Ontwerpassistentes over de magie van het werken bij decor

Ruim een jaar geleden, op 12 augustus 2014 om precies te zijn, vond een kleine decor-reuni plaats met Annechien Braak, Adine van den Bosch, Ellen Dekker en Liesbeth Jimmink. Vier vrouwen die gelijk na hun afstuderen op de afdeling decorontwerp aan de slag gingen als ontwerpassistent en/of decorontwerper en die er ook ongeveer gelijktijdig weer mee stopten. Ik schoof aan om te horen hoe zij terugkijken op hun periode op de afdeling.

Ellen en Adine kennen elkaar van de opleiding architectuur aan de KABK in Den Haag. Beide willen graag bij de NOS komen werken en sturen een sollicitatiebrief. Ellen: “Ik ben daarna wel drie keer op gesprek geweest bij Cor Straatmeyer, hij twijfelde. Toevallig liep Misjel Vermeiren langs en dat was mijn redding. Het leek hem wel gezellig, een stagiair. Hij had heel veel werk, deed altijd meerdere opdachten tegelijkertijd dus daarna bleef ik hem assisteren.” Adine wordt gekoppeld aan Hub Berkers die dan de Sterrenshow doet. Adine: “Het was achteraf gezien heel bijzonder, met Willem Ruis en elke keer weer zo’n giga-decor, maar het lag me niet. Jaap Binnerts, die bij Hub op de kamer zat, kreeg dat in de gaten en toen ben ik ‘overgestapt’.”

Liesbeth en Annechien komen van de Rietveld academie. Annechien: “In het eerste jaar van de opleiding scenografie kreeg ik een rondleiding door het decorcentrum. Ik vond het fantastisch, daar wilde ik absoluut werken! In het derde jaar liep ik stage bij Dorus van der Linden, maar die stage telde niet mee voor de opleiding. Het was immers geen theater. Toen ben ik overgestapt naar de richting audiovisueel, dat was veel vrijer en daar zeiden ze gewoon: doe wat jij wilt!” Op de eindexamenexpositie van de Rietveldstudenten komen Dorus, Cor Straatmeyer en anderen van de afdeling kijken. Liesbeth: “Ik had een goed afstudeerwerk en kreeg de opdracht voor een decor voor het programma Vloedlijn (RVU, 1985), ik werd gelijk in het diepe gegooid.”

Een vast contract zit er voor alle vier niet in, maar er is veel werk midden jaren tachtig. Het bestaan als freelancer heeft zijn nadelen, Annechien: “Je bent zo goed als je laatste werk”. Bovendien zitten ze niet bij afdelingsvergaderingen en hebben ze geen stem in de Programma Verdeel Commissie. Maar de nadelen wegen niet op tegen de voordelen. Adine: “Het was heel bijzonder. Je verzon iets, zette het op papier en dan werd het ook daadwerkelijk uitgevoerd, precies zoals je het bedacht had. Alle materialen, alle technieken en fantastische vakmensen stonden tot je beschikking. Dat was magisch.”

De NOS is ook in de jaren tachtig nog een mannenbedrijf. De jonge vrouwen gaan daar verschillend mee om. Ellen: “Als ik er nu op terugkijk, was ik erg onzeker en niet op mijn gemak. Ik probeerde het aardige, aantrekkelijke meisje te zijn, altijd een rokje aan, en beleefd lachen om al die platte grappen. ‘Kan jij een beetje timmeren? Zullen we dan een wipje maken?’” Adine: “Ik was daar niet zo door geïntimideerd, ik liep meestal in een tuinbroek.”

De ontwerpassistenten worden vooral ingezet bij grote producties, zoals historische drama-series of speelfilms, om de decorontwerpers bij te staan. Er zit een groot sociaal aspect aan dat werk, beamen ze alle vier. Liesbeth: “Je trekt dagenlang met elkaar op. Rekwisieten zoeken, lijsten maken, planningen bijhouden, de hele organisatie als er op meerdere lokaties opnames waren…” Ellen: “Dus het was ook wel erg belangrijk dat het klikte, dat het gezellig was. Wat dat betreft hadden de mannelijke freelancers het misschien wel lastiger.”

Rob Bogaerts / Anefo - Nationaal Archief De koningin mocht wel komen op de premiere van De aanslag, de NOS-crew niet.

Rob Bogaerts / Anefo – Nationaal Archief
De koningin mocht wel komen op de premiere van De aanslag, de NOS-crew niet.

In de jaren tachtig werkt een aantal decorontwerpers van de afdeling regelmatig voor Nederlandse speelfilms. Annechien assisteert Dorus onder andere bij De aanslag (Fons Rademaker, 1986). Annechien: “Iedereen was tot op z’n tandvlees gegaan, Dorus, ik, iedereen bij de NOS die erbij betrokken was, wekenlang, non-stop, alles uit de kast. Tijdens de montageperiode hoorden wij niets meer van de productie, maar in de pers werd het groter en groter. Zo groot dat er op de premiere geen plek meer was voor de crew. Dorus mocht komen, maar ik niet. Want de producenten en al die lui die het goed doen op een rode loper die gaan dan voor. Ik vond dat een ontluisterende ervaring, ik was wel even klaar met film. Later hebben Dorus en ik zelf een borrel voor de NOS-crew georganiseerd.” Liesbeth, die Dorus assisteerde bij De ratelrat (Wim Verstappen, 1987) en De kassiere (Ben Verbong, 1989) herkent dat: “Film was echt een andere wereld dan tv, hard, kil en extreem competitief.”

Bezoekerscentrum Primoso in Gulp waar Dorus van der Linden als artdirector namens NOB Decor voor werkte. Door financieel wanbeheer van de opdrachtgever liep het project uit op een faillissement.

Bezoekerscentrum Primosa in Gulpen waar Dorus van der Linden als artdirector namens NOB Decor voor werkte. Door financieel wanbeheer van de opdrachtgever liep het project uit op een faillissement.

Na verloop van tijd krijgen de vier vrouwen kinderen. Ellen: “Daar mocht je het niet over hebben, dat je je kinderen op moest halen of dat er een ziek was. Dan zei ik dat ik een afspraak had, dat klonk wel interessant. Het was voor mij ook wel een van de redenen om te stoppen. Ik heb tot ongeveer 1997 nog freelance opdrachten aangenomen, maar ik was al een opleiding tot tekentherapeute aan het volgen en dat contrasteerde zo met elkaar, dat ik toen definitief met decor gestopt ben.” Liesbeth: “Mijn laatste project was het Primosa-project met Dorus. Daarna besloot ik na een medische ingreep dat ik meer tijd met mijn kind wilde doorbrengen. De slechte afloop van het Primosa-project, waar Dorus erg onder leed, was ook niet bepaald een reden om weer terug te verlangen naar dat werk.”

Annechien maakte in 1992 de overstap naar productie, dus bleef bij de televisie, maarin andere functie: “Het is in de film- en tv-wereld zo dat de medewerkers heel erg loyaal zijn aan een productie. Dat was bij de decorontwerpers zeker het geval. Zij hadden geen privé-leven, ze leefden voor hun werk, gingen altijd tot het uiterste. Het is dan heel erg pijnlijk om er achter te komen dat die loyaliteit van je werkgever – de NOS en de omroepverenigingen – niet wederzijds is. Je vliegt er gewoon uit omdat iemand van bureau McKinsey dat zegt. Wat er in de jaren negentig bij de decorontwerpers gebeurde, heb ik later nog vaak gezien gebeuren en ik heb het als producent zelf ook meegemaakt.”

Maar van spijt is absoluut geen sprake. Adine: “De research die erbij kwam kijken was zó leuk, je moest je helemaal verdiepen in de vreemdste werelden, heel veel onderzoek doen en je er helemaal in onderdompelen. En dan was het weer klaar en gelijk door naar de volgende productie!” Annechien: “Daarom vond ik bijvoorbeeld Iris (Mady Saks, 1987) heel erg leuk om te doen. Ik wist op een gegeven moment echt alles van het leven en werk van een veearts! Ik heb nog steeds heel veel plezier van alle kennis die ik door al dat soort research heb opgedaan.”

Meer lezen over Adine, Annechien, Ellen en Liesbeth? Biografieen en oeuvrelijsten van deze ontwerpassistenten/decorontwerpers vindt je in de Beeldengeluidwiki.nl via deze links: