Decors van Dorus: Orlow Seunke

Kijktip: NPO Cultura staat deze week in het teken van het oeuvre van Orlow Seunke. Dorus van der Linden heeft een aantal maal met Seunke samengewerkt en stuurde mij deze herinneringen: 

“De korte film Pim en zijn hospita (1979) was mijn eerste kennismaking met de jonge, net van de filmacademie komende, regisseur Orlow Seunke. Ik was hem toegewezen als artdirector omdat de film werd gemaakt met medewerking van een omroepvereniging. Orlow had, zoals héél veel mensen uit de filmwereld, een grote achterdocht ten aanzien van mensen uit ‘het Hilversumse’. Werken bij de televisie was daar geen aanbeveling!

De eerste set die hij kwam bekijken was een slaapkamer waarin een koperen tafeltje met een driedelige make-upspiegel met daaromheen gedrapeerd ‘n soort kerstlampjes. Langs de spiegel had ik oude foto’s van filmsterren bevestigd, waaronder Buster Keaton. Daar was Orlow zeer mee in zijn sas. Toen ik hem vertelde dat ik met de eigenaar van de lokatie had afgesproken dat die de komende nachten in het bed in deze set zou slapen om zo de vouwen in de lakens (uit het NOS textielmagazijn) weg te krijgen, was Orlow pas écht overtuigd van mijn capaciteiten.

Orlow speelde zelf Pim, de hoofdrol in wat een serie korte films zou worden. In een van de afleveringen moest hij dronken in een Amsterdamse gracht fietsen. Toen ik op de rekwisietenlijst een fles wodka zag staan ben ik toch even met hem gaan praten. “Ja, als ik dronken moet spelen moet ik toch dronken zijn” zegt hij. Ik heb toen geantwoord: “Dus als je ‘n een-armige moet spelen gaat de zaag erin?” Dat zette hem denk ik toch aan het denken…

Ik heb daarna nog enkele afleveringen van Pim met.. met Orlow gedaan, en daarna korte films als Prettig weekend mijnheer Meyer (1977), Met voorbedachte rade (1978) en zijn eerste speelfilm De smaak van water (1982).  Ikzelf beschouw De smaak van water als de mooiste en meest indringende film waaraan ik heb mogen meewerken.

De smaak van water vertelt over een meisje (gespeeld door Dorijn Curvers) wat door haar ouders in een kast is opgesloten en wordt gevonden door een soort sociaal werker (Gerard Thoolen). Hij trekt zich haar lot aan, neemt haar op sleeptouw en daardoor stelt hij zijn huwelijk in de waagschaal. Bij het maken van het interieur in een oude diamantslijperij in Amsterdam vond ik het bijna voor de hand liggen dat het erg traditioneel zou zijn en dat er zwaar Christelijke afbeeldingen aan de muur hingen. Duidelijk herinner ik mij een Christus-portret met doornenkroon.

Er was voor deze productie een zeer beperkt budget beschikbaar, de medeproducenten van Orlow waren medestudenten van de filmacademie. De ouders van Orlow deden de catering en speelden zelfs nog ‘n rolletje in de film. Een van de (dramatische) scenes waarin een kind bij zijn ouders (gespeeld door de ouders van Orlow) wordt weggehaald heb ik helemaal zwart/wit ingericht met kramten in plaats van behang op de muren, ik herinnerde me dat uit mijn jeugd dat de muren werden vóórgeplakt met kranten waarna van behangen, uit armoede, jaren niets kwam. Door deze, ook financieel noodzakelijke soberheid heeft de film een beetje ‘n Oost-Europese sfeer gekregen.

De binnenkant van de kast waarin het kind ‘woonde’ als een dier, kon voor mij niet verschrikkelijk genoeg zijn. Nadat decorbouwer Willem de Leeuw op mijn aanwijzingen de binnenkant onderhanden had genomen, heb ik ongeveer een week lang etensresten uit de NOS-keuken mee naar de set genomen en daar de wanden van de kast mee bewerkt. Geen fris werkje maar het moest mijns inziens te gruwelijk voor woorden worden. Toen de opnamen begonnen stond dan de schimmel op de wanden en stonk het verschrikkelijk, Dorijn Curvers heeft speciaal een tetanus-injectie gekregen om er niet ziek van te worden. Bij het zien van de film in de bioscoop had ik de indruk de binnenkant van de kast nog te kunnen ruiken.”

Dorus van der Linden

 

Fischinger is overal (2)

Oskar Fischinger inspireerde vele generaties kunstenaars. Zo ook de onbekende Nederlandse animatiefilmer Maarten Visser ( overleden in 2009). Zijn werk is geschonken aan filminstituut EYE en daarom kunnen we er tijdens het IFFR van genieten. De films worden vertoont op de videowall in de Foyer van de Rotterdamse Schouwburg, van 24 januari t/m 2 februari, tussen 17:45-18:15.


Visser beperkte zich tot het gebruik van vierkante tegeltjes. Maar binnen die beperking wist hij prachtige films te maken, waarbij vooral de zachte kleuren en de schilderachtige kwaliteit van de beelden opvallen. Net als Fischinger wilde Visser met bewegende kleuren en abstracte patronen visuele muziek maken. Hoewel de techniek anders is, doen de animaties van Visser me het meest denken aan Fischingers Motion Painting No. 1 (1947). Fischinger schilderde hier telkens over het vorige beeld heen, Dat heeft natuurlijk iets destructiefs want Fischinger ‘vernielt’ telkens weer een prachtige compositie door er een nieuwe krul of een nieuw vlak overheen te plaatsen. De toeschouwer is getuige van de gelijktijdige schepping én vernietiging van een werk. Hoewel Visser dus (beschilderde) mozaïektegeltjes gebruikt refereert de manier waarop hij zijn composities maakt aan deze dualiteit: de beeldcomposities ontstaan geleidelijk en worden geleidelijk doorgebroken tot er een nieuw beeld is ontstaan. Ik merk dat ik als toeschouwer op sommige momenten wil dat de film langzamer of sneller gaat, of dat ik de maker aanwijzingen wil geven: ‘iets meer rood in de rechterhoek graag.’ Maar natuurlijk gebeurt dat niet. Je wordt gedwongen je om je eigen voorkeuren voor kleur, vorm, beweging en vlakverdeling los te laten en je over te geven aan de wil van de filmmaker.

Meer lezen over Maarten Visser bij EYE, meer kijken kan op het MaartenVisserFilm YouTube-kanaal.

tv-versierders

Michel van Dijk maakte deze mooie collage voor het symposium ‘TV versierders’ in 2008

Morgen is het alweer vier(!) jaar geleden dat ik bij Beeld en Geluid ‘TV versierders‘ organiseerde, een symposium over televisievormgeving. Onder deze misschien wat oneerbiedige titel lieten wetenschappers Esther Cleven en Charles Forceville, audiovisueel ontwerpers Jaap Drupsteen, Oscar Luyer, Rob van den Berg en Frans Lasès zich uit over het hoe, wat, waarom en wanneer van televisievormgeving. De bedoeling van het symposium was om meer bekendheid te geven aan het onderwerp en de historische bestudering ervan.

Ik was zelf destijds vol goede moed begonnen aan een promotieonderzoek naar de huisstijlen van de omroepverenigingen op televisie. Zo’n onderzoek kan best in eigen tijd, mits je daarnaast een stabiele part-time baan kan bemachtigen. Nou ja, dat laatste lukte dus niet zo goed. De afgelopen jaren leefde ik van projecten en tijdelijke klusjes, hield ik me bezig met lesgeven, de geschiedenis van de Nederlandse filmtrailer en kindertekeningen uit de Tweede Wereldoorlog en nu duik ik weer in de filmtitelsequenties. Ondertussen schreven Roy en ik natuurlijk het boek Vorm van vermaak en startten we deze website. Allemaal heel erg mooi, maar van het wetenschappelijke onderzoek kwam weinig meer terecht. Het was geen makkelijk besluit om het promoveren op te geven, aan de andere kant schept het weer ruimte voor nieuwe plannen en projecten.

Voor de site verandert er niet veel. We blijven schrijven over televisievormgeving en motion graphic design, maar het spectrum zal zich zo nu en dan verbreden naar andere onderwerpen op de gebieden vormgeving en populaire cultuur. Wil je op een of andere manier bijdragen? Wil je je nieuwe ontwerpen laten zien, een stukje schrijven over je favoriete tv-leader, iemand interviewen of heb je gewoon iets moois gevonden waar je meer over wil weten? Mail me!

Georges Méliès en Hugo Cabret

Afgelopen weekend heb ik eindelijk Hugo gezien, het 3D spektakel van Martin Scorcese over het jongetje Hugo Cabret en filmmaker George Méliès. Nu hoefde ik eigenlijk helemaal niet zo lang te wachten, het was alleen dat de voorpret en daarmee de verwachtingen nogal hoog opliepen door een aantal vertoningen op  het International Film Festival Rotterdam.

Ten eerste zag ik daar Serge Bromberg’s filmprogramma Retour de flamme (Gered uit de vlammen). Bromberg verzamelt en restaureert oude nitraatfilms die hij in de bioscoop aan elkaar praat. Hij vertelt bijvoorbeeld over de vergankelijkheid van film. Een van de redenen dat er veel film verloren is gegaan, is de extreme ontvlambaarheid van nitraatfilm die Bromberg live laat zien door een stukje film in de fik te steken. Voor je met je ogen kunt knipperen zijn de tien frames op het stukje film verschrompeld tot bijna niets. Het is niet voor niets dat de Nederlandse collecties nitraatfilm van het EYE filminstituut en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in een bunker in de duinen liggen opgeslagen. Bromberg maakt er een vermakelijke show van en speelt live piano bij de stille films. Retour de flamme laat niet alleen oude films zien, maar doet dat ook nog eens op de manier waarop de filmprogramma’s aan het begin van de vorige eeuw er ongeveer uit hebben moeten zien: met spektakel, humor en muziek.

Bromberg vertelde over verschillende technieken en oplevingen van de stereoscopische 3D-techniek in de filmgeschiedenis. Enkele memorabele voorbeelden: een reclamefilm uit 1939 van Charley Bowers waarin een Plymouth sedan in elkaar wordt gezet. Om de haverklap vliegt er een auto-onderdeel in je gezicht. Nog flauwer, maar met iets meer verhaal is Third Dimensional Murder uit 1941. “Meanwhile in Russia” had men de techniek ook perfect onder de knie, misschien wel beter dan de Amerikanen. Alleen bleef er voor screenplay geen budget over: de ‘Parade of Attractions’ bestond dus uit kitscherige opnames van vogeltjes, vissen en jongleurs. Bijzonder leuk waren de animatiefilms in 3d, zoals Disney’s Adventures in Music: Melody (1953) en Pixar’s Knick Nack uit 1988 (helaas online alleen in 2d). Vooral in het eerste filmpje zag je wat mij betreft de meerwaarde die 3D kan hebben voor een animatiefilm: de grafische tekens die in cartoons en animatie onzichtbare dingen weergeven als beweging en muziek, zijn in 3D nog vele malen effectiever.

Ook veel effectiever in stereoscopie zijn de filmtitels. Deze zijn in de klassieke Hollywoodfilms al sinds de jaren dertig min of meer driedimensionaal. De letters zijn in perspectief geïllustreerd of ze zijn met behulp van andere effecten 3D gemaakt. Zo werden letters op glazen platen gelegd zodat er een schaduw ontstond en er waren speciale titel-machines die titelkaarten snel heen en weer bewogen. Over deze vervaagde opname van de tekst werd dan nogmaals de scherpe letter gezet, met ook het effect van diepte of een beweging. (Dit effect wordt uitgelegd in Piet Schreuders’ Hollywood at Last, VPRO: 1979) Die schaduw had vooral een praktische reden: witte letters over een bewegend beeld zijn veel beter leesbaar met een slagschaduw. Maar er zijn nog wel meer vrij voor de hand liggende redenen waarom de filmtitels van het scherm moeten springen. Net als bij de grafische tekens in animatiefilms, zijn de filmtitels dus eigenlijk het beste te zien in stereoscopisch 3D. Bij Third Dimensional Murder (zie hiernaast) was alleen de eindtitel echt 3D, de begintitels nog niet want vóór de film kreeg het bioscooppubliek in 2D instructies hoe de bril op te zetten (“red glass, right eye”).

Hoogtepunt van Retour de flamme waren drie korte filmfragmenten van George Méliès Star-films in 3D. Hoe kan dat? Méliès’ films waren zo succesvol dat ze ook op grote schaal geplagieerd en gekopieerd werden, met name in de Verenigde Staten. Hij verzon een truc.  Méliès was ten slotte in eerste plaats een uitvinder en illusionist. Hij nam zijn films op met twee camera’s tegelijk. Zo had hij twee negatieven, één voor Europa en één om naar de VS te sturen. Dit was een snellere oplossing dan kopieën van het negatief te laten maken en die te versturen. Bovendien was de kwaliteit ook beter gewaarborgd. Zonder dat hij het wist was Méliès zijn films in 3D aan het opnemen. Zo rond 1920 verloor het cinema-publiek interesse voor Méliès fantastische films. Berooid en gedesillusioneerd verbrandde hij al zijn werk. In de afgelopen 100 jaar hebben filmliefhebbers als Bromberg op zolders en kelders van bioscopen en archieven gelukkig nog aardig wat kopieën weten terug te vinden. Van drie films wist Bromberg Amerikaanse én Europese fragmenten te achterhalen. Met deze kopieën reconstrueerde Bromberg enkele fragmenten in stereoscopisch 3D. Zo kwamen we een stapje dichter in het universum van de filmtovenaar Méliès.

Bromberg vertelde na Retour de Flamme in een IFFR-talkshow nog iets meer over Méliès en zijn meest bekende film Le voyage dans la lune (1902). Deze film speelt een belangrijke rol in het boek The Invention of Hugo Cabret, waar de film Hugo op is gebaseerd. Jules Verne’s De la terre à la lune uit 1865 vormde een directe inspiratiebron voor Méliès Le voyage dans la lune, de overeenkomsten tussen de boek-illustraties en de film zijn groot. Bromburg merkte op dat Jules Verne (die overleed in 1905) ondanks de grote populariteit van de film, hem misschien helemaal nooit heeft gezien. Dat is niet zo gek stelde Bromburg. Film werd in die tijd gezien als een verderfelijk vermaak en gevaarlijk bovendien. De warme projectorlamp en het licht ontvlambare nitraatmateriaal zorgde regelmatig voor ernstige branden. Al met al niet echt bevorderlijk voor de reputatie van film. We weten dus niet hoe Verne dacht over Méliès toe-eigening. De film werd in ieder geval een internationaal succes en ook vele malen nagemaakt en illegaal verspreid.

In 1993 vond Bromberg in Barcelona onverwachts een ingekleurde kopie van Le voyage dans la lune. De filmrol was in slechte staat en het duurde tot 2011 dat er genoeg geld, expertise en technische mogelijkheden beschikbaar kwam om te starten met de restauratie. Deze gigantische onderneming is vastgelegd in een documentaire die, samen met de gerenoveerde kleurenfilm, te zien was op het IFFR. Filmen in kleur was nog niet mogelijk in 1902, maar regelmatig kleurde men filmkopieën met de hand in. Dat was een kostbare zaak: in een fabriek beschilderden zo’n honderd vrouwen frame-voor-frame direct de verf op de filmrol, zo leren we uit de documentaire. De filmrestaurateurs moesten ruim honderd jaar later ook beeldje-voor-beeldje te werk gaan met Le voyage dans la lune. Bijna elk frame was beschadigd. Gelukkig zijn er van de eerste science-fictionfilm ter wereld nog meer, meestal incomplete kopieën bewaard en en kon de film zo plakte men de film als een puzzel weer digitaal in elkaar. Het Franse duo AIR componeerde een nieuwe soundtrack en zo is Le voyage dans la lune na 110 jaar weer meer dan bioscoop-waardig.

Na deze voorpret was het afgelopen weekend dan eindelijk tijd om Hugo in 3D te gaan zien. Gelukkig maakte de film de verwachtingen waar. Alleen al het openingsshot is een bezoek aan de bioscoop waard. De prominente rol voor treinen, klokken en film schetsen een prachtig beeld van de jaren dertig van de vorige eeuw. Sommige scenes lijken meer in dienst te staan van het visuele effect dan van het verhaal, maar als het er zó goed uitziet dan vergeef je dat de filmmaker graag. Voor filmliefhebbers en historici zitten er veel mooie momenten in de film, zoals wanneer Méliès (gespeeld door Ben Kingsley) en zijn vrouw een filmvertoning van de gebroeders Lumière bezoeken. Voor de film werden de Star film Studio en vele filmsets van Méliès nagebouwd waar we hem zien regisseren en acteren in fantastische kostuums. Ook zeer geslaagd zijn de hommages in Hugo aan een aantal scenes uit de filmgeschiedenis; zoals Hugo die aan de stationsklok hangt en de trein die in zijn nachtmerrie op ons af komt stormen. Die scenes –Safety Last (Newmeyer en Taylor: 1923) en L’arrivée d’un train en gare de La Ciotat (Gebr. Lumière: 1896)- zijn eveneens als film in de film te zien. Nog meer hommages staan beschreven op FXGuide.com, als ook alle special effects in de film. Maar eerst naar de bioscoop als je hem nog niet hebt gezien!