Martin Roodnat

Vandaag is het precies één jaar geleden dat het boek Vorm van vermaak uitkwam. Roy en ik spraken daarvoor tientallen mensen uit het vak. We hadden daar nog heel lang mee door kunnen gaan, maar erg moest ook een boek gemaakt worden… Dus zijn er een hoop mensen die we niet of nauwelijks in het boek noemen. Gelukkig hebben we de website nog! Vandaag een verslag van het gesprek dat ik voerde met Martin Roodnat. Een van de weinige motion-graphic designers zonder roots bij de NOS. Vanavond gaat bij SBS6 weer een van zijn ontwerpen in première, maar hoe begon het allemaal?

Welke opleiding heb je gevolgd?

Ik deed grafische vormgeving op de academie in Arnhem en in plaats van een stage volgde ik nog een half jaar illustratie op de Rietveld. We hadden een hele goede illustratie leraar in Arnhem, Friso Henstra maar er was niet echt een opleiding of afdeling, terwijl ik dat wel wilde, juist in combinatie met grafisch ontwerp. Op de Rietveld academie kreeg ik les van Thé Tjong King, Waldemar Post, Lydia Postma, hele goeie illustratoren. Na mijn afstuderen heb ik het een jaartje geprobeerd als illustrator. Dat lukte wel aardig, maar ik zag al snel dat je daar niet van kon leven.

Hoe kwam je voor het eerst in aanraking met bewegend beeld?

Op de academie, in de derde klas volgens mij, kon je vrijwillig animatiefilmpjes maken voor  Ja, natuurlijk (NCRC, 1976-2002) en Sesamstraat (NOS, 1976 – nu). Je kreeg de sleutel en dan mocht je ‘s nachts je filmpje maken in de kelder waar een 16mm camera hing. Ik vond laatst een aantal van die filmrolletjes terug, maar ik was dat eigenlijk een beetje vergeten. Ik wilde toen gewoon illustrator worden. Daarna heb ik een videoclip gemaakt met twee jongens van de academie. Ik speelde ook in een bandje, we noemden onszelf “Arnhems slechtse rock ’n roll band”.  Het was lol trappen, maar wel met goede muzikanten. Theo Outhuyse bijvoorbeeld. Hij ging bij de televisie werken en via hem kwam ik in contact met Willem van den Berg. Ik air-brushte veel en toen las ik iets over computeranimaties, en ik dacht dat lijkt exact op air-brush, zo mooi qua shading, daar moet ik alles over weten. Daarom wilde ik heel graag Willem van den Berg ontmoeten.

Continue reading

NOS Journaal 1988

Ondertussen zal er hard gepitched worden voor de nieuwe leaders en tunes voor het NOS Journaal, maar hier kijken we nog even terug naar hoe het vroeger ook alweer was.

In 1988 ontwerpt Carlo Delbosq deze Journaal-leader. Hans van Woudenberg en Ronald Vierbergen werken er ook aan mee. Het Journaal is natuurlijk het paradepaardje van de NOS en die moeten er dus niet alleen goed uit zien, maar het liefs ook met de allernieuwste technieken gemaakt zijn. Zo werd de leader van 1985 (van Will Bakker) gemaakt met behulp van Antics Studio en die van 1987 (ook een ontwerp van Delbosq) op de Cubicomp. Die Cubicomp, en latere computers, werden weliswaar door de NOS aangekocht, maar hoe deze apparaten te bedienen was een tweede. Daardoor speelde de importeur van de Cubicomp, Jan Willem Doorenbos en zijn bedrijf The Frame, ook een grote rol in de totstandkoming van de eerste 3D tv-graphics die op deze computers tot stand kwamen.

De leader van 1988 werd gemaakt op een computer van het Franse Thompson Digital Images. Het water algoritme (de code om de textuur van water te renderen) was ontwikkeld door Michiel van Dam, een van de programmeurs bij Doorenbos’ tweede bedrijf Digital Visuals. Delbosq liet zich voor zijn ontwerp inspireren door de film 2001 A space odyssee (Stanley Kubrick, 1968) en met name het begin van de ‘Star Gate’ sequentie. De tune voor het Journaal werd gecomponeerd door Stephen Emmer, die ook verantwoordelijk was voor de NOS tunes van 1987, 1995 en 2005.

Doolhoven

Hoe staat het eigenlijk met David Grifhorst‘s programma The Exit List? Het programma idee ontstond omdat regisseur Grifhorst droomde van mooie shots in een doolhof en daardoor kwam hij op het idee voor een compleet spelprogramma. Hij maakte zelf een spetterende promo, het format werd verkocht en Nederland smulde bij het jongensboek-verhaal in De Wereld Draait Door.

The Exit List - ITV

Maar hoe vergaat het het programma in Engeland? Het decor werd inderdaad schitterend, maar is het spelprincipe goed genoeg om de televisie kijker te boeien? De eerste show op ITV1 trok ongeveer 2,5 miljoen kijkers, daarna zakte dat af naar gemiddeld 1,8 miljoen. In Nederland zou dat fantastisch zijn, maar in Engeland is dat weinig. En dat is onterecht volgens tv-blogger Alex Davis die stelt dat het programma niet het tijdslot kreeg wat het verdient. Het eerste seizoen is inmiddels afgelopen en het is nog niet duidelijk of er een tweede komt.

Naar aanleiding van het eerder bericht over The Exit List mailde een andere formatontwikkelaar, Mark van Berkel, een pilot-filmpje door van een ouder doolhofspel, The Moneymaze (ABC, 1974-1975). De The Encyclopedia of TV Game Shows (David Schwartz, Steve Ryan & Fred Wostbrock: 1995) geeft meer informatie over dit programma. Het werd gepresenteerd door Nick Clooney (de vader van George) en er strijden twee koppels tegen elkaar. Het koppel dat de meeste vragen goed weet te beantwoorden krijgt de kans om in een levensgroot doolhof prijzen te zoeken binnen een aantal seconden (1 seconde per vraag). Het decor werd ontworpen door Ron Baldwin, hij was ook verantwoordelijk voor de sets van vele andere shows zoals The Generation Gap (ABC, 1969), What’s my Line (ABC, 1968-1975), The Big Showdown (ABC, 1974-1975) en To Tell The Truth (CBS, 1980-1981). In The Moneymaze is het grootste deel van de studiovloer in beslag genomen door het doolhof. De kandidaten, presentator en de kijker zien het doolhof schuin van boven, terwijl de kandidaten in het doolhof natuurlijk alleen maar blinde muren zien.

Omdat je in The Moneymaze als kijker een goed overzicht van het doolhof hebt, is de spanning van het doolhof er een beetje af. Je ervaart als kijker niet de desoriëntatie van de verdwalende kandidaat. Dat was wel het geval in één van de spectaculaire spellen van Lotto Live (VARA, 1985). Het idee voor dit doolhofspel ontstond bij NOS-ontwerper Carlo Delbosq. Hij had eerder een videoclip gemaakt voor Fay Lovsky (Columbus Avenue, helaas niet online te zien). Daarvoor filmde hij miniatuur modellen bij de Technische Hogeschool Delft met een endoscoop, een heel klein en dus uitermate wendbaar cameraatje. Die opnames werden later achter Lovsky geprojecteerd. Het idee van de kleine camera die door een maquette beweegt, vormde de basis voor het doolhofspel in Lotto Live. Martien van den Dijssel, maquetteontwerper bij de NOS bouwde een miniatuurdorpje na en die werd naar Delft gebracht. Via een telefoonverbinding geven de quiz-kandidaten instructies aan de endoscoop die bediend wordt door een technicus van de TH en via een straalverbinding is het resultaat te zien in de studio. Van den Dijssel was ook aanwezig in Delft en herinnert zich dat ze de kandidaten wel eens een klein beetje moesten helpen omdat het spel zo lastig was.

Natuurlijk zijn er meer voorbeelden van tv-spelletjes met een doolhof. En het kan nog ‘echter’ en spannender. The Encyclopedia of TV Game Shows vermeldt nog kinderprogramma Masters of The Maze (ABC, 1994-1996). Dit programma is eigenlijk een soort live-videogame. De kandidaten kregen in het doolhof via hun overall aanwijzingen door van hun partner met een soort joystick. Dit maal volgt de kijker de speler op de voet. Dankzij voortschrijdende techniek zien we via een draadloos cameraatje in de helm precies wat de speler in het doolhof ook ziet. Met de helmet-cam, laserzwaarden, vliegende 3D-graphics en wilde camera bewegingen is dit weer een compleet ander programma. Zo zie je maar: met een doolhof kan je alle kanten op!

CLIPS

Er zijn op het blog al een aantal leuke leaders langsgekomen uit de jaren tachtig waarin de draak wordt gestoken met de 3D animatie techniek die dan populair is. Zo knutselden Van Kooten en De Bie voor hun programmaleader 3D letters van piepschuim. Bob Takes deed iets soortgelijks met uitgeknipte letters voor VPRO’s BGTV in 1982. Ook Theo Dijkslag, verantwoordelijk voor de eerste ‘echte’ 3D stationcall op de Nederlandse televisie (die voor de TELEAC in 1985) deed het. In 1986 maakte hij deze leuke leader voor Club Veronica Clips, een slapstick uitvoering van de 3D flying logo trend.

No future: Vinyl

Terwijl Willem van den Berg de VPRO in een punk-jasje stak, begon Max Kisman (van 1994-1996 de vaste VPRO-ontwerper) als art-director bij Vinyl. Dit maandelijkse muziektijdschrift draaide om post-punk muziek, beter bekend als Ultra. Binnenkort verschijnt het gelijknamig boek over deze stroming en ter gelegenheid daarvan is er ook een nieuw nummer gemaakt van Vinyl. Max Kisman zette zijn bioscooppromo uit 1985 van het blad online, met daarin bijdragen van verschillende animators: Jan Dietvorst, Gerrit van Dijk, Edu Kisman, Helga Kos, Henri Lucas, Peter Mertens, José Vonk en Kisman zelf.

No Future

Willem van den Berg, schetsboek Neon, 1979

Ondertussen bij de VPRO staat alles in het teken van de korte periode dat punk over Nederland raasde. 77-84 No Future is een gezamenlijk project van Holland Doc 24, Geschiedenis24.nl, 3VOOR12, VPRO, Lebowski Publishers en Centraal Museum Utrecht. De expositie in het Centraal Museum loopt van 2 maart tot 1 juni 2012. Geheel volgens de Do-It-Yourself punk-attitude kan je daar zelf fanzines stencilen en tv maken. Tijdens de themaweek op Holland Doc 24 (van 3 t/m 10 maart zijn reportages over en programma’s uit die jaren online gezet. Alle acht afleveringen van Neon bijvoorbeeld waar Willem van den Berg als vormgever bij betrokken was.

Neon ontstond in het Rotterdamse Lijnbaancentrum en werd gemaakt door een groep jonge mensen, waaronder Van den Berg die net van de kunstacademie kwam. De leader van de eerste aflevering bestaat uit een vijftal neonbuizen knipperend op het ritme van de muziek. Van den Berg: “Neonlicht was toen een belangrijk vormgevingselement, het hele programma zat daar vol mee. Neon was de straat. Reflecterend neon in nat wegdek. Dat was Rotterdam.”

Het programma kwam onder ogen van Roelof Kiers en die besloot dat de VPRO het uit moest gaan zenden. De vormgeving was uiteraard nogal onconventioneel; titelkaarten werden in brand gestoken, de montage was opzettelijk rommelig en van de geavanceerde technische faciliteiten van de NOS werd natuurlijk geen gebruik gemaakt. Van den Berg en de andere programmamakers werkten met de eenvoudigste middelen: video, kopieermachine, papier, schaar en spuitbus. Van den Berg: “In het begin was het echt onkunde omdat we geen ervaring hadden. Waren de politiehelmen oranje in plaats van blauw. Dat bezorgde de NOS-mensen waar we de tapes naar toe brachten wel grijze haren. Dan belde ze de VPRO op dat er helemaal niets van klopte. We waren lekker eigenwijs.” Titels van optredende bands worden op een Dymo lettertang gemaakt, of op een gescheurd papiertje in beeld geschoven.

Het programma werd door de pers opgemerkt. Het contrast met de vormgeving van Jaap Drupsteen, die sinds 1971 het gezicht van de VPRO bepaalde, was enorm. Van den Berg: “Niet iedereen vond het mooi. Roelof Kiers en Jan Blokker stonden er wel voor de volle 100% achter, ondanks dat het zo’n cultuuromslag was.” Als Drupsteen opstapt, vraagt Kiers Van den Berg hem op te volgen als VPRO-ontwerper.

Meer lezen, kijken & luisteren:

  • De acht afleveringen van Neon staan op Geschiedenis 24
  • 3voor12 luisterpaal met Nederlandse muziek uit 1977 – 1984: No Future luisterpaal
  • Floris Paalman beschreef de Rotterdamse filmgeschiedenis in Cinematic Rotterdam
  • Hoofdstuk over Willem van den Berg in mijn scriptie: ‘Een maatpakje voor de uitzendavond’ (PDF)
  • Als je die nog ergens kan vinden: de VPRO Gids van vorige week stond in het teken van No Future, online is nog een interview te lezen over de tentoonstelling in het Centraal Museum: God save the queen
  • Vanavond op Radio 6 bij De Avonden (21.00 – 23.00) een documentaire over punkblad Vinyl, kweekvijver van talent als Max Kisman en Stephen Emmer bijvoorbeeld.

Sonic Acts: Natural Time

Het avondprogramma van zaterdag begon met een aantal korte films. Met name Synchromy van Norman McLaren uit 1971 en Rectangles and Rectangles van René Jodoin uit 1984 vormden een mooi paar. Beide bestaande uit niet meer of minder dan gekleurde rechthoekige vlakken en zijn gebaseerd op zeer sterke concepten. Net als veel van de andere audiovisuele vertoningen op Sonic Acts zijn deze twee werken niet los te maken van hun oorspronkelijke dragers. McLaren buitte een van de mooie eigenschappen van celluloid uit, namelijk dat de geluidsporen zich op de filmrol bevinden (daarom lopen beeld en geluid bij film altijd synchroon). Hij kopieerde de geluidstrack en ‘componeerde’ daarmee de animatie. Beeld en geluid zijn dus niet alleen perfect synchroon, maar min of meer elkaars gelijke.

Jodoin werd op uitnodiging van McLaren lid van the National Film Board van Canada. Hoewel Jodoin Rectangles and Rectangles maakte nadat hij de NFB weer verlaten had, is de invloed van McLaren duidelijk zichtbaar. De animatie verschijnt als een agressief flikkerende combinatie van filmbeeld, lichtflitsen en kleurenfilters ondersteund door een bonkende beat. De schakelingen tussen licht/donker en film gaan met enorme snelheid en worden door een computer gestuurd. De hele installatie werd speciaal voor deze vertoning opgebouwd op het eerste balkon van de Paradiso. Het geratel dat de machine voortbracht gaf nog een extra dimensie aan de vertoning. De digitale versies van de NFB hieronder en boven zijn wat dat betreft natuurlijk maar vage, onvolledige impressies van deze films.

Ik hoorde iemand uit het publiek de films psychedelisch noemen. Dat zette me aan het denken. Want in feite zijn het beide uiterst rationele films. Met een minimum aan vormen en uitgewerkt met mathematische precisie zijn de werken verre van psychedelisch. Maar op de kijker hebben ze door de bijna stroboscopische flikkering wel die uitwerking.

Van Kooten & De Bie

Vanavond is de laatste uitzending Van Kooten & De Bie sloegen weer toe! (Ned 2 van 20:25 tot 21:20). Van Kooten en De Bie hebben in de bijna 40 jaar dat ze samen televisie maakten zo’n beetje alles wel geparodieerd. Ook televisievormgeving. Martin Roodnat vertelde me eind vorig jaar hoe grondig ze daarin te werk gingen:

In de tijd van Pixel Graphics [1987-1989] kwamen Kees van Kooten en Wim de Bie langs bij Willem [van den Berg] die daarvoor bij de VPRO had gewerkt. Ze gingen een nieuwe serie programma’s maken en ze vonden het wel interessant om een 3D titelanimatie te laten maken. Wij waren helemaal vereerd, maar vervolgens hoorden we maanden niets meer van ze. De eerste uitzending van het programma: we zien een zwart doek, piepschuim letters op stokjes en af en toe de handen van Van Kooten en De Bie die de letters laten bewegen. Hadden ze op hun eigen manier een 3D leader gemaakt. Heel erg grappig, wij moesten er erg om lachen.

Helaas staat dit clipje niet online, maar ik vond wel dit fragment van een paar jaar later. Ditmaal is er een aanslag gepleegd op de leader van het programma.

In het filmpje hieronder (uit Hadimassa?) moeten de omroep(st)er en de ledenwerving het ontgelden.

Er zullen vast nog tientallen andere sketches zijn waarin Van Kooten en De Bie televisievormgeving op de hak nemen. Laat het weten als je er eentje vindt!

Designed Realities – production designer Carol Spier

Zaterdag 28 februari organiseerde Stichting Premsela in het kader van het IFFR een gesprek tussen Timo de Rijk, professor van de leerstoel Design Cultures aan de VU en de Canadese production designer Carol Spier. Spier werkte veel samen met regisseur David Cronenberg, onder andere voor de films: Videodrome, Eastern Promises, History of Violence, eXistenz, Naked Lunch en The Fly.

De Rijk stelde in zijn oratie (2008) bij het aanvaarden van door Premsela geïnitieerde leerstoel dat de studie van design zich niet alleen moet richten op de avant-garde; ook het alledaagse en niet-veranderrijke ontwerp is de moeite waard. Een van zijn voorbeelden betrof de inrichting van Chinese restaurants in Nederland, zoals het voormalige-restaurant naast De Doelen waar het interview plaats vond. In een half afgebroken ‘decor’ van Chinese afdakjes, tussen afhaaltasjes met noodles en gelukskoekjes kwamen ongeveer 60 filmliefhebbers naar het interview kijken en luisteren.

De taken, verantwoordelijkheden en hierarschische positie van de production designer is in Amerikaanse filminductrie duidelijk gedefinieerd en afgebakend, onder andere door de strenge regels die de vakbonden bedongen. De production designer is een van de eerste mensen die een regisseur benadert, soms zelfs als er nog nauwelijks een script is. Samen met de regisseur en de cinematograaf (ook Director of Photography genoemd) beslist de production designer hoe de film er uit komt te zien. De production designer stuurt en coördineert onder andere de kostuummakers, make-up, decorontwerpers, rekwisiteurs, special effects afdeling en illustratoren. Hoe groter de film en het budget, hoe groter de afdelingen.

Naast een intieme samenwerking met de regisseur is met name de samenwerking met de cinematograaf – die aan het hoofd staat van belichters en cameracrew- cruciaal. Spier; ‘they can make or break your design’. Maar andersom geldt hetzelfde: de production designer kan het werk van de cinematograaf positief beïnvloeden door al in een vroege fase rekening te houden met het scheppen van lichtbronnen in de sets. Waar komen ramen, lampen, kaarsen of andere zogenaamde ‘practical lights’? Andere vragen die de production designer zich vroeg in het ontwerpproces moet stellen: Op welke locaties speelt de film zich af? Hoe kleden de hoofdpersonen zich? Hoe wonen ze?

Spier gaf ons een goed beeld van de werkwijze van David Cronenberg. Deze regisseur denkt en werkt heel sterk vanuit de personages. Dit visualiseren van de wereld van de personages in de film is extra belangrijk omdat Cronenberg zich op de set niet per se houdt aan het script. Er worden zelfs geen storyboards gemaakt. Hij stimuleert de acteurs zich te vereenzelvigen met hun personage en laat ze geregeld improviseren. Die manier van werken heeft zo zijn consequenties voor het ontwerpen van sets. Uit voorzorg worden die voor zijn films zo gemaakt dat er in 360 graden gefilmd kan worden. De vierde wand is niet altijd in beeld, maar ‘better safe than sorry’ is de gedachte, ook al zijn de productiekosten daardoor hoger.

Juist omdat de production designer zo in de hoofden van de personages en de regisseur moet gaan zitten, is een persoonlijke handtekening lastig te ontdekken. Één van De Rijks studenten Design Cultures vraagt naar Spiers persoonlijke smaak. Spier beschrijft haar huis: een vol en eclectisch interieur, met vreemde verzamelingen en props uit films. Maar soms moet een production designer iets doen wat tegen zijn of haar persoonlijke smaak ingaat. Sommige karakters vereisen volgens Spier ‘bad design’; de woning van een onaangenaam personage moet ook iets onaangenaams hebben. Het filmpersonage uit het script en de filmische visie van de regisseur zijn bepalender voor het beeld dan de smaak van de production designer. De production designer die de woning van een personage creëert is op dat moment misschien wel meer bezig met acteren dan met ontwerpen. Spier kruipt in hun huid en bedenkt tot in detail hoe kun leven er uitziet, tot en met de manier waarop ze hun tanden poetsen.

Technologie speelt in de films van Cronenberg vaak een grote rol. Maar die technologie ziet er behoorlijk anders uit dan de witte, cleane stijl die nu dankzij Apple de trend is, merkt De Rijk op. Die wereld creëert Cronenberg, zegt Spier, niet door te tekenen maar door hele treffende en beeldende beschrijvingen. Vervolgens aan haar de taak om op onderzoek uit te gaan. Zo beschreef ze het ontwerpproces van de verschillende ‘apparaten’ in eXistenz (1999). Eerst ging ze op zoek naar de meest angstaanjagende operatie-instumenten, -dat bleken die van tandheelkunde te zijn- en voor het organische werd gekeken naar botten. Hieruit ontstonden samensmeltingen die zo goed werkten dat ze ook op het film affiche prijken. Spier heeft een voorkeur voor fantastische films; ‘het is expressiever, je kunt wat meer overdrijven en jouw versie van de werkelijkheid laten zien’. Het werken met regisseurs als Guillermo del Toro en Cronenberg, hoewel ze veel verschillen, bevalt haar om die reden goed; ze hebben een sterke eigen visie en zijn niet mainstream, ‘not boring’.

Stichting Premsela en De Rijk deden met dit interview een goede poging de blik van designhistorici te richten op andere disciplines dan grafisch ontwerp en architectuur. Production design als onderdeel van populaire cultuur is een interessant nieuw onderzoeksgebied waarbij onderzoeksmethodes uit de traditionele kunstgeschiedenis gecombineerd zullen moeten worden met methodes uit het recentere Media-studies.