foto’s van het scherm

Er zijn nog steeds mensen die het doen; foto’s maken van het tv-scherm. Tegenwoordig is dat echt een beetje gek, alles is immers online terug te kijken, wordt automatisch gearchiveerd of wordt uiteindelijk wel door iemand op YouTube gezet. Maar hoe verder je terug gaat, hoe minder bewegend beeld er nog is. En dan kan zo’n foto van een tv-scherm ineens weer heel erg bijzonder zijn. Zoals deze van persfotograaf Hans Peters van 16 maart 1973.

Omroepembleem VPRO

Omroepembleem VPRO

Posters van Pim de la Parra

Voor de traileravond bij het Nederlands Film Festival mailde ik met Pim de la Parra omdat we uiteraard van een aantal van zijn films trailers laten zien. Hij stuurde enkele mooie affiches door. Bijzonder spannend is het Duitse affiche voor Bezeten, het gat in de muur uit 1969.

Een andere opvallende is het affiche voor relatiedrama Frank & Eva uit 1973 door Total Design. Ik vond dat wel opmerkelijk want je zou voor de progressieve, alternatieve films van ‘Wim en Pim’ eerder affiches van Jan van Toorn, Swip Stolk of Anthon Beeke verwachten. Maar, hoewel er aardig wat seks in zat, was Frank & Eva van alle $corpio-films misschien wel de minst provocatieve. Het was in ieder geval een film waar een behoorlijk publiek op af kwam. Maar of dat nu door het affiche komt? Net als bij trailers is dat effect helaas niet te meten.

Verder maakte Nicolaas Wijnberg eens een affiche voor $corpio, namelijk die voor Rubia’s Jungle (hier te zien).

Nu we het toch over affiches hebben: het stemmen voor de afficheprijs is begonnen. Meer lezen bij initiatiefnemer van de prijs: Jan Pieter Ekker, stemmen doe je hier. En nog een gratis tip: veel films van Pim de la Parra zijn (voor een schijntje en helemaal legaal) te bekijken via Ximon.nl. En als je de trailers bij deze twee films wil zien -van 35mm op het grote doek- koop dan even een kaartje voor “De filmtrailer: dat belooft wat!” (1 oktober in ‘t Hoogt, Utrecht van 21.00 – 23.30)

Pauze

Michel van Dijk stuurde deze mooie vondst door. Het gaat om een pauzebeeld tijdens een live uitgezonden show van Henk Elsink in oktober 1974. In het theater doen ze natuurlijk een kwartiertje pauze en wat laat je dan op tv zien? Nou ja, gewoon een foto, logo’tje en een klok dus. Lekker rustig en je mist niets als je net als het theaterpubliek even een drankje of een plasje doet!

Via Omroepers.nl

Grafisch Geluk naar China


De tentoonstelling Grafisch Geluk bij Museum Hilversum niet kunnen zien afgelopen winter? Niet getreurd, je krijgt nog een kans. Dan moet je alleen wel naar China. Grafisch Geluk gaat op reis en het werk van Jaap Drupsteen en Frans Schupp zal aan het eind van het jaar in een museum in Nanjing hangen tussen werk van de beste Nederlandse ontwerpers van de afgelopen 100 jaar. Daar word ik wel gelukkig van!

Antoni Muntadas – The Last Ten Minutes II

Op vakantie kijk ik ook altijd even televisie. Zelfs al versta je er niets van, het blijft leuk om verschillen en overeenkomsten te zien. Toon mij uw televisie en ik zeg u wie u bent. Op een tweede tussenstop naar de vakantie bestemming zag ik een installatie van de Spaanse videokunstenaar Antoni Muntadas die precies ging over deze relatie tusen televisie en nationale cultuur. Hij zette drie televietoestellen naast elkaar waarop de laatste tien minuten van televisiestations uit Sao Paulo, Buenos Aires en New York speelden, gevolgd door opnames van het straatbeeld in genoemde steden. In 1977 maakte Muntadas een tweede versie voor de Dokumenta 6 in Kassel met televsie uit New York, Kassel en Moskou. Deze versie is, inclusief documentatie, te zien in het Reina Sofia in Madrid.

De installatie, gemaakt en vertoont in het midden van de Koude Oorlog nodigt uit tot vergelijken:  de mensen in New York (waarschijnlijk Harlem of Brooklyn) zien er heel anders uit dan de mensen op straat in Moskou. Amerikaanse televisie sluit af met een religieuze dagsluiting en het volkslied. In Duitsland gaat men slapen met het laatste nieuws, weerbericht en programmaoverzicht. En vreemd genoeg sluit Rusland af met een onhoorbare omroepster met een mannelijke commentaarstem.

Muntadas zou zijn installatie eindeloos kunnen blijven vernieuwen en aanpassen. Lijken televisiestations steeds meer op elkaar wat betreft programmering en continiuity? Hoe zit het met uitingen van nationale identiteit (het volkslied), en zijn er uberhaubt nog ergens op de wereld omroepsters? Maar de belangrijkste vraag voor het maken van een versie van nu is natuurlijk: zijn er nog wel last minutes te vinden? Bestaan er nog tv-stations die ‘s nachts op zwart gaan?

Terry Gilliam’s archief

Heel fijn nieuws voor liefhebbers van Terry Gilliam’s werk. Zijn dochter heeft de schone taak op zich genomen om zijn archief uit te pluizen ter voorbereiding van een boek en tentoonstelling over zijn werk. En alsof dat al niet mooi genoeg is, houdt zij de wereld op de hoogte van haar vondsten en vorderingen op een blog.

Volgen dus: Holly Dubios Gilliam (twitter: hollydubois)

Interview: Frans van der Aa, deel 2

Vorige week lazen we hoe Frans van der Aa in Hilversum terechtkwam en daar, na één jaar ‘vakgroepbegeleider’ van de grafici, in 1975 als chef hoofdafdeling Ontwerp de leiding kreeg over de grafische afdeling, de decorontwerpers, maquettebouwers en één kostuumontwerper. Het werk van Van der Aa omvatte uiteraard meer dan het zoeken en vinden van de nieuwe chefs voor de onderafdelingen, die in deel 1 ter sprake kwamen.

Terugblikkend op zijn loopbaan bij de NOS is er een terugkerende factor te ontdekken. Van der Aa: “Ik was als chef geen flamboyante persoonlijkheid als Peter Zwart en niet zo’n sociale prater als Jan van der Does. Ik vond dat er een rechtvaardiger beleid moest komen en daar heb ik 18 jaar mijn best voor gedaan.” Dat rechtvaardigheidsgevoel wordt al snel na zijn aanstelling aangesproken. Van der Aa: “In 1974, ik was nog maar net bij de NOS, kwam het verzoek van de directie om een delegatie van grafici van de Zuid-Afrikaanse tv te ontvangen. In Zuid-Afrika heerste Apartheid en er waren zodoende twee soorten televisie. Voor de zwarte bevolking zwart-wit tv met plat vermaak en amusement. Voor de blanke elite hoogwaardige programma’s in kleur. Ik overlegde met de afdeling en we besloten officieel te weigeren. We wilden op geen enkele manier met dit systeem te maken hebben. De NOS directie reageerde: ‘we doen hier niet aan politiek’. Maar het ging natuurlijk niet om politiek, het ging om mensenrechten en rechtvaardigheid. De NOS liet de Zuid-Afrikanen overigens niet weten dat wij ze niet wilden ontvangen. De delegatie [bestaande uit een grafisch ontwerper, een decorontwerpster en een decormanager] kwam dus van de andere kant van de wereld naar de NOS en kreeg een rondleiding over de Keukenhof of zoiets dergelijks. Dàt vond ik pas ongepast. De IKON zond ons een prachtige bos bloemen omdat ze onze beslissing waardeerden.”

Illustratie van Arie Teunissen in de Spreek´Buis #145, 18 oktober 1974. De Spreekbuis schrijft: “decor- en grafisch ontwerpers weigerden het drietal te ontvangen, een verzoek dat door de bedrijfsleiding werd gehonoreerd, zodat deze afdelingen door de Zuidafrikaanse delegatie moest worden overgeslagen, hetgeen – gezien de beroepen van de betrokken bezoekers – op z’n minst een hard gelag moet hebben betekend.”

Een ander soort onrechtvaardigheid ziet Van der Aa in het honoreringssysteem van de NOS. Van der Aa: “Het oude systeem was gebaseerd op anciënniteit, elk jaar kreeg je meer, ongeacht prestaties. Dat betekende dat er steeds minder geld overbleef voor nieuwe jonge krachten.” Van der Aa ontwerpt een nieuw systeem waarin prestaties meewegen en niet elk jaar automatisch loonsverhoging volgt. Onderdeel van het nieuwe systeem is een beoordelingsronde. Een gekozen commissie oordeelde over een eventuele promotie of overgang naar een hogere schaal of klasse. Van der Aa: “Ik herinner me dat vooral de resultaten van de eerste beoordelingsronde met spanning tegemoet werden gezien. Na afloop van alle individuele beoordelingen werd een overzicht gepubliceerd van de nieuwe functie-indelingen van de hele hoofdafdeling. Er stonden hele groepen tegelijk te kijken naar wie waar terecht was gekomen, en er waren hele spectaculaire promoties bij. Sommige ontwerpers, meestal de jongere, maakten promoties van twee klassen, met drie jaar terugwerkende kracht. Dat betekende soms vele duizenden guldens ineens. We gaven zelfs belastingtechnische adviezen om te voorkomen dat ze teveel belasting zouden betalen! Het resultaat van die openheid was dat er na jaren opeens rust was op het gebied van klassen-indeling en salarissen.”

Een andere verandering waar Van der Aa met genoegen op terug kijkt is de totstandkoming van de Electronische Trucage Studio (ETS). Van der Aa: “Rond 1974 begon ik met het plannen van de verhuizing naar het toekomstige mediapark. Het was de bedoeling dat daar een elektronische trucage studio zou komen voor de afdeling Grafisch ontwerp. Met camera’s, een rondhorizon, een trucage/animatietafel. Daarvoor kreeg ik te maken met Piet de Vlaam, het hoofd van de technische dienst. Dat was een autoritaire, uiterst conservatieve man. Hij vond ontwerpers maar langharig werkschuw tuig die zeker niet de beschikking zouden mogen hebben over technische middelen, laat staan geavanceerde. Ik maakte een afspraak om met De Vlaam te praten. Hij liet me eerst drie kwartier wachten, daarna namen we plaats aan een lange tafel, hij aan het hoofd. Allemaal maniertjes om me te intimideren. Ik vertelde mijn plannen voor de trucage studio in het nieuwe gebouw. Nadat ik in ongeveer 20 minuten mijn verhaal had verteld zei hij botweg: “Zolang ik hier zit zal ik er voor zorgen dat dat niet gebeurt.” Officieel had hij mijn verzoek gewoon moeten uitvoeren, ik had budget en mandaat. Hij ging zelfs zo ver dat hij zijn technici verbood om met mij te praten over dit onderwerp. Ik kwam ziedend terug van dat gesprek, te laat voor mijn volgende afspraak bovendien. Er zat een dame op me te wachten die bij me kwam solliciteren als secretaresse. Ik legde uit waarom ik te laat was en ventileerde, in niet al te nette bewoording, mijn frustraties over De Vlaam. Toen ik klaar was, keek ze me beteuterd aan, ‘ik weet het’ zei ze, ‘ het is mijn vader.’ Het leek haar beter voor de situatie thuis als ze maar niet voor mij zou gaan werken. Ondertussen zag ik de nieuwbouw op het mediapark met de dag vorderen, maar ik kon het dus niet inrichten zoals ik wilde. Drie weken na dat gesprek overlijdt De Vlaam. Zijn opvolger, afkomstig van Philips, zei in het eerste gesprek:  ‘We gaan een prachtige studio voor u maken.’”

Nieuwjaarskaart van de grafici: “langharig werkschuw tuig” volgens De Vlaam. Ontwerp: Hans de Cocq, 1977. Via Erna de Cocq- de Ruiter

Van der Aa: “De starre houding van De Vlaam was kenmerkend voor de afstand tussen creatieven en technici bij de NOS. Je zag het wantrouwen overal terug, bij de ondertiteling bijvoorbeeld. De teksten werden uitgetypt op kaarten en die gingen door een machine die ze in beeld zette. De titelregisseur tikte met een potlood en dan drukte de technicus op het knopje zodat de volgende titel in beeld kwam. Het was uitgesloten en ondenkbaar dat de titelregisseur dat knopje zelf in zou drukken, of andersom; dat de technicus besloot wanneer de volgende titel zou komen. De houding van De Vlaam ten opzichte van de ontwerpers was, hoewel zeer extreem, typerend voor de verhouding tussen technici en creatieven destijds.”

Will Bakker maakte vanuit het Hoofdgebouw (tegenwoordig Mediacentrum) tussen 1978 en 1982 meer dan 300 foto’s van de bouw van het nieuwe Film Centrum op het Mediapark in Hilversum. Bakker: “Ik had een kistje gemaakt dat precies op de verwarming paste, waarop een oude kleinbeeldcamera was geschroefd. Die kon dan gewoon blijven staan, want die camera gebruikte ik verder niet meer. Ik heb die animatie overigens kort geleden opnieuw gemaakt, omdat er alleen nog een slechte Umatic versie van over was. De muzikanten die je hoort zijn: Arie Teunissen (collega-ontwerper) op tenorsax, Carlo Delbosq (ook collega) op gitaar en Martin Helm en Peter van der Sande (vrienden van Arie).”

 
In 1978 is het Hoofdgebouw op het Mediapark af en kan de Grafische afdeling verhuizen. De ETS wordt gerealiseerd en intensief gebruikt door de afdeling. In de studio bevindt zich onder andere de allereerste opstelling waar men beeldje-voor-beeldje opnames kan maken op professionele videobanden (BCN). Handig voor het maken van animatie op video, maar ook voor het opnemen van op de computer gerealiseerde beelden. Raymond Le Gué en Peter Struycken werken in de avonden en weekenden van het najaar van 1982 in de ETS aan Het eind = zoek (NOS, 1982), het eerste tv-programma dat geheel op de computer is bewerkt. Ook decorontwerpers als Roland de Groot experimenteren in de avonden of weekenden met  de geavanceerde apparatuur van de afdeling, zoals de Aesthedes. Ondanks alle technische hoogstandjes die de grafische afdeling tot beschikking staan, wordt er trouwens ook nog ouderwets met de hand getekend en geïllustreerd.

foto en bijschrift  uit het verslag van het TV Graphics ’81 in EBU Review van juli 1981

Naast de ETS komt er voor de hoofdafdeling ontwerp een vakbibliotheek en er wordt actief deelgenomen aan internationale congressen. Naar aanleiding van een bezoek aan het Japanse NHK organiseerde de NOS in samenwerking met de EBU het Tv Graphics ’81 congres in Nederland. De huisstijl van het congres was van Frans Lasès en Henk Tilder verzorgden de vormgeving van de congreszaal. Het was met 170 internationale gasten een groot succes. Op zulke bijeenkomsten werd duidelijk dat de NOS voorop liep. Van der Aa: “Qua vormgeving was de afdeling leidend op het Europese vasteland. De BBC was beter, maar de BBC ontwerpers erkenden dat wij tot de besten behoorden. Wel vreemd eigenlijk als je bedenkt dat de afdelingen ongeveer even groot waren terwijl Engeland toch een fors groter land is. Dat ligt aan het omroepsysteem. Bij de BBC was er maar één actualiteiten rubriek en in Nederland heeft elke omroep een eigen rubriek. Dat vraagt veel ontwerpcapaciteit.”

Logo voor TV Graphics ’81 – ontwerp: Frans Lasès

Na de onstuimige groei van de NOS in de jaren zeventig, gaat de rem er halverwege de jaren tachtig op. Er moet drastisch bezuinigd worden op de Publieke Omroep. Dat heeft grote gevolgen voor de facilitaire tak van de NOS. Daarover volgende week meer in het laatste deel van het interview met Van der Aa.

Lees ook deel 1 en deel 3.

Interview: Frans van der Aa, deel 1

Roy en ik spraken voor het boek Vorm van vermaak tientallen decorontwerpers, grafisch ontwerpers en andere mensen uit het vak. We hadden daar nog heel lang mee door kunnen gaan, maar erg moest ook een boek komen… Dus zijn er een hoop mensen die we niet of nauwelijks in het boek noemen. Gelukkig hebben we de website nog!

Vandaag het eerste deel van het verslag van de gesprekken die ik voerde met Frans van der Aa, die tussen 1975 en 1988 chef was van de Hoofdafdeling Ontwerp. Het boek vond zijn weg naar het kleine dorpje in Frankrijk waar hij sinds 2003 woont. Door een knieblessure was hij dit voorjaar aan huis gebonden en had hij de tijd om herinneringen aan zijn periode bij de NOS op te halen.

Het affiche is nog steeds in gebruik (en te bestellen in de webshop), Van der Aa : “mijn ontwerpen zijn niet erg flamboyant, maar wel solide.”

Frans van der Aa, geboren in 1939, volgde de opleiding bouwkunde aan de TH Delft. Daarna werkte hij vanaf 1966 als grafisch ontwerper bij studio HBM op de Leliegracht in Amsterdam. Van der Aa werkte daar onder andere aan de bekende campagne voor “Ooit een normaal mens ontmoet?” voor Stichting Pandora. Van der Aa kwam met het idee om de quote van Carmiggelt op zilver te drukken, het affiche wordt op deze manier een spiegel waardoor je je impliciet zelf afvraagt: ben ik zelf eigenlijk wel helemaal lekker? Het drukken van het affiche werd overigens een martelgang voor de drukker, herinnert Van der Aa: “de witte drukinkt pakte niet op het zilver, de letters vielen er telkens af.”

Hoe verzeilt Van der Aa van de snelle Amsterdamse reclamewereld in het Hilversumse omroepreservaat? Eind 1972 verschijnt in reclamevakblad Ariadne een paginagrote vacature voor een ‘chef Grafisch Ontwerp’. Hoewel de taakomschrijving wel in de smaak valt bij Van der Aa, staat het woordje ‘chef’ hem een beetje tegen. Gelukkig voor Van der Aa komen er op deze advertenties wel allemaal chef-types af. En juist dat type staat de ontwerpers tegen. Ze staan op gespannen voet met de hogere rangen binnen de NOS, als chef Jan van der Does de zaal van de decorontwerpers binnenloopt beginnen ze de Internationale te zingen. Op 31 mei 1973 plaats de NOS de vacature opnieuw, maar nu vraagt men om een “Energieke Vakgroepbegeleider”. Van der Aa reageert nu wel: “los van het feit dat ik mezelf wel energiek vond, klonk het deze keer wat minder autoritair en dat lag mij wel.”

Van der Aa bewaarde het kladje voor de sollicitatiebrief, nog geschreven op een kladblokje van HBM. De voorlaatste zin is eigenlijk een faux-pas in een sollicitatiebrief. Het ‘verschil van opvatting met de directie t.a.v. artistieke en maatschappelijke opstelling’ draait om de houding van Niek Hiemsta, één van de drie partners van het bureau. Van der Aa: “Hij wilde dat de studio ook ’s nachts beschikbaar was, als een reclameman dan ’s nachts een inval had, dan konden wij hem direct bijstaan. Een belachelijk idee. Hiemstra probeerde de medewerkers stuk voor stuk om te praten in de kroeg aan de overkant. Ik verbood de mensen van mijn team om aan hem toe te geven.” Voor de grafici bij de NOS, zelf in conflict met hun leiding, heeft die anti-autoritaire houding natuurlijk een grote aantrekkingskracht.

Hoewel de vacaturetekst van mei 1973 vraag om een “spoedige indiensttreding” duurt het bijna een jaar voordat de NOS Van der Aa aanneemt. “Ik kreeg in juni keurig een postkaart dat mijn brief ontvangen was. Daarna hoorde ik niets meer. In september belde de personeelschef en vroeg narrig ‘of ik nog interesse had’. Mijn brief had al die tijd gewoon in zijn la gelegen terwijl hij op vakantie was. Dat soort dingen waren vrij normaal; voor de personeelschef was het ondenkbaar dat iemand anders zijn verschrikkelijk belangrijke taken over zou nemen. Zo bewees hij dat hij onmisbaar was. Dilettantisme vierde hoogtij bij de NOS en dit soort rare toestanden bleven onbestraft.”

Zelfportret Gerard Vermue, begin jaren zeventig. Vermue tijdens een gesprek met zijn aankomend chef: “als ik dat kon dan kwam ik hier niet”

Van der Aa is de enige overgebleven kandidaat voor de functie, desondanks gaat de NOS niet over één nacht ijs. Van der Aa: “Het duurde allemaal heel erg lang, ik heb ongeveer negen gesprekken gehad. Één van de gesprekken was met een groep ontwerpers. Gerard Vermue was daar één van. Hij bekeek mijn portfolio en zei: ‘als ik dat kon dan kwam ik hier niet’. Een ironisch, maar aardig bedoelde opmerking: je bent gek als je hier komt werken. In maart 1974 begon ik eindelijk als chef van de afdeling grafisch ontwerp.” Van der Does, de man waar de ontwerpers mee overhoop liggen, zit ook bij één van die gesprekken, maar als Van der Aa in dienst treedt, is Van der Does vertrokken. De decorontwerpers kiezen collega Freek Biesiot als hun nieuwe vakgroepleider, maar Van der Does was tevens chef hoofdafdeling Ontwerp. Van der Aa neemt daarom samen met decorontwerper Dorus van der Linden die functie over. Daaronder vallen naast decorontwerp en grafisch ontwerp ook de maquette afdeling en de kostuumontwerper van de NOS.

De NOS, in het bijzonder de televietak, is in 1974 nog steeds niet helemaal volwassen. Dat is niet alleen te merken aan de leiding (vaak waren het de wat mindere broeders bij de radio die op televisie gezet werden), maar ook aan de huisvesting. In 1961 is gestart met het bouwen van het huidige mediapark in Hilversum. In 1967 zijn de eerste twee studio’s en een hal voor decorbouw af, maar de ruimte waar de grafische afdeling zal komen, is er in 1974 nog niet. De grafische afdeling huisde eerst in Bussum en vond daarna tijdelijk onderdak in de buurt van de nieuwe studio’s, in een vleugel op de begane grond van het TROS-gebouw op de Lage Naarderweg.

Van der Aa: “Het was juli 1974, ik was er dus nog maar nét. Ik loop door de gangen en iemand van de TROS spreekt me aan: ‘Hebben jullie al iets nieuws gevonden?’ Bleek dat de TROS het huurcontract had opgezegd. Ze waren zelf hard aan het groeien en konden de ruimte goed gebruiken. Binnen twee maanden zouden we eruit moeten, uitstel was niet mogelijk.  Het zou nog een paar jaar duren voor het nieuwe hoofdgebouw af was. Ik liep direct door naar het bureau van Arie van den Dool, Hoofd van Dienst TV-productie en zijn nieuwe adjunct Renardel de Lavalette. Op de een of andere manier was er geen mens van op de hoogte dat de grafische afdeling in augustus op straat zou staan, er was gewoon niemand die daarop had gelet. Paniek. De Lavalette en ik hebben direct alle makelaars in de omgeving afgebeld en toen vonden we te elfder ure een leegstaand pand aan de Larenseweg. Dat was een kale ruimte waar we met spaanplaat – dat een zeer penetrante geur verspreidde – kantoortjes en ateliers bouwden. Daar heeft de afdeling anderhalf jaar gezeten, een idiote verspilling van geld maar het was onontkoombaar.”

Wim Crouwel — Atelier 12. Beeldje voor beeldje.

Van 4 oktober tot 10 november 1974 was het werk van NOS Grafisch Ontwerp te zien in het Stedelijk Museum, Amsterdam in een tentoonstelling over animatie. De catalogus is een ontwerp van Total Design (Wim Crouwel en Daphne Duijvelshoff) en de animatie is van Jacques Verbeek, Karin Wiertz, Niek Reus. (Collectie: Bas van Vuurde)

Rond de tijd van die haastige verhuizing wordt duidelijk dat er een nieuwe chef van de hoofdafdeling Ontwerp moet komen. “Er werd een commissie ingesteld waarin ik ook zat, met een aantal andere vertegenwoordigers van de afdelingen. Er is bijna een jaar vergaderd onder voorzitterschap van Henny Greve. Uit de vergaderingen ontstond een profiel en er werd een vacature uitgegeven. Daarop kwamen veel reacties want het was een interessante baan, maar de kandidaten waren allemaal onder de maat. Toen vroeg de leiding van de NOS mij. Ik twijfelde, ik kwam daar pas kijken en ik had nog maar net een club van 40 mensen onder me. De hoofdafdeling ontwerp was 100 man: grafisch ontwerp, decorontwerp, maquettebouw en één kostuumontwerper. Bovendien was ik helemaal niet zo carrière gericht. Ik stelde twee voorwaarden: ik wilde één jaar proeftijd en een enquête onder de hele afdeling. Alle 98 medewerkers konden hun stem uitbrengen. Er stemde 97 mensen voor en één tegen. Dat was kostuumontwerper Robert Bos. Die had een goed argument; hij kende mij niet en stelde dat hij dus niet voor of tegen kon stemmen.”

Tussen Robert Bos en Van der Aa komt het trouwens allemaal goed. Ze werken later samen aan de realisatie van het Kostuumfundus, voor opslag, uitleen en onderhoud van de kostuums die in de loop der tijd gemaakt waren in opdracht van de omroepen.  Voorheen werden die door de omroepen zelf bewaard, wat natuurlijk niet erg efficiënt was.

In februari 1975 treedt Van der Aa aan als chef van de hoofdafdeling Ontwerp. Dorus van der Linden was niet zo enthousiast over de bestuursfunctie en weidde zich liever weer aan zijn vak. Het vinden van afdelingshoofden was altijd een lastige taak. Van der Aa: “De ontwerpers wilden iemand die in vakmatig opzicht aan de top zat. Ik wilde iemand die een afdeling kon managen. Het was geen makkelijke baan. Het betaalde bovendien niet veel meer dan de functie van de beste decorontwerper. Biesiot verdiende maar 70 gulden meer en kreeg daarvoor de verantwoordelijkheid over 50 mensen. Hij deed het tot in de jaren zeventig, maar het hij vond uiteindelijk veel gedoe voor weinig geld.” Biesiot degradeert dan ook op eigen wens weer naar decorontwerper. Cor Straatmeyer neemt het in 1977 van hem over.

Van der Aa: “We gingen op zoek, maar het was heel lastig om iemand te vinden. Straatmeyer was eerst productiechef onder Biesiot geweest en die hebben we toen maar gevraagd. De chef decor moest nauw samenwerken met de Programma Verdeel Commissie, waarin een aantal verkozen ontwerpers zaten. Het werk bij decorontwerp is namelijk heel complex. Het hangt heel erg af van het programma en de regisseur welke ontwerper het beste past. De commissie bekeek de aanvragen en verdeelde het werk. Op zich was het een heel eerlijk systeem maar de chef moest er wel op toezien dat het allemaal rechtvaardig ging. Er was één ontwerper die telkens gepasseerd werd bij promoties. Hij was het daar niet mee eens en kaartte dat bij mij aan. Eigenlijk had Straatmeyer dat aan moeten pakken, als chef had hij ook op moeten komen voor de mindere broeders.”


In 1976 mocht de NOS dankzij “Ding-a-dong” het Eurovisie Songfestival organiseren. De NOS pakte groots uit. Roland de Groot ontwierp een decor met (mechanisch) bewegende delen: enorme zwevende objecten die elk liedje een unieke choreografie en belichting hadden. Van der Aa: “Roland’s decor was een gigantische prestatie, de BBC kwam vragen of ze het decor over konden nemen.” De grafische verzorging was van Frans Schupp.
 

Op de grafische afdeling moet uiteraard ook een nieuwe chef komen als Van der Aa chef van de hoofdafdeling Ontwerp wordt. En dat is, net als bij decor, niet makkelijk. Van der Aa: “De ontwerpers waren lastig, ze vonden zichzelf dermate goed dat ze een chef wilden van het niveau van Wim Crouwel. Ze hadden een wat vertekend beeld van de kwaliteit van hun afdeling.” Van der Aa vraagt een ontwerper die hij kent uit zijn tijd in Amsterdam: Boudewijn Ietswaart. Van der Aa: “Ietswaart was een voortreffelijk kalligraaf en illustrator. De grafisch ontwerpers respecteerden hem zeer. Hij gaat van start tijdens de chaos van de hals-over-kop verhuizing van de afdeling van de TROS naar de Larenseweg.” Na zo´n twee jaar houdt Ietswaart het voor gezien, in een interview uit 2009 zegt hij dat hij de `meetingitis´ zat is. (Jong, Feike de. ‘The rediscovery of Boudewijn Ietswaart’ in Typo 37 autumn 2009.) Ruud Langezaal volgt hem op. Van der Aa: “Langezaal had meer plezier in het management, maar de afdeling vond hem weer niet goed genoeg. De meest geliefde chef was waarschijnlijk Willem Hillenius.”

Filmtitelontwerp van Piero Gherardi uit 1963. Chef Willem Hillenius organiseerde filmvertoningen voor de ontwerpers, zelf is hij groot fan van regisseur Fellini.

Van der Aa: “Hillenius viel met zijn neus in de boter. Niet alleen met het nieuwe gebouw en de trucage studio, ook met het EBU congres van 1981. Hillenius zag terecht dat de afdeling ingeslapen was en hij probeerde ze bij de les te brengen. Hij porde hun interesses op en moedigde veelzijdigheid aan met filmprogramma’s, bezoek aan tentoonstellingen. Daar waren ze hem dankbaar voor.” Hillenius krijgt het aantrekkelijk aanbod om de academie in Arnhem te leiden en neemt afscheid van een afdeling die hem liever niet ziet vertrekken. Hij krijgt een prachtig groot kunstwerk mee bestaande uit allemaal kleinere vlakken die door de ontwerper ingevuld zijn. Hillenius werkte tot zijn pensioen in 2010 bij ArtEZ. Bij de NOS werd hij opgevolgd door Henk Cornelissen.

Van der Aa: “Cornelissen was een goede ontwerper en een goede leider voor die afdeling. Ik vroeg hem toen hij een paar maanden aan het werk was om een verslag van zijn indrukken van de afzonderlijke ontwerpers te maken. Ik was benieuwd naar zijn mening over hun kwaliteiten, dat kon hij immers veel beter beoordelen dan ik. Hij was nog een buitenstaander en een betere vakman dan ik. Hij maakte een heel sec vakmatig verslag, heel eerlijk en to the point. Het was vertrouwelijk, dus we besloten dat hij het rapport met de hand zou schrijven, de enige kopie die hij maakte was voor hemzelf en het origineel ging naar mij. Laat hij nu de laatste pagina van het verslag op het kopieerapparaat liggen. Laat dat nu net de pagina over Henk Vermolen zijn. En dat was ook de eerste die het apparaat weer gebruikte. Hij las het en maakte er een hoop stennis over, het was een schande, vond hij. Toch kregen ze het verslag niet te zien.”

In 1987, vlak voor de reorganisatie van het facilitair bedrijf van de NOS, vertrekt Cornelissen naar de St. Joost academie. Van der Aa benoemd Jan Janiczak, “een zeer accurate man en een perfecte productiechef” als opvolger van Cornelissen. “Janiczak’s functie was een belangrijke, maar een beetje een onzichtbare en ondankbare functie” volgens Van der Aa. “Niet iedereen begreep de promotie, maar deze man had zich 20 jaar ingespannen, met nauwelijks waardering en dat vond ik niet terecht. Het leek mij met het oog op de toekomstige ontwikkelingen wel goed om op deze manier zijn positie wat te versterken.”

Het werk van Van der Aa omvatte uiteraard veel meer dan het zoeken en vinden van nieuwe chefs voor de decorontwerpers en de grafische afdeling. Maar daarover volgende week meer.

Lees ook deel 2 en deel 3!

De nieuwe stoeptegel

Ondanks een somber wolkendek is het toch een mooie dag. Want vandaag is de presentatie van het boek Een eeuw van beeld en geluid: Cultuurgeschiedenis van radio en televisie in Nederland. Sonja de Leeuw, Huub Wijfjes, Bert Hogenkamp en enkele andere wetenschappers beschrijven in dit boek de sociale geschiedenis van radio en televisie in Nederland.

Een eeuw van beeld en geluid kan je in zekere mate zien als een vernieuwde uitgave van Omroep in Nederland: Vijfenzeventig jaar medium en maatschappij, 1919-1994 (red. Huub Wijffjes). Deze omvangrijke studie, door afmetingen en gewicht binnen televisiestudies ook wel De Stoeptegel genoemd, was jarenlang het enige boek wat de Nederlandse mediageschiedenis zo uitvoerig behandelde. Een eeuw van beeld en geluid is wat bescheidener van formaat, maar bestrijkt een grotere periode. Het start een paar jaar eerder en de ontwikkelingen van de laatste twee decennia komen ook nog aan bod.

Wat op het eerste oog opvalt aan het boek is de sobere beeldredactie. Omroep in Nederland dankte zijn formaat vooral aan de vele afbeeldingen. Inmiddels zijn die Ja zuster, nee zuster foto’s een beetje belegen geworden en daarom koos de redactie voor een hele andere aanpak. Op de foto’s staan objecten die een rol speelden in de geschiedenis van de Nederlandse omroep, denk aan ‘het hondenhok’ van Phillips, zendapparatuur van radiopionier Idzerda, een maquette van Sesamstraat, etc. Niet tegen een neutraal witte achtergrond maar in de omgeving waar ze zich nu bevinden: de depots van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Dit instituut is initiatiefnemer en uitgever van de publicatie en ondersteunt bovendien twee van de drie eerder genoemde wetenschappers. De collecties radio en televisie worden met name door digitaliseringsproject Beelden voor de Toekomst steeds beter toegankelijk. De collectie objecten staat veilig, maar onzichtbaar in de kelders van het gebouw. Het is mooi dat de redactie deze objecten op deze manier onder de aandacht brengt.

Hogenkamp, Bert, Huub Wijffjes en Sonja de Leeuw (red), Een eeuw van beeld en geluid: Cultuurgeschiedenis van radio en televisie in Nederland, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid: 2012.

Bestellen kan bij de webshop van Beeld en Geluid (hier staat tevens een korte samenvatting van alle hoofdstukken).