IM Tony Kluck

Als er bij de televisie iets geanimeerd moest worden viel al snel zijn naam, maar op de aftiteling zul je hem niet vaak tegenkomen. Tony Kluck werkte als animator aan vele televisieleaders, stationcalls en (kinder)programma’s. Kluck overleed op 24 april in Amsterdam.

Kluck leerde het vak bij Als je begrijpt wat ik bedoel, de lange Bommelfilm van Toonder Studio’s (1983), en was sterk beïnvloed door de animatietechnieken van Walt Disney. Midden jaren negentig vertrok hij naar de VS waar hij bij animatiestudio’s als Film Roman, Starz Animation en MTV Animation werkte. Zo was hij animatieregisseur van onder meer King of the Hill en Beavis and Butt-Head. Over dat deel van zijn leven is op AnimationMagazine.net een IM te lezen. Over het Nederlandse deel van zijn loopbaan vertelt Frans Lasès. Want het was Lasès die Tony naar de televisie haalde en hij vertelt hoe dat ging.

“Regisseur Frank Alsema begon aan een nieuw kleuterprogramma voor NOT School TV. In elke aflevering zou een prentenboek centraal staan en dat werd gepresenteerd door Bert Plagman in een krokodillenpak. Mij werd gevraagd de leader voor de serie te ontwerpen. Ik kreeg een liedje (‘Ga maar zitten op je bil. Hier is de prentenboekenkrokodil’, gezongen door Mathilde Santing) van circa 40 seconden aangereikt. De tekst en de muziek vormden de basis voor een te maken tekenfilmpje. Dit omdat een getekende leader goed zou aansluiten bij de inhoud van het programma.

Het storyboard voor de leader gaat als volgt: Een parade van illustratieve ‘personages’ (slak, vliegtuig, palmboom, lieveheersbeestje etc.) komt het beeld in en verdwijnt in een rechtopstaand prentenboek. Een krokodil (de prentenboekenkrokodil), die tot dan als logo op het boek fungeert, schrikt wakker en rolt van het boek af, om vervolgens als laatste in het boek te verdwijnen. In het volgende shot zien we de krokodil als ‘levende’ presentator het studiodecor binnenstappen.

Omdat ik als ontwerper nauwelijks ervaring had met full animation (25 beelden per seconde) ben ik op zoek gegaan naar een professionele animator. Via via kwam ik terecht bij Tony Kluck die kort daarvoor zijn medewerking had afgerond aan de Ollie B. Bommelfilmfilm Als je begrijpt wat ik bedoel (Toonder Studio’s, 1983).

Voor de leader van Pak je prentenboek maakte hij – uitgaande van mijn basistekeningen – alle keyframes en in-betweens. Gebruikmakend van een lichtbak tekende hij met potlood op (geperforeerd) semitransparant animatiepapier alle tussenstadia tot vloeiende bewegingen. Door telkens een aantal tekeningen te flipperen kon hij de animatie-sequentie controleren en zo nodig aanpassen. Waren alle fases in potlood getekend, dan werd er een penciltest opgenomen met de videocamera (in de ETS, de elektronische trucagestudio), waarna het bewegende proeffilmpje beoordeeld kon worden. Na enkele aanpassingen hier en daar werden alle tekeningen door een assistent met inkt overgetrokken op transparant cellofaan en vervolgens aan de achterzijde met verf ingekleurd. Hierna volgde de online-opname in de ETS. De door Tony gemaakte zeer gedetailleerde opnamelijsten, waarin per frame (25 tekeningen per seconde) stond aangegeven welke cel en welke achtergrond wanneer aan de beurt waren, dienden als heilig houvast bij de opname. Tony deed de animatieregie, de techniek werd verzorgd door een trucagecameraman, en ik was verantwoordelijk voor het beeld. Het resultaat: een prachtig 40 seconden durend tekenfilmpje in full-animation, het eerste binnen de NOS afdeling Grafisch Ontwerp gemaakt. 

De samenwerking beviel zo goed, dat ik ook t.b.v. De tweede natuur (kunstmagazine NOS 1983) zo nu en dan gebruik heb gemaakt van Tony’s vakmanschap. Toen mijn ontwerp voor het nieuwe VARA uitroeptekenlogo en stationcalls werd goedgekeurd (1983), was Tony de aangewezen persoon voor het animeren van de televisiehuisstijl. Zowel de basisleader als een groot deel van de korte varianten en interludes werden door Tony van de juiste bewegingen voorzien en door assistenten verder uitgewerkt op cels. 

Vanaf dat moment hadden ook andere collega-ontwerpers de weg naar Tony snel gevonden. Zij ontdekten de meerwaarde die een animator aan leaderontwerpen kan geven en zetten hem regelmatig in voor hun opdrachten. De aimabeleTony Kluck heeft een niet-onaanzienlijke bijdrage geleverd aan de professionalisering van de Nederlandse televisievormgeving.”

Voorlopig geen nieuwe uitzendingen Sesamstraat

Het mooie kinderprogramma Sesamstraat dreigt voorgoed te stoppen. Eind 2015 verdween het programma van de televisie, maar online weten jonge kinderen (en hun ouders) het programma niet goed te vinden. Het is vanwege de Amerikaanse licentiekosten en hoge productiekosten een duur programma om te maken. De NPO besloot daarom de komende twee jaar geen nieuwe opnames meer te maken. Het programma blijft bestaan, maar zal samengesteld worden uit oude liedjes en fragmenten.

Voor Vorm van vermaak (2011) zochten Roy en ik ter illustratie van de grote verscheidenheid aan illustratie- en animatiestijlen en -technieken voorbeelden met opruimen, poetsen en wassen als onderwerp. Op (YouTube zijn nog veel meer animaties over alle mogelijke onderwerpen te vinden, bekijk ze hier.)

En dit schreven Roy en ik in Vorm van vermaak (2011) over Sesamstraat:

SESAMSTRAAT: NOS, NPS, NTR, vanaf 1976 

Sesamstraat is van oorsprong een Amerikaans programma. Met een duidelijk opvoedende taak; ouders hebben niet altijd meer de tijd om hun kinderen verhaaltjes voor het slapengaan te vertellen, en leerzame spelletjes te spelen met hun peuters en kleuters. Sesamstraat neemt die taak op zich, met een mix van korte sketches met poppen en acteurs, liedjes en verhaaltjes. Het blijkt een succesvolle formule die in veel landen aanslaat en in 1976 start de Nederlandse versie. Er komt een Nederlandse Sesamstraat, een echte straat met het winkeltje van Sien. Verder is er een Nederlandse Pino en de hond Tommie. Een deel van de poppenfilmpjes, zoals Bert en Ernie komen rechtstreeks uit Amerika – met Nederlandse stemmen. De rest van de liedjes, versjes en verhaaltjes zijn van Nederlandse bodem. 

Een illustrator die vanaf het begin voor Sesamstraat werkt, is Jet Boeke. Haar illustraties van Dikkie Dik met teksten van Arthur van Norden zijn echt bedoelt als verhaaltjes voor het slapen gaan. Ze plakt ze in grote kartonnen boeken. Die worden door een van de acteurs (meestal Frank Groothof) in Sesamstraat aan kinderen voorgelezen. Op haar website vertelt Boeke: ‘Nadat de Dikkie Dik-prentenboeken een paar jaar op televisie verschenen waren, kwam er vraag naar in de boekwinkels. De mensen zien het op de tv en denken dan dat die prentenboeken ook te koop zijn, natuurlijk’. De Dikkie Dik verhaaltjes worden zo echte prentenboeken. 

Daarnaast maakt Sesamstraat veel gebruik van de illustratoren van de NOS Grafische Afdeling. De teksten (er werken voor Sesamstraat zo’n 60 verschillende tekstschrijvers) komen binnen bij Hans de Cocq en die verdeelt ze weer onder zijn collega’s (Henk Vermolen, Arie Teunissen, Johan Volkerijk, Ton Holst en hijzelf) en studenten die stage lopen op de afdeling. Het is geen haastklus: Sesamstraat-opnames zijn maar een paar keer per jaar. Op dat moment neemt het team alle geschreven scènes, liedjes en verhaaltjes op. Daarna voegt de redactie de korte filmpjes samen op thema tot echte afleveringen. Het kan dus goed dat een ouder filmpje opnieuw gebruikt wordt en dat een nieuw gemaakt filmpje pas een jaar later op de televisie is. 

Monique Korteweg neemt in 1992, als De Cocq met pensioen gaat, de coördinatie van Sesamstraat over. Ze werkt voornamelijk met freelancers. Christa Moesker, Georgien Overwater en Wouter van Reek bijvoorbeeld zijn ontwerpers waar ze vaak liedjes en verhaaltjes geeft. ‘Ik weet dat het goed is en ze hebben alle drie een unieke stijl,’ aldus Korteweg. De persoonlijke stijl van de illustrator of animator is het belangrijkste, de mate van beweging in hun werk is ondergeschikt. ‘Ik vraag een illustrator vaak: wat wil je laten bewegen? Dat geeft een heel ander resultaat dan wanneer je een animator vraagt een animatie te maken; dan beweegt gelijk alles. Voor kinderen hoeft het namelijk niet allemaal zo druk. Hele eenvoudige animaties staan veel dichterbij de belevingswereld van kinderen. Die knippen ook poppetjes uit en bewegen ze op dezelfde manier’. De verscheidenheid aan vormen en stijlen prikkelt bovendien de smaak en de fantasie van kinderen. Sesamstraat heeft dus ook op esthetisch vlak een opvoedende rol. 

Sesamstraat heeft geen aftiteling. Korteweg: ‘De kinderen zien al de hele dag overal tekst die ze niet begrijpen. Maar niet in Sesamstraat, want dat is hun programma’. 

Meer groente

Voedingsadviezen zijn van alle tijden. In het archief van Roland de Groot vind ik deze filmstills uit een animatiefilm van het productschap voor groente en fruit. De film is gemaakt bij Toonder Studio’s, waar De Groot dan als freelancer werkt, en vertoond op de landbouwtentoonstelling van 1961 in Rotterdam. Groenten en fruit hebben de hoofdrol en zo hoort het ook volgens de nieuwste schijf van vijf die het Voedingscentrum gisteren lanceerde.

Ffukkie Slim

Goed nieuws: Purno de Purno is verkrijgbaar op DVD! “ALLE afleveringen van ALLE series van 1989 tot 2009. Meer dan 65 afleveringen, bijna 7 uur idiosyncratische animatie.” Sapperedosio!

Hans Wessels, één van de makers van deze cultklassieker maakt later nog zo’n fijne subversieve kinderanimatie: Ffukkie Slim. Wessels: “omdat de directeur van de VPRO die middag bij mij op bezoek zou komen, wilde ik iets te presenteren hebben. Ik heb toen mijn goede vriend Steve gevraagd voor mij te poseren. Ik heb zijn mond gefotografeerd en uitgeknipt, daaromheen een mannetje getekend en Ffukkie Slim was geboren! ‘Hij woont in Ghettostad met zijn Omi en in zijn hoofd woont de oorwurm Andy Wormhole. En Andy is niet alleen dichter en filosoof, maar bovenal muzikant en DJ!’, vertelde ik erbij. De week daarna had ik een contract voor 13 afleveringen!”

De scenario’s schreef Wessels samen met de animatoren Ferry van Schijndel, Martijn van den Bos en Lucas de Peinder. Wessels: “dan gingen we een maand naar Thailand of naar Cuba met een laptop en dan kwamen we weer terug met een nieuwe serie.” Daarna werden de acteurs gecast en opgenomen, dan de soundtrack in elkaar gezet. Vervolgens gaat het team aan de slag met de animatie. Net als Purno de Purno (zie Vorm van vermaak, p. 205) wordt Ffukkie Slim weer op een bijzondere manier gemaakt, in dit geval met een bonte verzameling aan 2D en 3D technieken. De 2D animatie is gebaseerd op gescand tekenwerk en in Flash geanimeerd, een techniek die eigenlijk niet geschikt is voor het maken van televisie. De achtergronden zijn weer gemaakt met 3D Studio. Van Ffukkie Slim zijn 39 afleveringen (van 8 minuten) uitgezonden door de VPRO tussen 2002 en 2007. Nog meer goed nieuws: alle drie de seizoenen staan op YouTube op het Official Ffukkie Slim Channel.

UNK!

Vimeo – beste video’s

Vimeo vraag ons om hulp bij het kiezen van de beste video’s. Bekijk de geselecteerde video’s op Vimeo.com/awards/vote en breng je stem uit. Bijvoorbeeld op PostPanic of Jurjen Versteeg, die zijn geselecteerd in de categorie motion graphics. Of in de categorie animatie Mac ‘n cheese van HKU studenten of Melvin van HEYHEYHEY in de categorie captured.

Help us choose the world’s best videos — vote now from Vimeo Festival + Awards on Vimeo.

John Whitney tussen de reclames?

Een paar dagen geleden kreeg ik een vraag doorgestuurd van de Beeldengeluidwiki.nl-redactie over de tussenfilmpjes die vanaf midden jaren zeventig tussen de reclames in te zien waren. Niet de Loeki-poppenfilmpjes van Studio Geesink, maar de korte abstracte filmpjes tussen de reclames in.

Die spiralen doen sterk denken aan de filmtitelsequentie van Hitchcock’s Vertigo (1958). John Whitney maakte deze spiralen met behulp van onderdelen uit een gevechtsvliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog. Het vliegtuig bevatte namelijk een mechanische computer die de baan van bewegende objecten -vijandelijke vliegtuigen- berekende en op basis daarvan een raket af vuurde (een zogenaamde anti-aircraft ‘gun director‘). Deze computer werkte mechanisch, de berekeningen werden in gang gezet door te draaien aan tandwielen. Verder bestond het apparaat uit telescopen en werd het gecombineerd met een radarsignaal zodat ook ‘s nachts vliegtuigen op kon sporen. Whitney stelde met de onderdelen van deze machine een zeer geavanceerd projectieapparaat samen. Hij kon in deze machine meerdere afbeeldingen plaatsen en die onafhankelijk van elkaar laten bewegen en vervormen. Het resultaat filmde hij en bij het ontwikkelen voegde hij kleur toe. De animaties voor Vertigo‘s titelsequentie zijn een vroeg voorbeeld van animaties die met behulp van deze mechanische computer tot stand kwamen.

De Vertigo-titelsequentie zorgde ervoor dat Whitney’s werk bij een groot publiek bekend werd. De vraag naar zijn animaties groeide en dat stelde hem in staat zijn kunstexperimenten commercieel uit te venten. In 1960 richtte hij een filmbedrijf op, Motion Graphics Incorporated en dat verkocht films aan televisiestations en reclamemakers. Zouden de tussenfilmpjes op de Nederlandse televisie van Whitney’s filmbedrijf kunnen zijn? Waarom niet? Het maken van stop-motion poppenanimaties is een tijdrovende aangelegenheid. En tussen elke reclame een Loeki-animatie zou misschien ook wat veel van het goede zijn. Mogelijk kocht Studio Geesink dus een aantal filmpjes van Whitney’s bedrijf om te gebruiken tussen de reclames. De filmpjes werden ongeveer tien jaar gebruikt. De STER realiseerde zich langzamerhand dat het meer opleverde om de tijd tussen de reclames zo kort mogelijk te houden. De Loeki-animaties werden naar verloop van tijd steeds korter en de spiralen werden vervangen door simpel een kort zwart beeld.

Maar helemaal zeker is het niet dat dit filmpjes van John Whitney zijn. Misschien kocht Studio Geesink ze wel van een concurrent? Misschien was er een handige animator/technicus bij Studio Geesink die deze filmpjes maakte? Weet je er meer over? Wanneer werden ze gebruikt, wie maakte ze? Laat van je horen!

Meer lezen:
– Youngblood, Gene. Expanded Cinema. New York: E.P. Dutton & Company, 1970
– Forceville, Charles, ‘Bumper stories: the framing of commercial blocks on Dutch public television.’ In : Jaap Kooijman, Patricia Pisters, and Wanda Strauven (eds), Mind the Screen: Media Concepts According to Thomas Elsaesser. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2008, pp. 229-241.

Playgrounds Festival

Woensdag 5 oktober vond voor het eerst een Amsterdamse dag van het Tilburgse Playgrounds Festival plaats. In Pakhuis De Zwijger verzamelde zich professionals, studenten en een enkele liefhebber zoals ik om een volle dag naar digital arts te kijken. En vol was het zeker. Niet alleen de zaal maar ook het programma; van 10 tot 10 waren er ‘artist talks’ en in de pauzes was het Forget the film, watch the titles programma van Submarine Channel (partner in de organisatie van deze Amsterdamse festivaldag) te bekijken.

Met zoveel presentaties viel erg op dat er relatief weinig gesproken werd over motion-graphics. Van de epische filmplannen van Encyclopedia Pictura (de film moet voor de ‘maker-movement’ worden wat Star Wars was voor science-fiction liefhebbers) tot de videoclips van David Wilson en de rube-goldbergmachine van HEYHEYHEY. Met motion-graphics had het weinig te maken, maar mooi, vermakelijk en experimenteel was het zeker. Dat alles geheel volgens de leus van het festival “just make stuff and enjoy the process.”

De meeste sprekers openden met, of besteedde hun hele presentatie aan vrije opdrachten: opdrachten zonder budget en zonder eisen. Men vertelde er steevast bij dat dit werk het beste de identiteit van de studio weergaf. Betaalde opdrachten deden ze er eigenlijk maar een beetje bij, om de spectaculaire experimenten met film, verf, fotografie, ‘echte materialen’, 3D-scanners, enzovoorts te financieren. De ontwerpers schiepen zo een behoorlijke afstand tussen het betaalde ontwerpen en de onbetaalde kunstwerken. Onbedoeld effect is natuurlijk dat het commerciële werk van bijvoorbeeld Kyle Cooper, een van de beste filmtitelsequentie-ontwerpers van deze tijd, daar wat matigjes bij afstaken.

Tussen alle succesverhalen en indrukwekkend werk vielen de presentaties waarin ook afgewezen pitches en wat minder geslaagde projecten getoond werden het meest op. Casper Verweij van Onesize bijvoorbeeld gaf daar enkele voorbeelden van. Hij sloot zijn presentatie af met een berekening van wat die mislukte projecten allemaal hadden gekost (bijna 1 jaar werk). Maar niet getreurd, het leverde wel een sympathieke presentatie en leuke anekdotes op. Onderstaande Playgrounds titels van 2009 zijn trouwens van Onesize.

De vrije (kunst)werken die gepresenteerd werden, waren grotendeels gemaakt voor andere motion-graphics/design/animatie festivals. Hoewel die meestal geen budget hebben is het prestige natuurlijk groot; het publiek bestaat immers uit concurrenten/collega’s. Het waren (uiteraard) allemaal hele goeie en interessante werken en indirect was het ook een aardige manier om te zien wie het de afgelopen jaren goed deden in het festival circuit (Dvein, Buck Kyle Cooper). De graphics voor Playgrounds van dit jaar waren van Menno Fokma. Eigenlijk wel vreemd dat hij geen artist-talk hield (hoewel hij wel keurig een eigen pagina in het programmaboekje had). Maar dat zal dan waarschijnlijk de volgende editie van Playground wel komen. Een van de mooiste uit dit genre vond ik die van Dvein voor TOCA ME 2008 (zie filmpje hieronder). Een beetje een Droste-ervaring was het wel; een festival over de introductie filmpjes van andere festivals.

Antics studio

1984 was een belangrijk jaar voor televisievormgeving. De eerste digitale animatie systemen doen hun entree in Nederland. Een van die systemen is Antics Studio. Dit systeem, ontworpen door animator Alan Kitching bestaat eigenlijk uit een serie apparatuur. Op onderstaande foto zijn van links naar rechts te zien:

  1. hardcopie apparaat om lijntekeningen en effectenstapelingen uit te printen (zie bijvoorbeeld deze print van de Teleac leader die bij Antics Studio is gemaakt)
  2. instructie / programmeer scherm waar de animatie ontworpen wordt
  3. constructie en lijntest scherm, dit scherm laat de ‘schets’ fase zien
  4. kleurenscherm voor het artwork en het uiteindelijke (1/25ste) beeldje dat opgenomen moet worden
  5. de BCN 1 inch broadcast video spoelen recorder waar de beeldjes één voor één op gezet worden en
  6. de single frame controller waarmee om het half uur of 3 kwartier één knopje werd ingedrukt om één uitgerenderd beeldje op te nemen.
  7. niet op de foto staat de computer zelf, deze (afmetingen 4 x 1,5 x 1,5m) staat in het souterrain te razen.

Antics Studio in Amsterdam 1984

Antics Studio wordt naar Nederland gehaald door Eric Racké. Hij heeft al een paar jongens vers van de academie aangenomen: Gijs Bannenberg (operator/programmeur), Jeroen Buys, Adriaan Lokman en Léon Wennekes. Robin Noorda, in 1984 al enkele jaren free-lancer bij NOS grafisch ontwerp, meldt zich met portfolio onder de arm nadat er een krantenartikel over Antics verschijnt. Het team is compleet en er wordt hard gewerkt. De ontwerpers en operators werken direct voor klanten of voor andere ontwerpbureaus zoals NOS grafisch ontwerp. Klanten komen uit de televisiewereld, maar ook uit het bedrijfsleven en de wetenschap. De vraag is groot en de computer in het souterrain staat dag en nacht te renderen.

Antics Studio brochure, ca 1984 (doorklikken voor een grotere versie)

Het mooie aan Antics Studio is dat het een groot deel van het werk van een animator overneemt. Waar voorheen de animator zelf met de hand 25 beeldjes per seconden tekende, hoeft hij/zij nu maar enkele frames aan te leveren en berekent de computer alle tussenstappen. Antics Studio kan gebruikt worden voor driedimensionale animatie, de bekende geometrische Teleac-leader van Theo Dijkslag (NOS grafisch ontwerp) is bijvoorbeeld op Antics gemaakt. Maar het systeem is vooral bedoeld voor klassieke twee-dimensionale animatie, zoals de gestreepte Journaal-leader van Will Bakker (NOS grafisch ontwerp) en een Toppop-leader van Adriaan Lokman (Antics Studio). Eigenlijk liet iedereen die in 1984 iets nieuws wilde het maken met behulp van Antics Studio.

Helaas heeft het systeem ook een beperking; het duurt lang voordat de computer één beeldje uitgerekend heeft. Die tijd kan niet korter en dus is de productie beperkt, ondanks dat de computer dag en nacht benut wordt. De opbrengsten zijn niet genoeg om de investeringen en de overhead terug te verdienen en Antics Studio gaat failliet. Andere digitale systemen en animatiecomputers staan klaar om de markt te bedienen. Productie bedrijven schieten als paddestoelen uit de grond. Operators en ontwerpers met gevoel voor techniek zitten niet om werk verlegen. Wennekes, Buys, Noorda en Lokman (vlnr op de foto) starten voor zichzelf. Morphosis wordt een productiebedrijf zonder faciliteiten; benodigde apparatuur werd gehuurd. Dat was de les die ze van Antics’ faillissement leerden: wordt geen slaaf van je machine.

groepsfoto gemaakt bij de oprichting van Morphosis in 1986: vlnr Léon Wennekes, Jeroen Buys, Robin Noorda, Adriaan Lokman

Met dank aan Robin Noorda en Jeroen Buys (foto’s)