Sonic Acts: Beyond Time

De eerste avond van het festival was geprogrammeerd rond het thema: Beyond Time. De hoogtepunten:

Ten eerste De Tijd van Bart Vegter uit 2008. Een zwart veld met strenge lijnen waar gekleurd licht en schaduw beweging en vorm in lijkt te brengen. Een schitterende, op de computer geprogrammeerde film, in de Paradiso te zien op een scherm van gigantische afmetingen. Vegter overleed vorig jaar en ook op het IFFR werden als hommage een aantal van zijn werken getoond (zie onderstaande reportage met de zoon van Vegter gemaakt voor het IFFR).

Daarna was de beurt aan de extreme beats van Mark Fell. In de zaal, verlicht door één lamp en glitterbol onderwierp hij de luisteraar aan geluid zo intensief, hard en brutaal dat de lucht er letterlijk vol van was. Het was echter niet zomaar herrie. In de muziek waren flarden van gangbare, dansbare techno te vinden waardoor het een zeer spannende set was. Tezamen met de zeer zacht wiegende lichtvlekken van de discobol een ervaring die ik niet snel zal vergeten.

#SonicActs #SonicActs2012 Foto van Rosa Menkman.

Vervolgens: DJ Roly Porter en VJ Rod MacLachlan. De laatste had zijn Megascope op het balkon opgesteld. In een donkere ruimte, fel belicht door twee lampen liet hij alledaagse objecten ronddraaien. Een lens projecteerde het beeld direct op het grote scherm. Zo kreeg de zaal minutenlang een ronddraaiend stukje piepschuim, een koplamp of verfblik te zien. Dat klinkt vervelend, maar het was heel prettig. De kleine scherptediepte trok je blik telkens naar een ander detail van het draaiende object. Enige minpuntje hier was dat de coördinatie tussen VJ en DJ beter had gekund.

Ook heel mooi was de film van Ryohei Shimada, een onheilspellende beeldcollage van bladerdak.

Sonic Acts: George Dyson

Na de officiële opening van het Sonic Acts festival in het Nederlands Instituut voor Mediakunst haastte iedereen zich naar de eerste key-note speaker: George Dyson. In de volle grote zaal van Paradiso nam hij ons mee in zijn onderzoek naar de geschiedenis van de computer, een onderzoek dat binnenkort gepubliceerd wordt onder de titel Turings Cathedral: The Origins of the Digital Universe.

John von Neumann bij de eerste computer van het IAS

Dyson werkt al vele jaren aan dit boek, naar eigen zeggen: ‘langer dan het kleine clubje mensen kostte om in 1953 de eerste computer te bouwen’. Hoewel Dyson veel verder terug gaat dan Alan Turing – zo noemt hij belangrijke bijdragen van onder andere bij Francis Bacon (1561 -1626) en Gottfried Leibniz (1646-1716), ligt het zwaartepunt van zijn onderzoek bij de groep wetenschappers van het Institute of Advanced Study in Fuld Hall op Princeton. Fuld Hall werd gesticht door een vermogende familie en was oorspronkelijk bedoeld voor Amerikaanse onderzoekers, maar in de jaren dertig werd het een toevluchtsoord voor Europese wetenschappers.  Albert Einstein, John von Neumann, Oskar Morgenstern, Kurt Gödel en andere genieën vonden er onderdak. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog motiveerde deze wetenschappers om aan doeltreffende wapens te werken, ook al bemoeide de Verenigde Staten zich officieel nog niet met de oorlog in Europa. De geavanceerde rekenmachines die zij bouwden van glazen buizen en schakelaars speelden een cruciale rol in de ontwikkeling van de atoombom en zijn te zien als de eerste computers.

Fuld Hall, Princeton University

Een samenvatting van Dysons lezing is nauwelijks te geven. Je moet je voorstellen dat hij twaalf jaar onderzoek in een lezing van ongeveer drie kwartier leek te willen stoppen. Toch werd het geen droge opeenstapeling van feiten en gebeurtenissen. Dyson groeide namelijk als kind op in de nabijheid van Fuld hall omdat zij ouders daar werkten. Hij besteedt daarom ook aandacht aan de mensen achter de ontwikkelingen en wist zeer bijzonder archief materiaal naar boven te halen. Hij liet bijvoorbeeld aantekeningen en krabbeltjes zien uit het logboek van één van die eerste computers in de jaren vijftig waaruit de frustratie (verschillende uitkomsten), irritatie (ligt de schuld bij de soft- of hardware?) maar ook verveling (een berekening kon zomaar weken duren) van de medewerkers blijkt. Een bijzondere vondst deed Dyson in een kelder die tegenwoordig in gebruik is als serverruimte. Daar stond een doos met ponskaarten van Julian Bigelow, een van de eerste wetenschappers die parallellen zag tussen biologie en computertechnologie. Een van de servers in de kelder was geheel gewijd aan het tegen houden van virussen vernam Dyson van de beheerder die hem rondleidde. Dat bewijst dat Bigelows theorieën over de mogelijkheid van kunstmatige intelligentie inmiddels realiteit zijn geworden.

De computers die men in Fuld Hall ontwikkelde, maakten berekeningen die gebaseerd waren op tijd: van de kleinste fractie van een seconde waarin twee atomen op elkaar botsen tot berekeningen over de evolutie van het heelal. Maar de machines zelf werkten niet met tijdsgestuurde opdrachten. Ze voerden simpelweg sequenties van schakelingen uit; aan of uit, nul of één. Met name door de ontwikkeling van microprocessors werd de tijd die zo’n sequentie duurde steeds korter. Maar de computerberekening is nog steeds een serie van schakelingen. De computer staat los van de tijd; ‘no time is there’ zoals ook de titel van Dysons lezing luidde. De tijd die het duurt om berekeningen uit te voeren is om hele andere redenen belangrijk geworden, namelijk die van marketing. Iedereen wil immers een computer kopen die sneller is dan de vorige.

Dyson verdiept zich als wetenschapper en historicus in een belangrijk onderzoeksgebied. Omdat de geschiedenis van de computer zo nauw verbonden is aan die van de atoombom is het cruciaal dat de geschiedenis van dit onderzoek en de onderzoekers beschreven wordt. Als de getuigen van atoomproeven er niet meer zijn, wie wijst ons dan op het de vernietigende kracht van atoomenergie, vraagt Dyson. De atoombom wordt dan een abstract idee dat we alleen kennen uit computerspelletjes en films.

De lezing van Dyson maakte in het publiek interessante vragen los (en één huwelijksaanzoek). Wat is tijd, waarom lijkt onze tijd zich lineair te bewegen, hoe verliep de ontwikkeling van computertechnologie zich in Rusland en China? Ik had bij het teruglezen van mijn aantekeningen ook nog veel vragen over de geschiedenis van de computer, maar het lijkt me beter om gewoon Turings Cathedral: The Origins of the Digital Universe te gaan lezen. Deze is vanaf 1 maart verkrijgbaar, maar Arie Altena meldde dat het boek al te bestellen is via Amazon.co.uk . Nog een bewijs dat het digitale universum zich niets aantrek van onze ‘mensentijd’. Bestellen kan hier.

Sonic blog: dag 1

De komende dagen zal het voor de verandering eens niet gaan over televisievormgeving, want vanmiddag gaat het tweejaarlijkse Sonics Acts festival van start. Het thema van dit jaar: Travelling Time. We nemen tijd vaak voor lief en staan er niet bij stil. Maar tijd is grotendeels een menselijke constructie en heeft een ontstaansgeschiedenis en een toekomst. Bovendien zijn er hele andere manieren om tijd te beleven. De computer bijvoorbeeld, die steeds onmisbaarder wordt in ons leven, werkt met een heel ander soort tijd. Sonic Acts draait vooral om experimentele muziek, analoog én digitaal. Muziek is een buitengewoon geschikt medium om te reflecteren op het begrip tijd. Zonder tijd geen muziek. Hetzelfde kan uiteraard gezegd worden van bewegend beeld en is er de komende dagen dan ook genoeg te zien.

Als eerste opent vandaag het NIMk de gelijknamige tentoonstelling. Daarin is werk te zien en horen van Daïchi Saït (alleen tijdens het festival), Joe Gilmore, Juliana Borinski, Julien Maire, Tao G. Vrhovec Sambolec, Mark Fell en Philipp Lachenmann. Met je festivalkaartje (een los kaartje of passe-partout) kun je gratis naar binnen, dus loop vooral even langs de Keizersgracht de komende dagen (of na het festival, de tentoonstelling loopt tot 15 april)

Ik ben erg benieuwd naar de installatie van Juliana Borinski, die bestaat uit een diaprojector waaronder een lege dia langzaam vervormd door toevoeging van een bepaalde vloeistof. In de jaren zestig traden veel bands op met ‘vj’s-avant-la-lettre’ die met dit soort vloeistof dia’s een lichtshow verzorgden. Door de context te veranderen zal een heel ander soort ervaring dan die van een popconcert opgeroepen worden.

Verder vandaag: een lezing van George Dyson over het verschil tussen ‘mensentijd’ en ‘computer tijd’ en daarna het avondprogramma ‘Beyond Time’ in de grote zaal van de Paradiso. Hierover later vannacht (of morgenochtend) verslag!

SXSW excellence in title design: Jurjen Versteeg

Jurjen Versteeg (Synple) is een van de 20 geselecteerden in de SXSW Film Design Awards in de categorie Excellence in film title design.

Versteegs sequentie is geen introductie voor een film of televisieserie, maar het filmpje laat de geschiedenis van het ontwerp van filmtitelsequenties zien. In plaats van de namen van cast en crew hebben George Méliès, Saul Bass, Maurice Binder en al die andere ontwerpers de hoofdrollen. Versteeg is er in geslaagd om telkens de essentie van elke ontwerper op subtiele wijze weer te geven en toch binnen zijn eigen concept en stijl te blijven. Een knappe sequentie die al eerder in de prijzen viel en waarschijnlijk op SXSW ook in de smaak zal vallen.

Versteeg maakte de sequentie als afstudeeropdracht aan de Willem de Kooning academie. Op Forget the film, watch the titles is een uitgebreid interview te lezen over deze ‘filmtitelsequentie over filmtitelsequenties‘. Nieuwschierig naar de andere 19 titelsequenties, die zijn ook te bekijken via Forget the film, watch the titles.

Børge en Joanika Ring

Vandaag was ik op bezoek bij Anne-Mieke Bovelett om meer te weten te komen over haar grootvader Peter Zwart. Ze heeft altijd een goede band met hem gehad en heeft een aantal mappen met zijn werk in haar bezit. Hierover binnenkort meer.

Helaas begon het bezoek met slecht nieuws. Het huis van Anne-Miekes ouders, animator Børge en beeldhouwster Joanika Ring is op 1 februari compleet verwoest door een brand. Door de brand zijn de kunstenaars ook hun grootste bron van inkomsten kwijt geraakt. Het huis deed namelijk onder andere dienst als bed & breakfast. Bovendien is de gezondheid van Børge zodanig verslechterd dat hij vlak voor zijn 91ste verjaardag in het ziekenhuis is opgenomen. Voor iedereen die Børge en Joanika wil helpen; er is een site waar je een donatie kan doen help.borgering.com

Er was gelukkig ook goed nieuws. Op 2 februari (één dag na de brand) kreeg Børge de Winsor McCay Award toegekend, een life-time achievement-award van de jaarlijkse Annie Awards. De Oscar die de animator in 1985 won voor Anna en Bella is gesmolten, maar deze prachtige award in de vorm van een Zoetrope maakt dat gemis misschien wat minder. Foto’s en het laatste nieuws zijn te volgen op de sites van Børge, Joanika en Hans Perk.

Van Kooten & De Bie

Vanavond is de laatste uitzending Van Kooten & De Bie sloegen weer toe! (Ned 2 van 20:25 tot 21:20). Van Kooten en De Bie hebben in de bijna 40 jaar dat ze samen televisie maakten zo’n beetje alles wel geparodieerd. Ook televisievormgeving. Martin Roodnat vertelde me eind vorig jaar hoe grondig ze daarin te werk gingen:

In de tijd van Pixel Graphics [1987-1989] kwamen Kees van Kooten en Wim de Bie langs bij Willem [van den Berg] die daarvoor bij de VPRO had gewerkt. Ze gingen een nieuwe serie programma’s maken en ze vonden het wel interessant om een 3D titelanimatie te laten maken. Wij waren helemaal vereerd, maar vervolgens hoorden we maanden niets meer van ze. De eerste uitzending van het programma: we zien een zwart doek, piepschuim letters op stokjes en af en toe de handen van Van Kooten en De Bie die de letters laten bewegen. Hadden ze op hun eigen manier een 3D leader gemaakt. Heel erg grappig, wij moesten er erg om lachen.

Helaas staat dit clipje niet online, maar ik vond wel dit fragment van een paar jaar later. Ditmaal is er een aanslag gepleegd op de leader van het programma.

In het filmpje hieronder (uit Hadimassa?) moeten de omroep(st)er en de ledenwerving het ontgelden.

Er zullen vast nog tientallen andere sketches zijn waarin Van Kooten en De Bie televisievormgeving op de hak nemen. Laat het weten als je er eentje vindt!

Georges Méliès en Hugo Cabret

Afgelopen weekend heb ik eindelijk Hugo gezien, het 3D spektakel van Martin Scorcese over het jongetje Hugo Cabret en filmmaker George Méliès. Nu hoefde ik eigenlijk helemaal niet zo lang te wachten, het was alleen dat de voorpret en daarmee de verwachtingen nogal hoog opliepen door een aantal vertoningen op  het International Film Festival Rotterdam.

Ten eerste zag ik daar Serge Bromberg’s filmprogramma Retour de flamme (Gered uit de vlammen). Bromberg verzamelt en restaureert oude nitraatfilms die hij in de bioscoop aan elkaar praat. Hij vertelt bijvoorbeeld over de vergankelijkheid van film. Een van de redenen dat er veel film verloren is gegaan, is de extreme ontvlambaarheid van nitraatfilm die Bromberg live laat zien door een stukje film in de fik te steken. Voor je met je ogen kunt knipperen zijn de tien frames op het stukje film verschrompeld tot bijna niets. Het is niet voor niets dat de Nederlandse collecties nitraatfilm van het EYE filminstituut en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in een bunker in de duinen liggen opgeslagen. Bromberg maakt er een vermakelijke show van en speelt live piano bij de stille films. Retour de flamme laat niet alleen oude films zien, maar doet dat ook nog eens op de manier waarop de filmprogramma’s aan het begin van de vorige eeuw er ongeveer uit hebben moeten zien: met spektakel, humor en muziek.

Bromberg vertelde over verschillende technieken en oplevingen van de stereoscopische 3D-techniek in de filmgeschiedenis. Enkele memorabele voorbeelden: een reclamefilm uit 1939 van Charley Bowers waarin een Plymouth sedan in elkaar wordt gezet. Om de haverklap vliegt er een auto-onderdeel in je gezicht. Nog flauwer, maar met iets meer verhaal is Third Dimensional Murder uit 1941. “Meanwhile in Russia” had men de techniek ook perfect onder de knie, misschien wel beter dan de Amerikanen. Alleen bleef er voor screenplay geen budget over: de ‘Parade of Attractions’ bestond dus uit kitscherige opnames van vogeltjes, vissen en jongleurs. Bijzonder leuk waren de animatiefilms in 3d, zoals Disney’s Adventures in Music: Melody (1953) en Pixar’s Knick Nack uit 1988 (helaas online alleen in 2d). Vooral in het eerste filmpje zag je wat mij betreft de meerwaarde die 3D kan hebben voor een animatiefilm: de grafische tekens die in cartoons en animatie onzichtbare dingen weergeven als beweging en muziek, zijn in 3D nog vele malen effectiever.

Ook veel effectiever in stereoscopie zijn de filmtitels. Deze zijn in de klassieke Hollywoodfilms al sinds de jaren dertig min of meer driedimensionaal. De letters zijn in perspectief geïllustreerd of ze zijn met behulp van andere effecten 3D gemaakt. Zo werden letters op glazen platen gelegd zodat er een schaduw ontstond en er waren speciale titel-machines die titelkaarten snel heen en weer bewogen. Over deze vervaagde opname van de tekst werd dan nogmaals de scherpe letter gezet, met ook het effect van diepte of een beweging. (Dit effect wordt uitgelegd in Piet Schreuders’ Hollywood at Last, VPRO: 1979) Die schaduw had vooral een praktische reden: witte letters over een bewegend beeld zijn veel beter leesbaar met een slagschaduw. Maar er zijn nog wel meer vrij voor de hand liggende redenen waarom de filmtitels van het scherm moeten springen. Net als bij de grafische tekens in animatiefilms, zijn de filmtitels dus eigenlijk het beste te zien in stereoscopisch 3D. Bij Third Dimensional Murder (zie hiernaast) was alleen de eindtitel echt 3D, de begintitels nog niet want vóór de film kreeg het bioscooppubliek in 2D instructies hoe de bril op te zetten (“red glass, right eye”).

Hoogtepunt van Retour de flamme waren drie korte filmfragmenten van George Méliès Star-films in 3D. Hoe kan dat? Méliès’ films waren zo succesvol dat ze ook op grote schaal geplagieerd en gekopieerd werden, met name in de Verenigde Staten. Hij verzon een truc.  Méliès was ten slotte in eerste plaats een uitvinder en illusionist. Hij nam zijn films op met twee camera’s tegelijk. Zo had hij twee negatieven, één voor Europa en één om naar de VS te sturen. Dit was een snellere oplossing dan kopieën van het negatief te laten maken en die te versturen. Bovendien was de kwaliteit ook beter gewaarborgd. Zonder dat hij het wist was Méliès zijn films in 3D aan het opnemen. Zo rond 1920 verloor het cinema-publiek interesse voor Méliès fantastische films. Berooid en gedesillusioneerd verbrandde hij al zijn werk. In de afgelopen 100 jaar hebben filmliefhebbers als Bromberg op zolders en kelders van bioscopen en archieven gelukkig nog aardig wat kopieën weten terug te vinden. Van drie films wist Bromberg Amerikaanse én Europese fragmenten te achterhalen. Met deze kopieën reconstrueerde Bromberg enkele fragmenten in stereoscopisch 3D. Zo kwamen we een stapje dichter in het universum van de filmtovenaar Méliès.

Bromberg vertelde na Retour de Flamme in een IFFR-talkshow nog iets meer over Méliès en zijn meest bekende film Le voyage dans la lune (1902). Deze film speelt een belangrijke rol in het boek The Invention of Hugo Cabret, waar de film Hugo op is gebaseerd. Jules Verne’s De la terre à la lune uit 1865 vormde een directe inspiratiebron voor Méliès Le voyage dans la lune, de overeenkomsten tussen de boek-illustraties en de film zijn groot. Bromburg merkte op dat Jules Verne (die overleed in 1905) ondanks de grote populariteit van de film, hem misschien helemaal nooit heeft gezien. Dat is niet zo gek stelde Bromburg. Film werd in die tijd gezien als een verderfelijk vermaak en gevaarlijk bovendien. De warme projectorlamp en het licht ontvlambare nitraatmateriaal zorgde regelmatig voor ernstige branden. Al met al niet echt bevorderlijk voor de reputatie van film. We weten dus niet hoe Verne dacht over Méliès toe-eigening. De film werd in ieder geval een internationaal succes en ook vele malen nagemaakt en illegaal verspreid.

In 1993 vond Bromberg in Barcelona onverwachts een ingekleurde kopie van Le voyage dans la lune. De filmrol was in slechte staat en het duurde tot 2011 dat er genoeg geld, expertise en technische mogelijkheden beschikbaar kwam om te starten met de restauratie. Deze gigantische onderneming is vastgelegd in een documentaire die, samen met de gerenoveerde kleurenfilm, te zien was op het IFFR. Filmen in kleur was nog niet mogelijk in 1902, maar regelmatig kleurde men filmkopieën met de hand in. Dat was een kostbare zaak: in een fabriek beschilderden zo’n honderd vrouwen frame-voor-frame direct de verf op de filmrol, zo leren we uit de documentaire. De filmrestaurateurs moesten ruim honderd jaar later ook beeldje-voor-beeldje te werk gaan met Le voyage dans la lune. Bijna elk frame was beschadigd. Gelukkig zijn er van de eerste science-fictionfilm ter wereld nog meer, meestal incomplete kopieën bewaard en en kon de film zo plakte men de film als een puzzel weer digitaal in elkaar. Het Franse duo AIR componeerde een nieuwe soundtrack en zo is Le voyage dans la lune na 110 jaar weer meer dan bioscoop-waardig.

Na deze voorpret was het afgelopen weekend dan eindelijk tijd om Hugo in 3D te gaan zien. Gelukkig maakte de film de verwachtingen waar. Alleen al het openingsshot is een bezoek aan de bioscoop waard. De prominente rol voor treinen, klokken en film schetsen een prachtig beeld van de jaren dertig van de vorige eeuw. Sommige scenes lijken meer in dienst te staan van het visuele effect dan van het verhaal, maar als het er zó goed uitziet dan vergeef je dat de filmmaker graag. Voor filmliefhebbers en historici zitten er veel mooie momenten in de film, zoals wanneer Méliès (gespeeld door Ben Kingsley) en zijn vrouw een filmvertoning van de gebroeders Lumière bezoeken. Voor de film werden de Star film Studio en vele filmsets van Méliès nagebouwd waar we hem zien regisseren en acteren in fantastische kostuums. Ook zeer geslaagd zijn de hommages in Hugo aan een aantal scenes uit de filmgeschiedenis; zoals Hugo die aan de stationsklok hangt en de trein die in zijn nachtmerrie op ons af komt stormen. Die scenes –Safety Last (Newmeyer en Taylor: 1923) en L’arrivée d’un train en gare de La Ciotat (Gebr. Lumière: 1896)- zijn eveneens als film in de film te zien. Nog meer hommages staan beschreven op FXGuide.com, als ook alle special effects in de film. Maar eerst naar de bioscoop als je hem nog niet hebt gezien!

Sexy graphics: MTV

Eindelijk heb ik het boek over Robert Brownjohn, getiteld Sex and Typography (Emily King, 2005) besteld en omdat het vandaag ook nog Valentijnsdag is, lijkt er geen beter moment om van start te gaan met een kleine serie over seks en motion graphics.

MTV is wel de laatste zender die seks schuwt. Videoclips zijn met regelmaat expliciet seksistisch en ook in de zendervormgeving speelt seks een rol. Maar dan wel op een creatievere manier dan simpelweg een (bijna) blote dame te combineren met de typografie. Dat was spannend in 1964, toen Robert Brownjohn de credits op het lichaam van een goud-gespoten dame projecteerde voor de titelsequentie van James Bond’s Goldfinger. Daarna is de dame in bikini die een product aanprijst zó normaal geworden, dat ze in het begin van de 21e eeuw niemand meer opvalt. En dat is natuurlijk niet het effect dat een producent/zender met een reclame-/identiteitscampagne wil bereiken.

Deze stationcall van David Lobster voor MTV is sexy op hele andere manier. Op de eerste blik vooral schattig en onschuldig, pas als je je eigen fantasie gebruikt wordt de animatie spannend. Ook in 2009 was er een vergelijkbaar soort stationcall van Universal Everything. MTV kan in vergelijking met andere televisiezenders veel verder gaan in het gebruiken van seksueel expliciet materiaal voor de zendervormgeving, maar het is aan de samenwerking met goeie creatieven te wijten dat daarbij de clichés vermeden worden. Overigens leunt deze stijl natuurlijk zwaar op Japanse anime waar schattig en sexy helemaal geen vreemde combinatie zijn.

Danny Smit; MTV & Champions League

Vandaag in de VARA gids: en interview met Dann Smit over zijn werk aan de vormgeving van de Champions League. Een zeer complexe opdracht met strikte eisen, veel betrokkenen en gepiel op de vierkante millimeter. Maar daar staat dan wel een miljarden publiek (en een fijn budget) tegenover. Smit werkte ook enkele jaren voor MTV. Een bescheiden publiek en een eveneens bescheiden budget, maar wel veel creatieve vrijheid! En wat maak je dan? Gewoon iets geks… Of in zijn eigen woorden:

This is one of those projects where everybody is lost once you start presenting your ideas.
Ninja’s fighting a glamrocker? Conjoined twins break dancing? A cyclopse being attacked by cheerleader fairies on rollerskates? Ah, you’re lost, I can see you stare at the ceiling…

De bumpers zijn te bekijken op het online portfolio van Smits productiebureau Dare op Behance.net.

Sneeuw

As we speak – dwarrelen dikke sneeuwvlokken over Amsterdam. Ik moet denken aan die leuke VARA stationcalls van winter 1996. De huisstijl van de VARA werd in de periode 1995- 1998 verzorgd door Pittard Sullivan. Destijds een van de beste (Engelse) bureaus op het gebied van huisstijl en tv. In Nederland werkten ze na de VARA nog ook voor RTL4, maar eind jaren negentig ging het bedrijf roemloos ten onder (beschreven op Creativity)

In plaats van één stationcall maakte Pittard Sullivan vele variaties waarin niet het logo, maar alleen het uitroepteken op verrassende wijzen in beeld komt. Allemaal bestaan ze uit live action opnames zonder grafische toevoegingen. (zie de compilatie op YouTube) Daarmee zijn ze een duidelijke tegenreactie op prominente computer & 3d trend vanaf eind jaren 80. De sneeuw-idents zijn buitengewoon aandoenlijk. Astrid Joosten die een sneeuwpop omhelst en zegt ‘zal ik je laten smelten’, is misschien voor velen over de top, maar ik vind het schattig. Het is ieder geval een groot verschil met wat de VARA nu als afsluiter laat zien. Ik heb het idee dat het vierkante blokje (speelgoedblokje? dobbelsteen?) me iets wil vertellen, maar ik versta niet wat. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

En nu snel naar buiten, sneeuwpoppen maken!