60 jaar tv

Het kan je niet ontgaan zijn: de Nederlandse televisie wordt deze zondag 60 jaar. Tenminste, als je de experimentele periode in Eindhoven niet meerekent dan. De eerste landelijke uitzending van de NTS vanuit Studio Irene, een tot televisiestudio omgebouwd kerkje in Bussum, is aanstaande zondag in ieder geval precies 60 jaar geleden.

Een mooie gelegenheid om even terug te kijken naar die eerste uitzending en natuurlijk in het bijzonder naar de vormgeving ervan. Peter Zwart, we schreven al eerder op deze site over hem (de NTS zendmast en het eerste VARA herkenningsfilmpje zijn bijvoorbeeld van zijn hand) is dan de man die verantwoordelijk is voor de aankleding van de uitzending. Dat wil zeggen: de decors én het grafische werk.

bron: Nationaal Archief (links), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (rechts)

De uitzending begint met vormgeving, of ‘branding’ eigenlijk. Als eerste in beeld is een wapperend NTS vlaggetje. Om het te laten wapperen is een speciale standaard gemaakt met een ventilator. Als we op de foto’s afgaan (er is geen bewegend beeld van deze uitzending) is het vlaggetje meerdere keren in beeld; als openingsbeeld, bij of vlak voor de openingstoespraak van staatssecretaris J.M.L.Th. Cals (foto rechts) en waarschijnlijk ook tijdens de aan- en afkondigingen van omroepster Jeanne Roos. Zo deed de regisseur van de avond, Erik de Vries, dat immers ook bij zijn experimentele uitzendingen voor Philips (foto links).

Daarna volgen staatssecretaris Cals en NTS-voorzitter Kors, beide vertegenwoordigers van de destijds dominante katholieke zuil en van een regering die de introductie van televisie juist zo lang had weten te rekken. Zij spreken voorzichtig optimistisch over de televisie als uitkomst van technische vooruitgang, maar zijn tegelijkertijd zeer sceptisch over de mogelijk schadelijke gevolgen van dit nieuwe massamedium: “passiviteit en grauwe vervlakking”. De waarschuwende woorden van deze heren worden uitgesproken in een opvallend huiselijk decor. Ze zitten in gemakkelijke fauteuils, er staat een salontafel en de achterwand is bekleed met tapijten. Was dit een poging van Zwart om de formele taal en licht dreigende woorden niet al te kil over te laten komen? We kunnen het hem helaas niet meer vragen.

Na een vooraf geproduceerde instructiefilm over de werking van televisie, volgt een verhandeling van professor Halbertsma in een ander hoekje van de minuscule studio. Op de foto hieronder zien we dat het achterwandje nog even in de verf wordt gezet. Zwart houdt hier één van Halbertsma’s afbeeldingen voor de camera die later het verhaal zullen verduidelijken (foto rechts), waarschijnlijk om te testen of ze goed en leesbaar in beeld gebracht kunnen worden.

foto's uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Hierna: pauze, want de studio moet omgebouwd worden voor het decor van het eerste televisiespel wat tevens over televisie gaat; ‘De toverspiegel’. Wat gebeurt er in die pauze op het scherm? Vermoedelijk staat er een -uiteraard door Peter Zwart- vervaardigd bordje met de letters ‘pauze’. Maar helaas is daar geen beeld van. Wat er te horen is, is wel bekend: een lied met de toepasselijke tekst “o kom er eens kijken”. Àchter het scherm is iedereen druk in de weer met meubels en decorstukken voor het televisiespel. Als je de onderstaande foto’s vergelijkt, zie je inderdaad achter de wandkleden het begin van de lambrisering en een plintje van het decor van ‘De toverspiegel’.

foto's uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Tijdens het eerste televisiespel voltrekt zich ook de eerste storing. Het betreft een beeldstoring en daardoor is er natuurlijk geen kaartje met ‘storing’ in beeld, maar horen de ca. 500 televisiekijkers die avond de omroepster uitleggen dat er iets mis is. Ook weer met zo’n geestige en toepasselijke tekst; “Wij komen pas kijken, maar tenslotte komt u ook pas kijken”. Waarschijnlijk wordt de avond ook weer afgesloten door Roos naast het NTS vlaggetje, maar wederom… daar is verder geen beeldmateriaal van bewaard gebleven.

In verband met het jubileum is er veel aandacht voor de allereerste uitzending en televisiegeschiedeniss, een aantal links voor als je meer wit weten:
* Meer informatie over de experimentele uitzendingen van Philips is o.a. hier te vinden en in het boek over televisiepionier Erik de Vries.
* Beelden voor de Toekomst presenteert een interactieve tijdslijn over 60 jaar televisie. Deze bevat nu de periode tot 1971 en wordt in in de komende weken nog verder aangevuld.
* Uitgebreide informatie over de eerste tv-uitzending, de medewerkers en fotomateriaal is te vinden op de Beeldengeluidwiki.nl.
* Naast Vorm van vermaak (dat je natuurlijk al in de kast hebt staan) verschijnen/verschenen er naar aanleiding van het tv jubileum nog een aantal mooie naslagwerken, zoals het boek over de omroepsters: Goedenavond Dames en Heren, Beeldenstorm van Ruud van Gessel en 60 jaar televisie van Bert van der Veer.
* De Publieke Omroep heeft het publiek gevraagd een TV canon te kiezen, fragmenten van de verkozen programma;’s zijn ook online te bekijken.

Vorm van de VPRO 9: Bob Takes

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomer/herfstserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

Vanaf 1997 is Bob Takes opnieuw verantwoordelijk voor de televisievormgeving van de VPRO. Maar het medialandschap veranderd in deze periode behoorlijk. De identiteit van de drie publieke netten wordt geleidelijk versterkt ten koste van de omroepvormgeving. In 1999 is dat proces voltooid; de omroep(st)ers verdwijnen van het scherm en ook Takes VPRO-vormgeving is niet meer op televisie te zien. Niet alleen Takes’ contract wordt niet verlengt, ook Fred van Dijk verlaat de VPRO. Van Dijk die sinds 1977 VPRO eindregisseur is, speelde al die jaren een belangrijke rol bij de VPRO-presentatie. Hij zorgde ervoor dat programma’s en televisievormgeving één geheel vormden, hij koos de muziek -zo ook de ELO tune- en schreef de teksten voor de omroep(st)ers. Ook de ‘stemmen van de VPRO’ Harmke Pijpers (omroepster sinds 1972, met onderbreking van 1979-1981) en Cor Galis (omroeper sinds 1973) zijn vanaf 1999 niet meer te horen op de televisie. In de Nederland 3-vormgeving van Mieke Gerritzen (deze komt volgende week aan bod) is geen plaats meer voor de individuele smaak en stijl van de verenigingen. Daarmee komt een eind aan een zeer succesvolle en unieke presentatie- en programmeringsstrategie van de VPRO die is ingezet met de ‘signalen’ van Jaap Drupsteen uit 1971.

Tussen 1999 en 2003 heeft elk net een eigen huisstijl. In 2003 gaat de centralisatie van de televisievormgeving nog een stapje verder: ontwerpbureau Kemistry ontwerpt in opdracht van de NPO één huisstijl voor de publieke netten. Een ruitje met afgeronde hoeken vormt de basis voor de logo’s van Nederland 1, 2 en 3. De netten krijgen wel een eigen kleur en eigen idents. Tegelijkertijd met deze centralisatie krijgen de omroepverenigingen elk vier korte seconden aan het eind van hun programma’s om hun identiteit te laten horen en zien. De VPRO vraagt Takes om die ident te ontwerpen. Takes gebruikt daarvoor het VPRO-logo uit 1981 en een fragment uit de inmiddels onlosmakelijke met de VPRO verbonden tune van ELO uit ‘Here is the news’. De zwart-wit verspringende vlakken zien er op het eerste gezicht eenvoudig uit, pas bij herhaald kijken, wordt duidelijk dat het draaiende drie-dimensionale blokjes zijn. Takes combineert zodoende maximale herkenbaarheid en eenvoud met een bijna verstopte ingewikkeldere tweede laag. Maar zelfs in deze 4 seconden wil de NPO een stempel drukken, het blokje-bolletje logo moet er ook in.

Het gat van nederland

Vandaag wordt bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid de canon van de Nederlandse televisie bekend gemaakt in het kader van 60 jaar televisie. Een van de geselecteerde programma’s in de categorie Human Interest is Het Gat van Nederland (VPRO, 1972). Beinvloed door Direct Cinema, een nieuwe manier van documentaire maken uit de Verenigde Staten. Door handzame camera’s kon er in kleinere crews gewerkt worden. De documentaire maker kon zich nu voor het eerst onopvallend opstellen en als een vlieg op de muur min of meer objectief de handelingen vastleggen. Nu was het Gat van Nederland alles behalve objectief. De houding van de makers werd nog versterkt door de vormgeving van Jaap Drupsteen. Met heraldische leeuwen, de Nederlandse vlag en dramatische marsmuziek plaatste hij de reportages in een ironisch kader.
Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.

Vorm van de VPRO 8: Max Kisman

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

Screenshots van Kisman's VPRO-vormgeving

Max Kisman volgt in 1992 Bob Takes op als VPRO ontwerper. Hij heeft dan al naam gemaakt als grafisch ontwerper. Onder andere als vormgever van muziektijdschrift Vinyl, mede-initiator en ontwerper van tijdschrift TYP/Typografische papier, affiche ontwerper voor Paradiso en met zijn postzegels voor het Rode Kruis. Bovendien is hij een van de pioniers op het gebied van ‘desktop publishing’; grafische ontwerp met behulp van de computer. Kisman’s overstap naar televisie wekt de aandacht van het hele design veld, maar het duurt nog even voor hij de Cubicomp bij de VPRO onder de knie krijgt. De eerste maanden werken Kisman en Takes samen aan de programma-introducties, bumpertjes en stationcalls waardoor Takes invloed nog groot is. Geleidelijk ontwikkelt Kisman zijn eigen stijl. Hij is een groot voorstander van eenvoudige, heldere beelden. Daardoor gaat hij de beperkingen van de computer uitbuiten en uitvergroten. In plaats van de Cubicomp gaat hij expres werken op de minder geavanceerde Amiga. Zijn drie-dimensionale computeranimaties zijn opgebouwd uit de beschikbare basisvormen in de computer: kubus, bal en kegel. De animaties hebben hierdoor iets bijna kinderlijks. Een groot verschil met de ontwikkeling richting zo realistisch mogelijke driedimensionale animatie, zoals de dino’s megablockbuster ‘Jurassic Park’ uit 1993. Daarnaast is Kismans liefde voor letterontwerp duidelijk terug te zien. Hij experimenteert en ontwerp vele nieuwe lettertypes, zoals ‘Fudoni’, een samensmelting van Futura en Bodoni. Hij maakt nauwelijks gebruik van het officiële VPRO-logo en zijn zelf ontworpen VPRO-letters vormen als het ware alternatieve logo’s. Kisman’s ontwerpen vallen in de smaak en net als zijn voorganger Jaap Drupsteen mag hij meerdere prijzen voor zijn VPRO-ontwerpen in ontvangst nemen.

Begin jaren negentig is het televisielandschap onherroepelijk veranderd. RTL4 snoept de helft van de kijkers en reclame inkomsten weg bij de publieke netten. Er moet wat veranderen. Langzamerhand begint men met het aanpakken van de verzuilde programmering. De netten moeten elk een sterkere eigen identiteit krijgen, maar de omroepverenigingen willen niet dat dat ten koste gaat van hun eigen identiteit. De ontwikkeling van die zender-huisstijlen verloopt dat ook zeer moeizaam. De nieuwe huisstijl van Nederlands 3, vanaf 1988 het thuisnet van de VPRO, VARA, NOS en de kleine zendgemachtigden, komt pas in 1994 tot stand. De basis is een door Kisman ontworpen 3 met een statige bovenkant en een zwierige punt. Deze 3 is tot 1999 de basis van de Nederland 3-vormgeving.

Zeg maar Jacco

In Museum Hilversum wordt op dit moment een kleine tentoonstelling gehouden in verband met het 60 jarig jubileum van de Nederlandse televisie. Te zien zijn lepeltjes, pennen, vlaggetjes, suikerzakjes en allerlei andere parafernalia van de omroepverenigingen. Én deze titelrol.

De aftiteling is gemaakt voor liedjesprogramma ‘Zeg maar Jacco’ van de NCRV uit 1965. Jacco van Renesse zingt liedjes in het Nederlands, Frans, Duits en Engels, alleen of met een muzikale gast.

Het aardige aan deze titelrol van Ton Holst (1931 – 2006) is -naast dat hij heel erg leuk is- dat er een boodschap voor de regisseuse (Kitty Knappert) bovenaan de rol staat (‘Na gebruikt deze titelrol retour grafische afdeling/ Verboden poppetjes uit te knippen’). Dit soort mooi grafisch materiaal werd heel vaak meegenomen door mensen in de studio. Dat was niet leuk voor de grafici: je werkt dagen aan zo’n rol, hij is een minuutje op televisie en dan ben je hem kwijt. Knappert had een eerdere rol van Holst mee naar huis genomen voor haar dochtertje; die knipte alle poppetjes eruit om mee te spelen! Holst was ‘not amused’ vandaar de expliciete boodschap op de rol.

Wat verder opvalt is dat de rol in kleur is, terwijl hij in 1964 is gemaakt en uitgezonden, ver voor de komst van kleurentelevisie. De grafici (en ook de decorontwerpers en schilders) waren beperkt tot zwart, wit en grijstinten, maar dat is natuurlijk best wel saai om mee te werken. Dus gingen grafici gewoon af en toe met kleur werken. Het enige waar ze rekening mee moesten houden is de vertaling van kleur naar grijs, sommige kleuren (oranje en groen bijvoorbeeld) hebben dezelfde grijswaarde, dus die kunnen niet naast elkaar.

Wat ook opmerkelijk is: het programma zelf is bewaard gebleven. Halverwege de jaren vijftig begon men uitzendingen ook op film op te nemen. Dan kon een programma van te voren opgenomen worden of zelfs op een later tijdstip nog eens herhaald worden. Een grote verbetering ten opzichte van de periode dat alles live op de buis moest! In het programma zijn verschillende tussentitels en illustraties van Holst te zien. Van deze tussentitels bestaan alleen nog op film, want fysiek zijn ze niet bewaard gebleven.

Titel die het volgende liedje aankondigt.

Bovenstaande illustraties komen in beeld bij een liedje over een jongen die verliefd is op zijn juf. Als hij erachter komt dat ze al een man heeft, is de liefde snel weer over.

Het liedje “Je suis sous” wordt geintroduceerd door een horizontale titelrol met dansende mannetjes. Waarschijnlijk was al dit programmamateriaal ook in kleur, net als de rol met aftiteling.

Maar… de aftiteling staat helemaal niet op film! Jacco zingt zijn laatste noten en verlaat het beeld. De muziek loopt nog ongeveer een minuut door maar in beeld zien we een lege studio.  Waarschijnlijk had dit te maken met mogelijk hergebruik en hermontage van het programma. Dan zou er natuurlijk een nieuwe aftiteling op die plek ingemonteerd kunnen worden.

Het is dus maar goed dat Holst erop heeft gestaan dat de titelrol terug kwam naar de grafische afdeling. Want nu kunnen wij er ook nog van genieten.

De titelrol hangt nu in Museum Hilversum en is daar tot 23 oktober gratis te bekijken.

De parafernalia komen uit de collectie van Museum Hilversum en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ton Holst schonk de titelrol in 1999 aan het toenmalig Omroepmuseum (nu Beeld en Geluid). Dit soort titelrollen zijn vanwege hun formaat  en kwetsbaarheid lastig om tentoon te stellen. Snel op bezoek bij Museum Hilversum dus!

 

 

 

Bekijk ook een andere titelrol in kleur van Ton Holst op deze site, deze staat hier.

Bron: Collectie Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Vorm van de VPRO 7: Bob Takes

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

het VPRO logo in 3D door Willem van den Berg

Omstreeks 1986 komt er een nieuwe ontwerpcomputer op de markt: de Cubicomp. Een echte 3D ontwerp computer. De VPRO is de eerste klant in Nederland en koopt de computer voor Willem van den Berg. Omdat hij op dat moment een van de weinigen ontwerpers is die hier bedreven in is, komt hij al snel om in het werk. Bedrijven, onderwijs, reclamemakers, iedereen wil 3D animatie. En er blijft steeds minder tijd over voor de VPRO. De wegen scheiden en de VPRO moet op zoek naar een vervanger.

Cubicomp 1986 demo from Pierre Hénon on Vimeo.

Bumpertje voor BGTV met Michiel Romeyn in 1982

Die vervanger wordt gevonden in Bob Takes. Hij werkt in 1982 voor het eerst voor de VPRO als een van de makers van het reportage-programma BGTV. Bob Takes maakt samen met Michiel Romeyn een aantal minimalistische en grappige bumpertjes. En daarna werkt hij als redacteur mee aan muziekprogramma Hotel Suburbia. Takes is opgeleid als grafisch ontwerper en toont veel interesse voor ontwerpen op de computer en bewegende vormgeving en zodoende is hij de logische opvolger van Van den Berg. Maar Takes is niet zo gecharmeerd van wat hij op televisie ziet aan 3D animatie. Geïnspireerd op commercieel Amerikaanse voorbeelden komen er uit de Cubicomp meestal metaal-achtige, glimmende logo’s die door de ruimte draaien en vliegen. Die beeldtaal wordt voor een deel opgelegd door de mogelijkheden en beperkingen van de computer, maar is in die jaren vooral dé trend. Takes laat met zijn VPRO-vormgeving zien dat het ook anders kan.

Witte achtergronden dus, in plaats van het zwart dat sinds de storingskaartjes uit de jaren vijftig de standaard is. Veel ambachtelijke grafische elementen: verfspatten, potlood, inkt en krijt, uitgeknipte illustraties, pictogrammen, karton. Maar wel in combinatie met 3 dimensionale vormen. Een van de bekendste afsluiters is die met het wuivende handje, met de eindtune gefloten door Jan Tromp.

Van de vier VPRO-ontwerpers werkt Takes het langste bij de VPRO, van 1986 tot 1992 en van 1997 tot 2004. Net als Willem van den Berg maakt hij van elke VPRO televisieavond iets bijzonders. Met regelmatig nieuwe openingsfilmpjes, afsluiters en verbindende animaties waarover Cor Galis de aankondigingen inspreekt. Maar Takes gaat ook, op verzoek van Roelof Kiers, voor de VPRO-programma’s de vormgeving verzorgen. De autonome types bij de VPRO zijn het daar niet altijd mee eens, maar Kiers was stellig en antwoordde dan: “zorg jij maar dat je programma goed is, dan zorgt Bob dat de avond goed is”. Takes is als ontwerper ook betrokken bij de ledenwerfcampagne van Boudewijn Paans (hoofdredacteur van Vrije Geluiden) “Stop de verloedering” die van de VPRO eindelijk een A-omroep maakt in 1991.

Takes gaat in 1992 rond de wereld zeilen, maar eerst neemt hij een paar maanden de tijd om de nieuwe VPRO-ontwerper in de werken. Die nieuwe ontwerper is Max Kisman. En daarover volgende week meer.

Gesneden platen

De afgelopen maanden heb ik gewerkt in de diepste krochten van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. In een van de depots op de vijfde verdieping onder de grond ligt de collectie gesneden platen. In de jaren 1930-1950 werden geluidsopnames ingesneden in een laklaag op een plaat van glas en het merendeel van de collectie bestaat uit dit type dragers. Maar er zijn ook opnames ingesneden op aluminium, zink, kunststof en we zijn zelfs enkele platen van karton tegengekomen.

vlnr: glazen plaat waarvan de laklaag los is gebladderd; metalen plaat met groenige lak (niet gesneden); kartonnen plaat van Peekel geluidstudio (de vader van Han); kunststof plaat met aangetast pigment

vlnr: glazen plaat waarvan de laklaag los laat; metalen plaat met groenige lak (ongesneden); kartonnen plaat van Peekel geluidstudio (de vader van Han); kunststof plaat met aantastingen

In dit geval zijn de aantekingen van de opname-technicus niet erg behulpzaam bij het vaststellen van de afspeelvolgorde.

In dit geval zijn de aantekingen van de opname-technicus niet erg behulpzaam bij het vaststellen van de afspeelvolgorde.

Wat er precies op de platen staat en hoe de kwaliteit is, zal pas blijken tijdens het digitaliseringstraject. Ik en de andere leden van het registratie-team (‘de platenmaten’) kregen de opdracht om de platen te matchen aan titels afkomstig uit oude catalogi en waar nodig aan te vullen, te corrigeren of nieuw aan te maken. We moesten afgaan op de informatie op de platenlabels, hoezen of briefjes. Naast de inhoud van de plaat, is de afspeelvolgorde belangrijk om te achterhalen. Op één plaat kan namelijk maar een paar minuten geluid opgenomen worden, dus bestaat één opname meestal uit meerdere platen. De opnametechnici gingen op pad met twee draaitafels; als de ene plaat vol was, ging hij op een tweede plaat de andere tafel verder. Dan draaide hij de eerste plaat op de andere tafel om, enzovoorts, enzovoorts. De standaard afspeelvolgorde is dan plaat 1: 1 & 3; plaat 2: 2 & 4; plaat 3: 5 & 7; plaat 4: 6 & 8 en zo verder. Maar gelukkig voor ons, week men blijkbaar ook wel eens af van deze volgorde en bleef er voor ons een hoop te puzzelen over.

Platenlabels van de omroepverenigingen

Platenlabels van de omroepverenigingen

Wat ik natuurlijk erg interessant vond in dit project was natuurlijk de vormgeving van de labels. Ik heb veel in de radio gidsen uit dezelfde periode gebladerd om iets te weten te komen over de gebruikte emblemen, vormgeving en symbolen door de omroepverenigingen en natuurlijk ontdekte ik veel overeenkomsten tussen de vormgeving van de radiogidsen en de platenlabels. Beide bevatten logischerwijs veel visualisaties van geluid, muziek, de ‘aether’ of radiogolven. Op de labels dus ook veel concentrische cirkels, golvende lijnen, muziek instrumenten, microfoons, zendmasten. Afin, kijk zelf maar hieronder. Wat ook opvalt zijn de zwart-wit geblokte randen op een aantal labels (Radiodiffusion Francaise, Tonfolie, Ruwiel). Misschien was het de bedoeling om hier iets op te markeren, maar bewijs dat dit ook gedaan werd, heb ik niet kunnen vinden.

En de VPRO heeft natuurlijk weer het mooiste label. Die springen er altijd weer bovenuit, ditmaal omdat het label niet echt een bovenkant heeft, zoals bij zo goed als alle labels, maar echt als een ronde vorm is behandeld. De opname-technicus moest zelf maar zien waar hij de titel en datum zette; lekker eigenzinnig en typisch VPRO weer. Ik vermoed dat dit label ontworpen is door Lex Barten die het VPRO-vignet en de Vrije Geluiden (radio-programmagids van de VPRO) vormgaf, want het is geheel in zijn stijl en heeft precies dezelfde letter als zijn VPRO-embleem. De KRO heeft ook wel een fraai label, maar dat klopt niet met de KRO “huisstijl”, want het kruis ontbreekt. De VARA heeft juist wel weer keurig netjes de vlam als symbool en veel van hun labels zijn rood, als zaten er ook groene versies tussen. Andere omroepverenigingen ontbreken, misschien zijn hun collecties gesneden platen verloren gegaan.

Verschillende labels uit de periode jaren 30 tot jaren 50

Verschillende labels uit de periode jaren 30 tot jaren 50

De collectie gesneden platen die Beeld en Geluid in beheer heeft bestaat weer uit allemaal kleine subcollecties. Een van die collecties is die van Klankopnamestudio’s Van Wouw. Bij het Stadsarchief van de Gemeente Amsterdam (waar de papieren collectie van Van Wouw in beheer is) vinden we meer informatie over deze klankstudio, die mogelijk de eerste of één van de eerste geluidstudio’s in Amsterdam was. Men kon er muziek op laten nemen, maar bijvoorbeeld ook een gesproken boodschap voor een familielid in Nederlands Indië. Aan de platen van Van Wouw zie je de ontwikkeling van het bedrijf: eerst zijn ze beplakt met zelf uitgeknipte en handgeschreven labels, daarna zijn er twee gedrukte labels, de eerste in wit en geel, en het laatste label met een heus bedrijfsembleem wat ook op het briefpapier prijkt. In een paar beelden zie zo de professionalisering en groei van een bedrijf aan je voorbij trekken.

Labels van klankopnamestudio Van Wouw, vlnr: 1932, 1934 en 1935, daaronder het briefpapier.

Labels van klankopnamestudio Van Wouw, vlnr: 1932, 1934 en 1935, daaronder het briefpapier.

Al met al een bijzonder en leerzaam project om aan te werken, maar ook erg koud. De platen, en dan met name de lak, reageren namelijk op warmte en temperatuurwisselingen, met alle schadelijke gevolgen van dien. Voor de platen is 17 graden een ideaal temperatuurtje, voor mensen is dat een best wel frisjes.

Vorm van de VPRO 6: Willem van den Berg

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

Willem van den Bergs audiovisuele carrière start in Rotterdam. Eind jaren zeventig werkt hij mee aan het anarchistische jongerenprogramma Neon. Net als de punk-fanzines van die tijd is het programma opzettelijk amateuristisch in elkaar gezet en dat geldt ook voor de vormgeving. En het mag ook best choqueren: titelkaarten vliegen in brand, tussentitels worden met een spuitbus op de muur geschreven, een beetje storing of een rommelige montage zijn geen probleem en er zijn natuurlijk veel fotocollages in beeld. Vooral die laatsten doen denken aan de beginjaren van televisiegraphics toen de toneelmeester met schuifjes en ijzerdraadjes de “animatie” tot leven bracht. (Zie bijvoorbeeld de prachtige Swiebertje schuiftitel van Frans Lasès of de schuiftitels van Jos van Grieken op dit blog)

Het punkprogramma valt in de smaak bij Roelof Kiers die bij de VPRO op zoek is naar nieuwe, jonge programmamakers. En ook het ledenbestand mag van hem wel wat jonge aanwas krijgen. Van den Berg krijgt dan ook de vraag om ledenwerfspots te maken voor na de Neon uitzendingen op de VPRO televisieavond. De spotjes hebben het gewenste effect, maar de nieuwe koers die Kiers in gedachten heeft voor de VPRO valt niet bij iedereen goed. De programma-makers die school maakten in de jaren zeventig verlaten de omroepvereniging. Jaap Drupsteen is een van hen. Kiers ziet in Van den Berg een goede opvolger, het enorme contrast in technieken en beeldtaal laat goed zien dat de VPRO met de tijd mee gaat.

Van den Berg is de jaren daarna de vaste VPRO vormgever. Drupsteen maakte in de loop van de jaren zeventig zo’n 80 verschillende signalen die elk hun eigen toon of sfeer neer moesten zetten voor het daarna volgend programma. Van den Berg’s vormgeving gaat verder. De ontwerper schuift aan bij de programmabespreking op maandag, werkt de rest van de week thuis op zij zolder en schuur met projectoren, dia’s, lampen, gordijnrails en zelf de ijsmachine van zijn vrouw aan de stationcalls en programmaintro’s. Aan het eind van de week komt er een camerawagen langs die alles opneemt. Elke zondagavond heeft zo een op maat gemaakte vormgeving. Ook de rol van de eindregisseur, Fred van Dijk is daardoor groot. Hij zorgt bovendien vaak voor de muziek bij Van den Bergs werk. Het is zijn verdienste dat de VPRO tot op heden herkenbaar is aan de intro van ELO’s “Here is the news”.

De ledenwerfspots worden een standaard onderdeel van de VPRO televisieavond. Van den Berg maakt er tientallen, meestal met een hoofdrol voor het bekende PTT draaischijf-model (T65) en uiteraard passen ze bij de programma’s van die avond. Een zingend marsmannetje op de science-fiction thema avond en sm met telefoonsnoeren na een programma over pornografie, het kan allemaal bij de VPRO.

Vorm van de VPRO 5: Jaap Drupsteen

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

Vrije Geluiden 1972, ontwerp van Jaap Drupsteen en Han de Vries

Terwijl de makers van Hoepla de boel bij de VPRO op scherp zetten, is Han de Vries nog bezig met het invoeren van de huisstijl volgens de kernwoorden: helder, transparant, strak en zakelijk. De samenstellers van het VPRO Gids Covers-boek merken terecht op dat deze vormgeving wringt met wat de VPRO de ether in stuurt. Terwijl de invoering van die huisstijl nog niet voltooid is (de suikerzakjes hebben nog steeds het oude logo uit 1928), wordt de vormgeving van de Vrije Geluiden al ietsjes losser. En dan staat in 1972 ineens het logo van Jaap Drupsteen op de cover. Een groter contrast tussen de Amerikaans aandoende letters met sierlijke “swashes” en de streng minimalistische lay-out van Han de Vries is bijna niet denkbaar.

Het duurt nog even voordat Drupsteen ook de Vrije Geluiden onder handen neemt en zo het gezicht van de gehele VPRO mag bepalen. Dan is het voor het eerst dat televisie leidend is op het gebied van vormgeving en huisstijl. Zijn de omroepverenigingen aanvankelijk sceptisch over het belang en de potentie van televisie, door de fenomenale groei moet men toch midden jaren zestig wel gerealiseerd hebben dat televisie dé manier is om met de achterban te communiceren. Tegelijkertijd groeit in Nederland het besef van het belang van een huisstijl als manier om herkenbaar en onderscheidend te blijven. Die twee zaken zijn voor de omroepverenigingen door de ontzuiling (nota bene mede aangewakkerd door televisie) van toenemend belang. Het is dan ook best wel opmerkelijk dat de eerste ontwikkelingen op het gebied van huisstijl bij de omroep zich zo nadrukkelijk alleen op de gidsredacties afspelen. Niet alleen bij de VPRO trouwens. Bij de VARA-gids is Pieter Brattinga in 1965 aangetrokken (hij noemt overigens in zijn werkrapporten het spoorboekje van Vrije Geluiden als goed voorbeeld). Maar ook in zijn werkrapporten over ‘het visuele voorkomen van de VARA’ waarin hij uitgebreid het concept huisstijl uitlegt, wordt televisie maar terloops genoemd. Voor het ‘voorkomen van de VARA’ vindt men televisie blijkbaar net zo belangrijk als de bewegwijzeringsborden.

Het gezicht van de omroep, dat waren immers de omroepsers, een gewoonte overgenomen van de radio. Pratende hoofden met eventueel een bosje bloemen of een vlaggetje ernaast. Het gebrek aan aandacht voor de uitstraling van de omroepverenigingen op televisie is ook verklaren door de organisatie van het omroepbestel. In tegenstelling tot de grafische vormgeving van radio- en tv-gidsen, intern drukwerk en belettering van gebouwen, moeten de omroepverenigingen voor hun televisievormgeving gebruik maken van de grafische afdeling van de NOS. Vormgeving in dienst van de omroepverenigingen als geheel beperkte zich tot een embleempje op een storingskaart of op de aftiteling van een programma. De spannende dingen gebeurden bij individuele programma’s; jonge ambitieuze makers zoals Bob Rooyens en het Hoepla-team zagen de mogelijkheden van de grafische afdeling en benutten die.

Annemarie Oster in Hadimassa 1969, ontwerp Jaap Drupsteen

Jaap Drupsteen, sinds 1964 in dienst van de grafische afdeling van de NTS, werkt ook een aantal maal mee aan van die ambitieuze programma’s. In 1968 vraagt Dimitri Frenkel Frank hem voor de vormgeving voor Hadimassa, een satirisch programma van de VARA. Frenkel Frank wil niet simpelweg een begin- en eindtiteltje, hij wil de vormgeving in het programma integreren. Dus staat Annemarie Oster het openingslied (‘een show voor iedereen, maar niet voor allemaal’) te zingen tussen twee levensgrote programma-logo’s in. Tussen de sketches van Van Kooten en De Bie verschijnen titels met passende scherpe en grappige teksten. Daarna werkt Drupsteen mee aan de tv-verfilming van Brecht & Weils De kleine doodzonden van de kleine burgerman (VPRO, 1970). In deze kleurenproductie haalt Drupsteen alles uit de kast: animatie met foto’s, draaischijven en andere mechanische trucages combineert hij met de nieuwste video techniek; chroma-key. Met dezelfde middelen verzorgt hij ook de vormgeving voor een VPRO programma rond cartoonist Jules Pfeiffer.

Drupsteen’s experimenten worden wel gewaardeerd, maar hij krijgt zijn inziens bij de NOS niet genoeg de mogelijkheid om zich erin te verdiepen. Met het weinig inspirerende vooruitzicht om de rest van zijn leven simpele titelkaarten te moeten maken, gaat hij in op het voorstel van oud klasgenoot Gertjan Leuvelink om bij Tel Design te komen werken. Ondertussen worstelt de VPRO met de aankleding van de televisieavond. De omroepster moet uit beeld, maar wat komt ervoor op de plaats? Drupsteen doet zijn best, maar het is lastig om iets uit te leggen wat nog niet bestaat. Toevallig krijgt de ontwerper op een dag Jan Blokker te spreken en die ziet het wél voor zich. Als eerste komt er een nieuw logo, een herkenbaar vignet dat in een opslag de veranderde VPRO moet visualiseren. Het snackbar-achtige logo raakt precies de juiste snaar en speelt de hoofdrol in de ruim 80 verschillende ‘signalen’ die Drupsteen vervolgens tussen 1971 en 1979 voor de VPRO maakt. Die korte filmpjes laten de identiteit van de VPRO zien, ze verbinden en introduceren de programma’s. Technisch zitten ze zo vernuftig in elkaar als De zeven doodzonden van de kleine burgerman en bovendien zijn ze grappig, ironisch en zeer eigentijds. De VPRO, kleinste omroepvereniging in het het kleine Nederland, loopt ineens wereldwijd voorop op het gebied van televisievormgeving.

Waarschijnlijk was Drupsteen’s eerste plan voor de VPRO-televisieavond nóg ambitieuzer. In onderstaand storyboard is te zien hoe de complete televisie-avond uit uit zou moeten zien; spectaculaire beeldovergangen en grafische trucages tussen programma’s en VPRO signalen en aankondigingen. Destijds waren deze plannen nog te duur, tijdrovend of simpelweg onuitvoerbaar. Maar 40 jaar later weten we niet beter of programma’s, promo’s, idents (en reclame) lopen vloeiend en snel in elkaar over. Dat was in de jaren zestig en zeventig wel anders. Tussen twee programma’s zat een enorme hoeveelheid stroperige massa: eerst een openingsfilmpje van het net, dan van de omroepvereniging van dienst, de omroepster natuurlijk (kon rustig een paar minuten duren) en het telefoonnummer voor de ledenwerving, programmaleaders en na de ellenlange aftiteling begon de hele rits weer opnieuw. Drupsteen deed met zijn VPRO vormgeving een eerste poging om de televisieavond wat te stroomlijnen. Zijn opvolger, Willem van den Berg, ging daar nog verder in. Maar daarover volgende week meer….

Storyboard Jaap Drupsteen voor de VPRO, ca. 1971 collectie Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Vorm van de VPRO 4: Wim T. Schippers

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

Zo rond 1967 zijn er een aantal programmamakers die breken met de nog jonge traditie van televisieproductie. Aan de ‘populaire’ kant is daar de jonge regisseur Bob Rooyens. Ambitieus en van plan om alle nieuwste technische snufjes toe te gaan passen maakt hij voor de AVRO showprogramma’s. Moef Ga-ga is daar het bekendste voorbeeld van; één van de eerste programma’s gemaakt voor de generatie van de jaren zestig. Met beatbands, referenties naar populaire (Amerikaanse) cultuur, zoals films en strips. Qua vormgeving zijn de Moef Ga-ga afleveringen legendarisch. Rooyens trekt alles uit de kast: de luminanz-keyer (zwart-wit voorloper van chroma-key), camera’s die continue in- en uitzoomen, vuurwerk, waanzinnige decors met bewegende onderdelen, graphics die door het beeld suizen, niets is te gek.

Omdat Phil Bloom naakt in Hoepla zit regent het opzeggingen bij de VPRO. De makers maken het de klagers makkelijk en geven in de volgende aflevering alvast het adres. Overigens wel keurig netjes volgens het VPRO huisstijl regelement.

Aan de andere kant, de VPRO-hoek, bevinden zich de makers van Hoepla. Wim T. Schippers, Wim van der Linden, Hans Verhagen en grafisch ontwerper Wim Wandel gebruiken veel van dezelfde technieken en een door populaire cultuur geïnspireerde vormentaal. Maar waar het Rooyens gaat om een mooi programma te maken is het de Hoepla-makers te doen om het verstoren en breken van conventies. Ruis door interviews, lukraak getimede titelkaarten die niets met het onderwerp te maken hebben, storings-meldingen alles om de kijker op het verkeerde been te zetten. Als je luistert naar de muziek is het verschil tussen de AVRO en VPRO kant wel duidelijk. Maar als je kijkt naar de gebruikte technieken en het ontwerp van de titelkaarten zijn er ook veel overeenkomsten tussen deze programma’s.


Boven: Tee Set in Moef Ga-ga (AVRO, 25-02-1967)
Onder: The Soft Machine in Hoepla (VPRO, 09-10-1967)

Deze programma’s maken een hoop los, vooral bij de VPRO. De VPRO is dan wel een vrijzinnige omroep, maar ook nog protestants. Het naakt en de choquerende onderwerpen in Hoepla leiden tot grote conflicten binnen de vereniging. Zo eind jaren zestig verandert de koers definitief. De VPRO kiest voor de progressieve koers in haar programma’s. Al snel ziet men in dat daarbij ook de presentatievorm moet veranderen. De omroepster, sinds de allereerste tv-experimenten in 1938 van Phillips in Eindhoven het glimlachende baken in de televisieavond, verdwijnt. In 1969 krijgt de VPRO een vaste televisie-avond en start men met een experiment waarbij vier presentatoren de programma’s aan elkaar praten en nabespreken. Een bloedserieuze en dodelijk saaie presentatievorm die zogenaamd vanwege ‘onvoldoende faciliteiten’ gestaakt wordt. De omroepster keert weer terug, maar blijft uit beeld. Op het scherm komen titelkaarten die de programma’s introduceren en de VPRO-avond een ‘gezicht’ moeten geven. Die titelkaarten zouden dus de progressieve, absurde en ironische eigenschappen van de omroepvereniging moeten weerspiegelen. De VPRO gebruikt maakt gebruik van de grafici van de NOS maar trekt ergens in 1969 of 1970 een eigen ontwerper aan; een Amerikaan die humoristische titelkaarten moet gaan maken. Het is niet duidelijk of zijn vormgeving het beeldscherm heeft gehaald -er zijn in ieder geval geen beelden van-, maar zo absurdistisch, verstorend en kitscherig als de vormgeving van Hoepla zal het ongetwijfeld niet zijn geweest.

Ondertussen heeft een lichtelijk gedesillusioneerde Jaap Drupsteen ontslag genomen bij de NOS grafische afdeling. Deze ontwerper heeft net als Rooyens een goed gevoel voor de technische mogelijkheden van televisieproductie. Net als de makers van Hoepla interesseert hij zich in de avant-garde. Maar helaas is er bij de NOS geen ruimte om zijn ideeën vorm te geven. Bij ontwerp bureau Tel Design is hij echter ook niet helemaal op zijn plaats, want zijn ontwerpen moeten eigenlijk gewoon bewegen.

Volgende week meer over Jaap Drupsteen en de VPRO televisievormgeving.