Grafisch geluk 6: Symposium

Afgelopen donderdag (19 januari) vond het symposium Grafisch Geluk plaats, een van de vele evenementen die Museum Hilversum rond de gelijknamige tentoonstelling organiseert. Het symposium is het resultaat van een samenwerking met de afdeling grafisch ontwerp van de HKU. Het werk van studenten hangt in de tentoonstelling op de etage met ontwerp van hedendaagse grafici. In korte filmpjes laten studenten zien voor hun het grafisch geluk zit. Voor de tentoonstelling zocht het museum daarnaast ook samenwerking met stichting Premsela en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Doordat dit instituut de depots opende, zijn op de derde etage de ontwerpen voor televisie van Frans Schupp en Jaap Drupsteen te bewonderen. Volgens Stef van Breugel, directeur van het sympathieke en kleine museum zijn dit soort samenwerkingen onontbeerlijk voor het voortbestaan van Museum Hilversum.

Carolien Glazenburg
De eerste presentatie was van Carolien Glazenburg, conservator grafische vormgeving van het Stedelijk Museum Amsterdam. Deze presentatie was nagenoeg gelijk aan haar openingslezing (die is terug te lezen bij Items). Daarin wijst zij opdrachtgevers uit de culturele sector op hun rol in de ontwikkeling van het vakgebied. Verder adviseerde ze de aanwezige studenten om zich te verenigen en haalde daar aan de les die Wim Crouwel leerde bij een bezoek aan een groot Engels ontwerpbureau, aan:’institutions like to talk to institutions’.

Jaap Drupsteen; pionieren buiten het boekje
Erwin Slegers, hoofd van de afdeling Grafisch ontwerp van de HKU, vertelde dat hij vroeger nooit televisie keek. Behalve op zondag, naar de VPRO. Hij groeide op met de leaders van Jaap Drupsteen en die waren ook bepalend voor Slegers’ beroepskeuze. Een mooie anekdote over de invloed van een ontwerper die al bijna vijftig jaar in het vak zit en niet te stoppen lijkt.

Drupsteen ziet zichzelf echter niet als een pionier: ‘op het moment zelf heb ik dat niet zo goed in de gaten. Ik zie mezelf meer als een dwaalgeest. Ik probeer gewoon mijn ideeën te verwezenlijken. Veel praten met mensen, kansen zoeken en de uitkomst is toch altijd weer heel anders. Ik dwaal altijd erg af. Het loopt, zeker bij bewegend ontwerp, altijd zwaar uit de hand’, aldus Drupsteen. Misschien is hij onbedoeld/onbewust een pionier, maar hij gaat wel altijd bewust buiten het boekje. Op het gebied van technologie laat hij zich niet beperken tot de mogelijkheden die in de handleiding staan. Zelfs zijn eigen laptop waarmee hij filmpjes laat zien, moet ‘belazerd’ worden, zodat het apparaat precies doet wat de ontwerper wil.

Drupsteen had maar een krap half uurtje (‘meestal smeer ik gemakkelijk drie of vier uur vol’) en liet natuurlijk als eerste de VPRO leaders zien. Het blijft mooi om naar de reacties van studenten te kijken -er waren er veel in de zaal- die deze filmpjes voor het eerst zien. De grappen die Drupsteen uithaalt met de verwachtingen van de kijker wekken nog steeds een gulle lach op. Drupsteen had in die tijd (en nu nog steeds) geen doelgroep voor ogen, hij maakt dingen omdat hij overtuigd is van zijn idee: ‘Pas als het af is, weet je of het aankomt.’ In dit opzicht is hij zeker ook een kunstenaar te noemen. Drupsteen: ‘Het is killing als iemand van te voren gaat bedenken wat ik zou moeten maken.’ Wel belangrijk is dat de opdrachtgever een duidelijke probleemstelling formuleert. Bij de VPRO was dat Jan Blokker die een hekel had aan de ingesleten traditie van de omroepster, die in het autocue-loze tijdperk met ‘doodsangst in haar ogen’ de teksten op probeerde te zeggen.

Verder liet hij een aantal muzikale producties zien; van Doe Maar tot avant-gardistische muziek van Schönberg. Drupsteen: ‘Na afloop stonden er 20 mensen in de rij om me te bedanken. Ze hoorde voor het eerst de muziek van Schönberg zoals hij die bedoeld had.’ De visuele structuren, ritmes, bewegingen, vormen en kleuren verbeteren de auditieve interpretatie van het stuk: ‘De ogen helpen de oren’. Drupsteen vergeleek deze abstracte muziekvisualisaties en zijn concertregistraties gebaseerd op opnames vanuit de orkestbak met grafisch ontwerpen: ‘het snijden in het beeld, het over elkaar leggen van beelden, veranderen van kleuren; het gaat om het maken van composities’. Terloops en droogjes merkt hij nog wel op dat hij ook wel ‘echte’ grafische ontwerpen heeft gemaakt, ‘postzegels, paspoort, bankbiljetten, dat soort dingetjes’.

Maar de belangrijkste lijn in zijn carrière is natuurlijk de muziek en het bewegend beeld. In de jaren zeventig was hij nog afhankelijk van muziek die door derden aangeleverd werd. Geen ideale situatie volgens Drupsteen. Nog steeds in de weer met de allernieuwste technieken maakt hij nu zelf de muziek bij de graphics. Hoewel hij geen tijd meer had om het ons te laten zien/horen verzekerde hij ons dat het ‘echt swingt’ en ‘helemaal te gek’ is. Klassieke, rustige muziek is het bepaald niet; toen Drupsteen (1942) en Piet Jan Blauw (1944) samen een house-optreden verzorgde in 2008 omschreef de VPRO Gids 48-2008, hen als “bonkende beat bejaarden.” Voor de nieuwsgierigen: Drupsteen geeft een optreden bij wijze van finissage van Grafisch Geluk op zondag 5 februari (of bekijk zijn recente werk op zijn website).

Jonas Staal
De derde spreker was Jonas Staal. Hij is, net als Drupsteen, lastig in een hokje te plaatsen. Ze hebben beide een duidelijke lijn in hun carrière: bij Drupsteen is dat de muziek en bij Staal de politiek. Staal begon zijn presentatie met de Duitse Joseph Beuys. Deze politieke kunstenaar introduceerde het fenomeen ‘sociale sculptuur’. Zo’n sociale sculptuur is te zien als een gezamenlijk kunstwerk van burgers waarmee getracht wordt de samenleving te verbeteren. Deze sociale interpretatie van het kunstenaarschap leidde tot de stelling: ‘Jeder mensch is ein Künstler’. Beuys was tevens (mede)oprichter van een aantal democratiseringsbewegingen, waaronder onder andere de politieke partij Die Grünen.

In Nederland komt het gedachtegoed van Die Grünen het meest in de buurt van dat van GroenLinks. Mariko Peters bijvoorbeeld maakte zich hard voor de Wet Openbaar Bestuur, met het idee dat een echte democratie geen geheimen kent. Peters en Staal namen deel aan de sociale sculptuur Allegories of Good and Bad Government. Deze werd gehouden in de sobere ruimte van galerie W139 in Amsterdam waar vier kunstenaars en vier politici gedurende vier dagen en nachten opgesloten zaen om te debatteren over kunst en democratie. Hun gesprek werd door notulisten opgetekend en vervolgens openbaar gemaakt. Met één aanpassing; de uitspraken werden geanonimiseerd. De kunstenaars en politici gaven hun auteurschap op voor een hoger doel en zo ontstond een echt collectief werk. In een ultieme democratie is immers iedereen gelijk en zou iedereen bij kunnen dragen. Net zo goed als iedereen een kunstenaar is, geldt ook de stelling van Staal: ‘Jeder mensch ist ein Politiker’.

fotograaf Martin van Dalen

Toevallig ontstond enkele weken later, vlak bij W139 een soortgelijke sociale sculptuur, Occupy Amsterdam. Deze vertoonde naast de tentjes nog een aantal andere opvallende gelijkenissen met Allegories of Good and Bad Government: de democratische structuur, idealisme, openheid en gelijkwaardigheid. Staal en een aantal andere kunstenaars sloten zich aan bij de beweging.

Duidelijk is dat Staal’s kunstenaarschap weinig te maken heeft met papier, vorm, typografie of kleur, de zaken waar een grafisch ontwerper zich mee bezig houdt. Net zo goed als Glazenburg de culturele sector wijst op hun verantwoordelijk voor het designvak, wijst Staal ontwerpers op hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de samenleving. Hij schetste een beeld van de ontwerper als ‘een yup op Eames meubilair’, zonder politiek engagement. Hoe kan een ontwerpbureau dat zichzelf in de avant-garde plaatst (Designpolitie) ook een campagne ontwikkelen voor een politieke partij (VVD) die die avant-garde niet gunstig gezind is, vroeg Staal zich af in de discussie op het symposium. Staal is overigens net zo kritisch over de kunstwereld die door hem omschreven wordt als een ´surplus-markt´. Kosten voor materiaal, productie en arbeid staan in geen enkele verhouding meer tot de opbrengsten. Kunstenaars, ook degenen die een bepaald politiek engagement claimen te hebben, functioneren in deze perverse markt en houden het systeem in stand. Er zijn maar heel weinig kunstenaars zoals Staal die zich hieraan willen onttrekken.

Felix Janssens – Total Identity
Staal’s politieke positie wekte ook de rest van de middag discussie op. Het contrast met de eerste spreker na de lunch was groot. Felix Janssens, creatief directeur van Total Identity gaf een kleine blik op de geschiedenis van het bureau. Opgestart in 1963 als het eerste multidisciplinaire ontwerpbureau in Nederland (Total Design), met het idee dat het zou moeten concurreren met de grote Engelse communicatiebureaus. Dat werd een succes zoals we allemaal hebben kunnen zien in diverse publicaties die er over Total Design verschenen en de onlangs in het Stedelijk Museum gehouden expositie van het werk van Wim Crouwel. Janssens liet enkele grote cases voorbij komen, zoals Randstad, de Gruyter en PAM/SHV. Hij liet ook een foto zien van de Aesthedes, een –in 1983- geavanceerde en peperdure grafische computer die verder alleen bij de Staatsdrukkerij en NOS Grafisch ontwerp in gebruik was. Een interessante illustratie van hoe goed het dit bureau verging (al bracht de investering Total Design aan de rand van het faillissement).

Janssens verdeelde de geschiedenis van Total Design/Total Identity op in een aantal fasen. Na een periode van radicaal functionalisme (tot jaren tachtig), volgde een periode met wat gevarieerdere vormgeving, experiment en hier en daar zelfs wat versiering. Vanaf 1995 zijn het steeds vaker complete identiteitsprogramma’s en begon het bureau onderscheid te maken naar doelgroepen en op de context waarin de ontwerpen functioneerden. Nu houdt het bureau zich steeds meer bezig met ‘brandrelevance en connectivity’.

Een opvallende case, die kritische reacties opriep, was kennisplatform The Grounds voor luchthaven Schiphol. De luchthaven wenste een groener imago. Total Identity stelde geen zogenaamde ‘greenwashing’ campagne voor, maar ontwikkelde een kennisplatform. Daar is het de bedoeling dat wetenschappers, burgers, leken en vertegenwoordigers van de luchthaven en industrie met elkaar in discussie gaan en kennis uitwisselen over het verduurzamen van de luchtvaart. Janssens wil met deze case illustreren dat ook bij commerciële opdrachtgevers je als ontwerper ook creatieve vrijheid kan nemen én krijgen. Hij heeft moeite met de moralistische houding van veel ontwerpers die met name voor de culturele sector werken, uiteindelijk beslissen ontvangers van de boodschap zelf of ze mee gaan met de ideeën van Schiphol. Het doel van de ontwerper is de opdrachtgever voorzien van zo goed mogelijke communicatie. Wanneer het designdiscours zich alleen beperkt tot wat er speelt in de avant garde en de culturele sector, verliest het hele vakgebied zijn relevantie, zo stelde Janssens.

Niki Smit – Monobanda
De rest van de middag bestond uit kortere presentaties van kunstenaars, ontwerpers en mensen uit het vak. Niki Smit vertelde over de aanpak van studio Monobanda op het gebied van game design. Dit is overigens een van de grootste afdelingen binnen de HKU en een grote industrie in Nederland. Een groeiend en inspirerend vakgebied en daarom het onderwerp van de volgende tentoonstelling bij Museum Hilversum.

Veel spellen zijn lineair opgezet. De speler krijgt een doel, obstakels, hulpmiddelen en ten slotte een beloning. Skyrim, een van de populairste spellen van dit moment, heeft ook zo’n opzet. De spelers moeten een waslijst van opdrachten uitvoeren, ‘een boodschappenlijstje afwerken’, noemde Smit dat. Hoewel de wereld van Skyrim er prachtig uitziet en de makers hun best hebben gedaan om de opdrachten zo boeiend mogelijk te maken, is volgens Smit het leukste van dit soort spellen het ‘modden’. Door handigheidjes en trucjes kun je als speler een aantal dingen naar je hand zetten. Zo kun je bijvoorbeeld je avatar temidden van 25.000 rollende kazen van een berg af laten rennen. Dat lijkt veel meer op spelen dan het afwerken van ‘het boodschappelijstje’.

In plaats van die lineaire structuur proberen ze bij Monobanda het echte spelen te faciliteren en stimuleren. Experimenteren, variëren, zonder doel en met je handen, kortom spelen zoals kinderen dat doen. Die manier van spelen is leerzaam en prikkelt de fantasie. Met deze ideeën in het achterhoofd ontwierp Monobanda een bijzonder spel, Mimicry. Spelers maken met hun handen een landschap in de zandbak, dat wordt real-time gescanned en in kleur weer terug op het zand geprojecteerd. Spelers kunnen met stipjes door dit landschap navigeren en de regels mogen ze verder zelf verzinnen.

Ruben Abels – DesignArbeid
De missie en visie DesignArbeid getuigt, net als het werk van Jonas Staal, van een duidelijk politieke bewustzijn en idealisme. Zo is te lezen op de site: ‘Grafisch ontwerp verhoogt de leefbaarheid door in de publieke ruimte communicatie tussen mensen onderling en hun omgeving te bevorderen.’ DesignArbeid heeft eveneens deelgenomen aan Occupy Amsterdam, maar Ruben Abels gebruikte zijn 20 minuten om zijn toekomstvisie aan ons te tonen. Daarin zijn het digitale en fysieke leven compleet geïntegreerd. Hij schetste veel voordelen, zo ben je nooit meer je sleutels kwijt bijvoorbeeld omdat de chip in je tas een waarschuwing geeft als je ze vergeet. Abels stelde zelfs dat de overheid overbodig wordt. Alles kan immers geregeld worden door middel van financiële algoritmes. Burgers melden een kapotte lantarenpaal en het algoritme zorgt ervoor dat er een monteur en de verdeelsleutel voor de betaling bepaald wordt.

Maar deze ontwikkelingen hebben natuurlijk een keerzijde. Mensen verworden tot een cluster van merken en producten, en als alles in hun leven is afgestemd op hun eigen behoeftes is er dan nog wel oog voor de ander? Bovendien hebben we in de prachtig vormgegeven documentaire Money & Speed (VPRO, 2011) al kunnen zien dat algoritmes lang niet zo betrouwbaar zijn als wij denken.

Joyce Guley – Knust/Extrapool
Joyce Guley die sprak namens Knust, de grafische werkplaats van Extrapool, keerde juist terug naar het verleden. Op deze werkplaats in Nijmegen beperken de grafici zich tot de techniek van de Riso-print. De geschiedenis van die manier van drukken gaat lang terug, Guley liet beelden zien van oude en zelfs draagbare exemplaren uit de jaren vijftig. Ze werden bijvoorbeeld op kantoren gebruikt voordat de fotokopieermachine zijn intree deed.

Bedstee van Knust, door Jan Vos en Ditte HavingaKnust produceert drukwerk in opdracht, maar initieert vooral zelf opdrachten en evenementen. Een beetje zoals Steendrukkerij De Jong & Co. – wiens 100 jarige bestaan de aanleiding vormde voor de tentoonstelling en het symposium Grafisch geluk- dat deed. De werkplaats staat open voor samenwerking met nieuwe, jonge kunstenaars en biedt deze ook een knusse slaapplek aan die behangen is met Riso-print behangpatronen uit de eigen collectie. Knust laat zien dat vernieuwing en experiment ook wel kunnen varen bij beperkingen en oude ambachtelijke technieken.

Daan Roosegaarde – Studio Roosegaarde
Daan Roosegaarde en zijn studio gaan juist wel weer aan de slag met nieuwe technieken. Zij creëren ruimtelijke en interactieve werken en vermengen kunst en technologie. Alles wordt in huis geprogrammeerd en ontworpen, ‘zoals Yves Klein zijn eigen verf mengde’ en er wordt in teamverband gewerkt, ‘net als op het atelier van Rembrandt’, aldus Roosegaarde. Een bekend werk is Dune, een reeks sprieten die licht geeft en geluid maakt in reactie op mensen. Wat het werk zo ‘engaging’ maakt is dat de reactie van Dune niet voorspelbaar is, het imiteert als het ware een levend organisme. Door het (schijnbare) gebrek aan regels nodigt het mensen juist uit om ermee te spelen, zoals Niki Smit van Monobanda het voor ogen heeft.

Leuk aan Roosegaardes presentatie was ook het kijkje achter de schermen van het ontwerp proces, of zoals hij het omschreef: ‘where beauty meets the bullshit’. Een installatie van Dune kreeg de benodigde subsidiegelden omdat Dune zeer energiezuinig is: 60 meter Dune is 60 Watt. En ook het laatste project, -jurken waarvan de transparantie toe of afneemt in interactie met de draagster van de jurk- had de Studio een mazzeltje. De producent van de het transparante materiaal had aanvankelijk geen interesse in samenwerking. Zijn vrouw kreeg de jurken onder ogen en overtuigde hem. Zodoende konden er een nieuwe serie kledingstukken gemaakt worden. Adembenemend mooi zijn de Lotus wanden die reageren op warmte en licht. Maar, Studio Roosegaarde initieert ook idealistische projecten. Zo zagen we spannend ontwerp van een snelweg die energie opwekt. Daar gaan we hoop ik nog veel van horen.

Hans Peereboom – Spinhex
Hans Peereboom van Spinhex & Industrie kwam ook met een futuristische noviteit; een hybride van een analoog boek en een virtuele iPhone app. Iets simpeler gezegd; een boek (titel: The Next Ten) waar je een iPhone in kunt schuiven. Een bijzonder hoogstandje op het gebied van het boekenvak. Het boek en de applicatie werden ontworpen en betaald door marketingbureau Fritzroy. Is dit de toekomst van het boek? Terwijl je door het boek bladert zie je tegelijkertijd het bewegend beeld (zou een waardevolle toevoeging zijn geweest voor Vorm van vermaak!), zeker een innovatievere oplossing dan een dvd’tje in het boek plakken.

Joost Overbeek – Overburen
Joost Overbeek - Design enzo (2008)Joost Overbeek van ontwerpstudio Overburen, begon zijn presentatie met de vraag: Moet design sociaal-maatschappelijk betrokken zijn? Een vraag waar ook Jonas Staal, Felix Janssens en andere sprekers zich al aan hadden gewaagd, maar Overbeek ging daar op geheel eigen wijze op in. Nee: een ontwerper kan de wereld niet verbeteren, behalve dan door lelijke producten te ontwerpen. Een lelijke auto bijvoorbeeld: ‘dan ga je toch minder vaak de weg op.’ Deze en andere relativerende teksten en beelden over grafisch ontwerpen zijn terug te zien en lezen in de bundeling van zijn hilarische columns ‘Design enzo’ (BIS Publishers, 2008) die ik iedereen aan kan raden.

Koert van Mensvoort – NextNature
Aan Koert van Mensvoort de eer om het symposium af te sluiten. Als filosoof, kunstenaar en meer houdt hij zich met name bezig met de relatie van mens en natuur. Nu is hij niet de eerste filosoof om de klassieke dichotomie natuur-cultuur aan de kaak te stellen, maar als kunstenaar weet hij daar op bijzondere wijze vorm aan te geven. Hij introduceert het begrip NextNature; de mens controleert steeds meer de natuur en tegelijkertijd is onze cultuur zo complex aan het worden dat de mens er de controle over verliest.

In de nano supermarkt, ‘een rijdende supermarkt noir’ bieden Van Mensvoort en andere kunstenaars een aantal producten aan die het beste van de natuur en cultuur in zich verenigen. Een algen-lamp, muurverf waarvan je de kleur kunt veranderen, een twitter implantaat voor in je kies die continu informatie over je fysieke gesteldheid twittert. Een reeks fictieve producten bedoeld om discussie op te wekken. Wat is ethisch verantwoord, hoe ver kunnen we gaan in het modificeren van de natuur, onze leefomgeving en zelfs ons eigen lichaam? Van Mensvoort’s presentatie was een prikkelende afsluiter van een inspirerende dag.

Grafisch geluk
Veel sprekers op het symposium werkten niet met papier, drukinkt of andere grafische middelen, maar iedereen liet wel zien waar ze als ontwerpers/kunstenaars het geluk vandaan haalde: innovatie, buiten gebaande paden treden, de wereld verbeteren.

De tentoonstelling bij Museum Hilversum is te zien tot 5 februari. Er is nog één lezingen avond in het museum op 31 januari met Niessen & De Vries en René Knip. Jaap Drupsteen verzorgt op 5 februari een spectaculair optreden waarmee de tentoonstelling feestelijk afgesloten wordt.

Reageer