aanvulling op de lezing over Peter Zwart

Willy van Hemert heeft in zijn boek Bekijk het maar. 25 jaar televisiebelevenissen (1977) de kennismaking met Peter Zwart heel amusant beschreven.
Het boekje is tweedehands nog goed te krijgen voor een paar euro (bijvoorbeeld via Boekwinkeltjes.nl) en is echt een aanrader voor iedereen die meer wil lezen en zien van televisie in de jaren vijftig en de mensen achter de schermen.

‘Kijk’, zei Peter Zwart

‘Tsja,’ zei Broecks tijdens onze eerste bijeenkomst [van de VARA tv-sectie], ‘als we dan toch aan televisie gaan meedoen dan zullen we iemand moeten hebben, die de decors maakt, vrees ik.’ Hij zal het wel anders gezegd hebben, want hij zit niet voor niets in de Eerste Kamer. Daar kom je niet in, als je je zo onparlementair uitdrukt, maar het kwam er in elk geval op neer en hij had natuurlijk helemaal gelijk. Er viel een aarzelende stilte. Bij een radiohoorspel kun je volstaan met een grintbak, een windmachine en een paar halve kokosnoten om paardegetrappel na te doen, maar bij televisie kan je ook wat zien.
Iedereen keek naar mij. Ik was ten slotte de enige, die via Fritz Hirsch, Bouwmeester en het Leidsepleintheater een toneelachterlandje had. Waar ik de moed vandaag gehaald heb, om in plaats van een van de gevestigde toneelontwerpers iemand aan te bevelen die ik maar twee keer ontmoet had, weet ik niet. Misschien ben ik makkelijk te beïnvloeden of te overdonderen, misschien drijf ik soms te veel op intuïtie. Zeker is, dat ik geweldig geïmponeerd was door een bijzonder onbeleefde bonk, die ik op een avond, toen ik de hond uitliet, tegen het lijf liep.Hij stelde zich niet voor, maar ik ben er natuurlijk toch achter gekomen dat hij Peter Zwart heet. De hond liep de tuin in van een vage kennis, een dame die in het angstige bezit was van zes waakzame ganzen. Op hun woedende gekwaak en gegak kwam de dame naar buiten en bood me koffie aan voor de schrik, want ganzen zijn indrukwekkender dan je zou verwachten. ‘Het is een beetje een rommeltje’, zei ze, want de vloer lag bezaaid met schilderijen.
‘Ja,’ zei een slordige man in een grijze stofjas, ‘het wordt tijd, dat je eens een paar behóórlijke schilderijen koopt.’ – ‘Van jou zeker,’ antwoordde ze – ‘Ja, zeker van mij. Bij mij zie je tenminste wat het voorstelt en laat die man die hond aan de lijn houden, anders heb je zo een scheur in je dure Mondriaan.’ En zonder naar mij te kijken: ‘Jij hóúdt zeker van Mondriaan, he? Geef mij maar een Larens interieurtje van Dooyewaard.’
Hij stond op, zette de Mondriaan tegen de muur en begon voorzichtig met wat waarschijnlijk zeepsop was over een tweede schilderij te aaien.
‘Ik doe er nog twee en morgen kom ik ze vernissen.’ Hij kneep de spons uit. ‘Kijk eens even! In geen jaren wat aan gedaan. De mensen zijn geen goede schilderijen waard. Dat komt omdat ze ze kopen als geldbelegging. Als je van iets houdt, onderhoudt je het ook. Barst van de vliegepoep. – Ik ga zo naar huis, ik wil nog een paar uur hakken, anders komt die monnik nooit af. – Heb ik je verteld, dat ik opdracht heb gekregen voor een glas-in-lood-raam? – Wou ik een allegorie van de Vrede van maken. Maar het zijn verdomd lastige lui, het zal wel weer een maagd in een soepjurk moeten worden.’ Hij keek me aan: ‘Ben jij ook een soort artiest?’
‘Dat is Willy van Hemert,’ zei mijn gastvrouw, ‘van die radioprogramma’s PS.’
‘Ik luister nooit naar de radio,’ bromde de man, ‘waardeloos.’
‘Hoe weet u, dat het waardeloos is, als u nooit luistert?’ wou ik vragen, maar dat leek te voor de hand liggend. ‘We gaan eerstdaags met televisie beginnen,’ zei ik dus maar. Hij keek niet op of om.
‘Kijk, zie je hoe het licht terugkomt? Als er een laag vuil op zit, wordt zo’n raampje net het oog van een oud wijf. Kijk, zie je, nou zijn de vliegestront en het vet en de rookaanslag, nou is het ‘t oog van een jonge meid geworden.’ Hij zette het schilderij weg. ‘Televisie!’ hij sprak het uit als een schuttingwoord.
‘Ga jij daar aan meedoen?’
‘Misschien, ik hoop het.’
‘Met orthicons?’
‘Dat weet ik niet, wat zijn dat?’
Hij lachte. ‘Het is altijd aardig, als je weet waar je aan bezig bent; ik weet ook het verschil tussen ultramarijn en indigo en hoe je loodwit maakt. Als je ergens mee werkt, moet je weten hoe het in mekaar zit. Als je zin hebt, kom maar eens langs, laat ik je een paar dingen zien. Maar ik zou maar uitkijken met die televisie, bij de BBC, die gang waar de producers hun kamers hebben, weet je hoe die heet, die gang? – officieel? – met naambordje en al? – Ulcerrow, maagzwerensteeg. Of héb je al een maagzweer?’
‘Gehad,’ zei ik, ‘vlak na de oorlog.’
‘Als je morgen komt, heb ik een recept voor je, homeopatisch, helpt altijd. Ik heb ook nog een blauwe maandag medicijnen gestudeerd. Moet je wel ‘s middags komen, is het licht beter. Do, ik maak die rotzooi morgenavond af.’

Toen hij weg was in een grote, oeroude Mercedes, kreeg ik van haar zijn adres. Het bleek een smal doodlopend Larens laantje te zijn. Het huis keek uit over korenvelden. De tuin stond vol met granieten naakt. Een oud, typisch Larens huis, verwaarloosd, behaaglijk en romantisch. Gebeitste vloeren, diepe erkers, een potkachel in een prachtige schouw, een bemost dak, een interieur, dat goed als inspiratiebron had kunnen dienen voor een damesroman. Twee zoons, een dochter, een klein bijzonder spraakzaam vrouwtje, dat omslachtig bezig bleef met redderen zonder er haar verhalen voor te onderbreken, waarop hij beurtelings geïrriteerd en verliefd reageerde. In zijn atelier lag de aanzet van een mozaïek op de vloer, omringd door stenen scherven; er stond een half afgemaakt granieten beeld, waarin ik makkelijk zijn vrouw kon herkennen, stapels schilderijen stonden tegen de muren, er was een werkbank, er stonden zuurstof cilinders, bundels betonijzer, een ouderwetse badkuip vol boetseerklei. Hij hiel mij een tijdje scharrelen. Zijn vrouw bracht thee en begon een verhaal over mensen die er niet toe deden.
‘Lazer op jij,’ zij hij, gaf een klap op haar billen en lachte. Hij greep een houtskoolschets van het Spakenburgse haventje: twee oude botters. ‘Kijk,’ zei ie. Toen een olieverfbloemstuk: ‘Kijk,’ een portret van zijn moeder. ‘Kijk.’ Hij begon over perspectief en ruimtewerking, hij tekende een paard en nog een, rustend, galopperend, steigerend. Hij tekende zoals een ander schrijft. Zó schreef hij een kerk, een straat, een dorpsplein. Hij praatte over materiaal en wat je ermee kon doen. Onderwijl ontstond er met klei en een paar breinaalden een danseres.
‘Wanneer beginnen jullie met die televisie?’
‘In oktober, niks voor jou?’
‘Voor geen goud.’
‘Wat de boer niet kent, hè?’
‘Ken jij het?’
‘Kennen wel, kunnen misschien niet.’
‘Lulkoek.’
Het danseresje groeide.
‘Nee, ik zit vast bij Geesink. Kermesse Fantastique heb ik voor hem gemaakt. Gezien?’
‘Ja.’
‘Ik zeg toch niet dat je het mooi moet vinden? Ik zeg alleen, dat ik vastzit aan Geesink. Ik kan niet alles tegelijk.’
‘Bedank je vrouw voor de thee.’
Toen ik het laantje uitliep, schreeuwde hij me na: ‘Zeg hee, als jullie omhoog zitten, hoor ik het wel, maar dan voor één keer!’ En tijdens die eerste vergadering zei ik dus: ‘Ik weet wel iemand.’

De oudste twee tv-rekwisieten zijn er nog

Repetie De toverspiegel © Beeld en Geluid

Repetie De toverspiegel © Beeld en Geluid

Van het eerste televisiespel op de Nederlandse televisie zijn alleen foto’s bewaard. Er zijn foto’s van de repetitie in het archief van Beeld en Geluid en iemand van Philips maakte bij de uitzending enkele foto’s van het beeldscherm. Op de repetitiefoto’s (hier te zien) zien we de acteurs met blaadjes tekst in de hand, de pianiste rookt een sigaretje en naast de schouw hangen twee lege schilderijlijsten.

Peter Zwart was uiteraard ook bij de repetities aanwezig, hij test bijvoorbeeld de titelkaarten die professor N.A. Halbertsma later zou gebruiken om de werking van televisie uit te gaan leggen. Maar tussendoor moet Zwart toch tijd hebben gevonden om twee portretten te maken. Hij schilderde ze in de stijl van Frans Hals – in zwart wit natuurlijk – voor de zeventiende eeuwse huiskamer in het eerste deel van het televisiespel. De portretten zijn er nog en hangen nu in het atelier van zijn dochter Joanika Ring. Het zijn vermoedelijk de oudste televisie rekwisieten die er nog zijn.

Op 2 april 1977 interviewt VARA-verslaggeefster Jeanne van Munster Peter Zwart. Ze gaat bij hem op bezoek in zijn atelier aan het Rozenlaantje in Laren waar hij zijn werk aan het verzamelen en selecteren in verband met zijn aanstaande tentoonstelling in het VARA-gebouw. Daar zijn onder andere ook de twee schilderijeen hierboven te zien en Peter Zwart vertelt daar het volgende over:

Er was een spel geschreven door Willy van Hemert en daarin ging het over ‘ver zien’. Er was een tovenaar, gespeeld door Van Dalsum die een speciale kijker had, daarmee kon je terugkijken en verkijken. Dat terugkijken, dat deden ze dus door die kijker en dan zagen ze de zeventiende eeuw. En daar had ik een decor voor gemaakt. Het was denk ik kwart voor zeven [een kwartier voor de uitzending zou beginnen] en toen kwam Erik de Vries. Hij vond eigenlijk die ene wand wel verschrikkelijk leeg. Eigenlijk ikzelf ook. Toen zei hij, “daar zou eigenlijk zo’n portret moeten hangen in de stijl van Frans Hals”. Maar ja, hoe kom je daaraan? Dat vind je niet direct. Dus ik heb in arren moede maar een stuk karton genomen en daar even a la Frans Hals een portret geschilderd. En toen de klingel begon te pingelen voor de eerste uitzending, toen werd het op de muur gehangen. Het was precies op tijd klaar. Je ziet ook wel dat het lekker vlot is geschilderd. (Bron: VARA 2-4-1977, Beeld en Geluid, TaakId 553282)

 

Mist

Decorschets van Fokke Duetz voor Eiland in de mist, VARA, 27-6-1956

Foto bij artikel 'Mist maken vat niet mee voor TV' in De Telegraaf van 27-06-1956

Foto bij artikel ‘Mist maken vat niet mee voor TV’ in De Telegraaf van 27-06-1956

Op decorschetsen staat meestal wel een signatuur, titel en een datum. Het lijkt een makkie om zo een tekening aan een uitzending te koppelen, maar toch valt dat niet altijd mee. De titel kan bijvoorbeeld tussen de eerste sfeerschetsen en de uitzending nog veranderen. De datum geeft meer zekerheid, dat is meestal de opnamedatum. Zeker in de jaren vijftig kan je er vanuit gaan dat de opname en uitzenddata gelijk zijn, programma’s werden toen immers live uitgezonden. Zodoende is met behulp van krantenrecensies (online te raadplegen in het archief van historische kranten van de Koninklijke Bibliotheek) of oude omroepgidsen meestal wel te achterhalen wat de uiteindelijke titel van het programma was. Over bovenstaande productie met de werktitel A long Journey is gelukkig veel geschreven. Niet omdat de uitzending nu zo bijzonder was, maar vooral omdat de regisseur van deze thriller, Willy van Hemert, de uitzending gebruikte voor ‘mistproeven’. De dag voor de uitzending repeteerde Anny de Lange en Ton van Duinhoven hun rollen en experimenteerde Van Hemert en de cameramannen met mist. Eerst hingen ze engelenhaar voor de camera. Ook een glasplaat met rookaanslag leverde niet het gewenste effect. Er was zelfs een stellage om de camera’s heen gebouwd waar doorzichtige vitrage aan hing. Het beste resultaat kwam van een dia met mistpatroon die in een houten omkisting om de camera zat (te zien op de foto hiernaast).

duetzIn de Beeldengeluidwiki.nl vind je nog veel meer mooie potloodschetsen en aquarellen van Fokke Duetz uit de jaren vijftig en jaren zeventig uit de collectie van Beeld en Geluid. Bekijk de gallery HIER.

Anne Frank

Op 4 mei 1962 was op de Nederlandse televisie het toneelstuk The diary of Anne Frank te zien. De regisseurs waren Karl Guttmann en Willy van Hemert. Peter Zwart ontwierp het decor, in dit geval de zolder van het achterhuis. Helemaal historisch correct is zijn zolder niet, maar in 1962 was er dan ook geen uitgebreide website waar je vanachter je pc’tje even snel in een 3D versie van het achterhuis kon rondkijken (annefrank.org).