uiteen.

Tazelaar vertelde uitgebreid over zijn onderzoek naar en reconstructie van het ‘Poème électronique’. Met alle herontdekte puzzelstukken en nieuwe inzichten maakte Tazelaar en een internationaal team van onderzoekers een virtuele versie van ‘Poème électronique’. Het paviljoen werd in virtual reality nagebouwd en in die ruimte werden geluid en beeld opnieuw geprojecteerd. Deze reconstructie benadert de ervaring die de bezoeker van het echte paviljoen in 1958 gehad zal hebben. Het project werd in 2005 afgerond, maar op de website is nog het een en ander aan onderzoeksmateriaal te vinden en in onderstaande reportage zijn enkele fragmenten van de virtuele versie te zien.

Opvallend aan het ‘Poème électronique’ vind ik dat geluid en beeld minder synchroon lopen dan wij in 2011 gewend zijn. Op de mastertape met de muziek stonden ook sporen die aanwijzingen gaven voor film en licht, zo valt te lezen op oa. wikipedia. Maar vermoedelijk verliep de elektronische aansturing van de projectoren minder goed dan de bedoeling was of werden ze toch gewoon handmatig bediend. Dat laatste lijkt aannemelijk als ik kijk naar het script voor de uitvoering (in bovenstaande reportage te zien op 4:20).

Dit script is een lijst gebaseerd op seconden. Per periode van vijf seconden staat globaal beschreven wat er te zien is, bijvoorbeeld: “Ballet van mechanische elementen afgewisseld met dieren, ogen van uilen, stieren, etc.” Daarnaast een lijstje nummers die corresponderen met de desbetreffende dia’s, glasplaatjes en/of filmfragmenten. Aan de opmaak van het document te zien, corresponderen deze nummers niet direct met de seconden ernaast. Het script beschrijft dus niet seconde voor seconde het tijdschema van het evenement, zoals in de reportage gezegd wordt. Binnen vijf seconden moesten technici dus een aantal dia’s, kleuren of films laten zien, maar op welke seconde precies of bij welk geluid stond niet beschreven. Bovendien staan er op het script geen annotaties met betrekking tot belangrijke veranderingen in de muziek. Dat verklaart waarom de muzikale en de visuele composities in de uitvoeringen van 1958 naar huidige maatstaven verre van synchroon liepen. Wellicht stond synchroniciteit niet hoog op de agenda. ‘Poème électronique’ is immers een kunstwerk van meerdere kunstenaars -met name Le Corbusier en Varèse- die elk hun persoonlijke signatuur op het werk hebben achtergelaten.

Wat is de betekenis van het ‘Poème électronique’ voor hedendaagse kunst en vormgeving? In 2009 organiseerde het mediakunstfestival STRP in Eindhoven een bijeenkomst over deze vraag en ook de laatste editie van het festival besteedde aandacht aan het kunstwerk. In het programmaboekje van STRP 2011 staat: “In dit multimediakunstwerk ‘avant la lettre’ wordt met beeld, geluid en licht een utopische toekomst geschetst door de komst en beschikbaarheid van nieuwe technologieën.” Het ‘Poème électronique’ wordt gezien als een van de eerste multimediale kunstwerken en is dus een belangrijk ijkpunt voor deze specifieke vorm van kunst. Maar tegelijkertijd wijst het werk vooruit, naar een toekomst waarin nog veel meer mogelijk zal worden.

Het recente autonome werk van Jaap Drupsteen valt in deze traditie en toekomstvisie te plaatsen. In zijn video-mappings op orgels komen eveneens architectuur, muziek en beeld bijeen. Dankzij de technologische kennis van Drupsteen is de synchronisatie van geluid en beeld tot in de honderdste seconde precies. Zijn laatste optreden tijdens het Beeldbuisfestival in Zwolle is geen gezamenlijk kunstwerk, Drupsteen componeerde zowel het beeld als de muziek (orgel en elektronisch). Dat deed hij ook nog eens grotendeels gelijktijdig, dat wil zeggen dat de muziek bepaalde beeldelementen direct digitaal beïnvloedde. Met behulp van video-mapping software mat hij de de vorm van het driedimensionale orgel, zodat de projectie van het beeld daarop afgestemd kon worden. Van dit soort geavanceerde mogelijkheden konden de technici van Philips in 1958 alleen maar dromen. Maar dat betekent niet dat multimediale kunst nu uitontwikkeld is. Pioniers zoals Le Corbusier, Varèse en Drupsteen zullen altijd de grenzen van wat mogelijk is op blijven rekken.

Reageer