Peter Zwart: The Ramblers

Het is geen bijzonder decor en ook de schets is niet zo mooi, toch is het bovenstaande velletje bijzonder. Het is namelijk het oudst bewaard gebleven decorontwerp op papier (na het ontwerp voor het zogeheten basisdecor). Peter Zwart maakte het voor het eerste televisieoptreden van The Ramblers op 29 januari 1952 (VARA). Hij schetste de twee zijdes van een dun velletje papier vol met een vooraanzicht, een bovenaanzicht, noten en de bandnaam.

Uit de eerste twee jaar zijn maar heel weinig tekeningen bewaard gebleven. Daar zijn meerdere oorzaken voor te bedenken. In een kleine groep van NTS-medewerkers en regisseurs werden de meeste afspraken waarschijnlijk mondeling gedaan. Men werkte intensief samen, Zwart schilderde en bouwde in de studio mee aan het decor, en regisseurs gaven tijdens de repetitie nog wat veranderingen door die dan op het laatste moment geregeld moesten worden (zoals bij De toverspiegel). Zodoende waren tekeningen als communicatiemiddel waarschijnlijk overbodig.

Maar hoe zit dat dan met bovenstaande tekening voor het decor voor The Ramblers? Misschien maakte Zwart wél regelmatig tekeningen, maar zijn deze gewoon verdwenen. Als we bedenken hoe zijn werkweek er in die periode er ongeveer uit heeft gezien, is dat eveneens een aannemelijke verklaring. Zwart reist in heen en weer tussen zijn atelier thuis, Studio Irene en de werkplaats aan de Plaggenweg in Bussum. De besprekingen met regisseurs vinden plaats in de studio of in De Karseboom, bij Hamdorff, bakkerij Thönis, Gooiland, omroepgebouwen of bij de regisseurs thuis. Als hij geen tekenblok bij de hand heeft (zoals bij de schetsen voor de Wintermodeshow van 3 oktober 1952), schetst hij op servetjes, sigarendoosjes of kladvelletjes zoals hierboven. Al met al geen ideale situatie om een consequent archief op te bouwen.

Wintermode 1952

This slideshow requires JavaScript.

Omdat het van dat echte winterjassenweer is, een winters ontwerp. Bovenstaande schetsen zijn een van weinige schetsen uit de experimentele periode in het archief van Peter Zwart. Hij maakte ze voor een modeshow van mantels en wintermode die op 3 oktober 1952 op de televisie is gebracht door Dick Simons. De Libelle (no 44, p. 32-33) deed verslag van de voorbereidingen:

“Vooraf nog dit: Denkt u vooral niet te licht over dit onderdeel van het televisie-programma! Tien dagen is er door regisseur Dick Simons en zijn technische staf aan de voorbereidingen gewerkt, zes speciale decors moesten ontworpen en op de dag van de uitzendingwerd tot vijf uur s middags aan een stuk gerepeteerd. Ieder detail van zo’n televisieshow vereist grondige voorbereiding.”

Op de foto’s hieronder is te zien dat de bovenstaande tekeningen geen decors zijn geworden, maar achterdoeken. Achter elk poortje zijn dus drie changementen voor de achterdoeken. De toneelmeester (of regisseur?) op een van de foto’s ziet er met zijn korte mouwen en zonnehoedje uit alsof hij net van het strand komt. Zo’n temperatuur zal het ook wel zijn geweest in de studio. Wat zullen de modellen het warm hebben gehad in hun winterkleding! De modeontwerper is overigens mevrouw J.E. Agema-Velthuyzen en de hoeden zijn van Peter Voorn.

This slideshow requires JavaScript.

Tineke Roeffen

Dit is een gastblog van Freek Biesiot

Soms zijn er zoveel aanwijzingen die in een bepaalde richting wijzen dat je er wel gehoor aan moet geven. In dit geval leidde het tot een bezoekje aan de regisseuse Tineke Roeffen.

1) Door het spitwerk van Liselotte in de gedeeltelijk ongedocumenteerde schatten in de kelders van Beeld en Geluid kwam er een stapeltje ontwerptekeningen tevoorschijn die Jan P. Koenraads voor het programma Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer (hier te zien). Deze tekeningen zijn een jaar of tien geleden door Tineke aan het Museum geschonken, maar komen nu pas weer tevoorschijn.

Glasobject voor het Nationale Songfestival 1969, ontwerp van Biesiot en Andrie Copier

Glasobject voor het Nationale Songfestival 1969, ontwerp van Biesiot en Andrie Copier

2) Mijn eigen ontwerp voor het Nationale Songfestival in 1969 werd ineens weer actueel omdat het tijdschrift Fjoezzz van de Vereniging Vrienden van Modern glas, wel wat meer wilde weten over het enorme glasobject dat ik toen samen met Andries Copier en de glasfabriek Leerdam heb gerealiseerd als onderdeel van het decor in het Theater van het Congrescentrum in Den Haag. Dat Songfestival werd geregisseerd door Tineke.

3) Tijdens een open-atelier dag in Den Haag stapte ik binnen bij Wieteke van Dort en zo kwamen we, behalve natuurlijk over Indië, te spreken over Hamelen en haar vriendin Tineke, die volgens haar zeggen bezig was haar memoires te schrijven over die spannende begintijd van de televisie.

Kort en goed, ik maakte een afspraak om Tineke te bezoeken in Baarn, dat gesprek is inmiddels achter de rug. Zij blijkt de allereerste vrouwelijke regisseur te zijn geweest, wat op zichzelf al een memorabel feit is, ze was vanaf 1954 in dienst van de KRO.

Tineke Roeffen is inmiddels 87 jaar maar ze weet nog boeiend te vertellen over die tijd, met een feilloos geheugen voor namen van alle mensen die toen bij de omroepen betrokken waren bij de omschakeling van het radiobedrijf naar het televisietijdperk.

Ik heb hier haar manuscript voor mij liggen: En toen was er…. televisie, herinneringen aan de begintijd van de Nederlandse televisie. Het is voor ons project Vorm van vermaak misschien een beetje een zijlijn, maar het geeft wel veel inzicht in hoe die eerste tijd er uit heeft gezien en dat is toch wel heel leuk. Dus, ‘wordt vervolgd’…

Deze tekeningen hangen bij Tineke mooi ingelijst aan de muur maar komen wellicht tzt ook naar de collectie van Beeld en Geluid.

This slideshow requires JavaScript.

Uit de depots: tekeningen Cor Hermeler

Het archief van Peter Zwart bevat een flinke stapel decortekeningen uit de periode 1954 tot ongeveer 1959. Dat er enige overlap zou zijn met de collectie van Fokke Duetz had ik wel verwacht. Ze werken in 1955 en 1956 veel samen, niet alles is gesigneerd en de tekeningen zullen aanvankelijk op één stapel hebben gelegen. Bij het verdelen is dus waarschijnlijk wel eens wat van de één bij de ander terecht gekomen.

In de stapels van Duetz en Zwart kom ik ook af en toe tekeningen tegen van Jan van der Does en Cor Hermeler. Dat zijn dan aanvankelijk ontwerpen voor achterdoeken, omroepsterswandjes of sets voor kinderprogramma’s. Iets later worden dat ook muziekshows, quiz- en praatprogramma’s en dan zo ongeveer in 1957 volgen voor Hermeler de eerste eenakters en dramaproducties. Jan van der Does maakt pas in 1960 echt de overstap van grafisch naar decorontwerp.

De oudste tekening van Hermeler die ik tot nu toe heb gevonden is van 5 november 1955 en deze tekening lag dus in de stapel van Zwart. Het is een tekening voor een achterdoek bij een optreden van Rita Reys in het programma Cees de Lange ontvangt (VARA).

Collectie Beeld en Geluid

Collectie Beeld en Geluid

Verder vond ik in het archief van Zwart nog twee tekeningen van Hermeler voor kinderprogramma De bloemenprinses (VPRO, 2 mei 1956).

This slideshow requires JavaScript.

Zowel Hermeler, als Duetz en Zwart zijn in de tweede helft van de jaren vijftig druk met het aanvullen van de NTS rekwisieten fundus. Jan Jonker heeft inmiddels heel Hilversum en omgeving afgestroopt naar huisraad, en door het groeiend aantal uitzendingen blijft de behoefte aan nieuwe spullen groot. Hermeler ontwerpt onderstaande serie moderne tafeltjes.

This slideshow requires JavaScript.

Biografie Weynand Grijzen

Via via vernam Willem van der Molen dat we in het kader van het onderzoek naar de voormalige afdeling Decorontwerp zoek waren naar zijn oom Weynand Grijzen. An Bergman, de tweelingzus van de moeder van Willem trouwde in 1957 met Weynand. Het huwelijk bleef kinderloos, maar met Willem onstond een zeer hechte band, zo sterk dat hij Weynand als zijn surrogaatvader beschouwt. Hij kwam graag en vaak bij op bezoek in Kasteel Groeneveld en later in Heino en weet zodoende veel van het leven en werk van Weynand.

De onderstaande biografie is geschreven door Willem van der Molen en de foto’s erbij komen uit de familie fotoalbums. Het archief met decorontwerpen voor televisie gaat binnenkort naar Beeld en Geluid en zal dan nader onderzocht en ontsloten worden.

Weynand Grijzen in 1970 Fotograaf: Sonja Scheffers

Weynand Grijzen in 1970 Fotograaf: Sonja Scheffers

Biografie Weynand Grijzen (9/6/1905 – 22/11/1994) – door Willem van der Molen

Van jongs af aan is Weynand bezig met tekenen. Zijn ouders, die een kruidenierswinkel drijven in Zwolle, hebben niets met kunst en hij niets met het milieu waar hij uit voortkomt. Na de lagere school gaat hij naar de plaatselijke HBS. Door zijn tekentalent slaagt hij er in om aangenomen te worden op de School voor Bouwkunde, Sierende kunsten en Kunstambachten in Haarlem. Daar raakt hij geïnspireerd door zijn leraar Samuel Jesserun de Mesquita en als de school wordt opgeheven (volgens Weynand door toedoen van premier Colijn, die de pest heeft aan het linkse en progressieve karakter van de school) volgt hij met andere studenten Jesserun de Mesquita, die naar Amsterdam vertrekt naar het Instituut van Kunstnijverheidsonderwijs, de latere Rietveld Academie.

Afstudeerwerk van Weynand Grijzen

Afstudeerwerk van Weynand Grijzen

Na daar geslaagd te zijn voor zijn eindexamen vertrekt Weynand in 1928 naar Berlijn, wat toentertijd voor kunstenaars dé plaats was om te zijn, met de bedoeling er een volgopleiding te volgen. Daar komt niet veel van terecht, de stad bruist te veel. Hij vindt er zijn eerste liefde, Chaja Goldstein, de van oorsprong Poolse zangeres van het Jiddische lied die hij begeleidt op de harmonica. Het is ook de tijd dat communisten en fascisten elkaar op straat te lijf gaan, met de fascisten als uiteindelijke overwinnaars. Weynand maakt net als vele andere jonge Nederlanders die naar Berlijn zijn getrokken zijn keuze: hij wordt een overtuigd communist.

In 1931 besluit hij terug te gaan naar Nederland omdat hij geen toekomst meer voor zich ziet in het snel verder radicaliserende Duitsland. Chaja volgt hem twee jaar later omdat het voor haar als bekende joodse artieste te gevaarlijk wordt in Berlijn. De relatie met Chaja is inmiddels bekoeld, maar tot het einde van zijn leven, als Chaja definitief en steeds eenzamer in Israel leeft, blijven ze contact houden.

Weynand ontmoet in Amsterdam het Franse echtpaar Dumont. Jacques Edme Dumont is kunstenaar (aquarellist) en ontwerper (mode en grafisch) bij het warenhuis Metz & Co. Jacques woont met zijn vrouw Nicole (née Baillon) op een etage op de hoek van de Leidsestraat en de Leidsedwarsstraat en Weynand trekt bij hen in. De Dumonts vernederlandsen niet, al zal Jacques voor zijn werk bij Metz & Co wel wat woordjes Nederlands hebben opgepikt, met als gevolg dat Weynand verfranst. Vrienden en familie uit Frankrijk zoeken de Dumonts op, raken bevriend met Weynand, die regelmatig tegenbezoeken brengt in Frankrijk. Zo woont en werkt hij afwisselend in Amsterdam en in Frankrijk.

Voor Het Volk tekent Weynand de rubriek 'Uit 't lever der sterren'. (25-2-1932, Koninklijke Bibliotheek)

Voor Het Volk tekent Weynand onder andere de rubriek ‘Uit ‘t leven der sterren’. (25-2-1932, Koninklijke Bibliotheek)

In de schrale jaren 30 vindt Weynand geen vaste baan en leeft hij van zijn illustraties voor talrijke, meest links georienteerde kranten en tijdschriften zoals De Notenkraker, De Waarheid en De Groene Amsterdammer. Voor de Radiogids van de VARA tekent hij regelmatig omslagen en illustraties voor programma’s als Onze bonte Avond, Zaterdagavond Stemmingen en Het ABC cabaret o.l.v. Wim Kan. Ook wordt hij bekend om zijn lange reeks van karikaturen van Nederlandse en buitenlandse politici die hij overal kan slijten. In zijn Parijse perioden slaagt hij er ook in om illustraties te verkopen aan allerlei bladen. Hij ontwerp bijvoorbeeld enige malen de cover van het blad Fantasio, le reflet de la vie de Paris.

De inval van de Duitsers verandert zijn leven. Als Duitse militairen het vliegtuig dat als reclame in het kantoor van de KLM op de hoek van het Leidseplein staat weghalen, raakt hij in paniek. Hij probeert zijn originele karikaturen en kritische tekeningen waar Hitler en kompanen veelvuldig in voor komen, te vernietigen door ze te verscheuren en steeds in kleine porties door de WC te spoelen. Daar is hij uren mee bezig en als hij klaar is, ontdekt hij dat gemeentearbeiders op straat bezig zijn het verstopte riool schoon te maken. De resten van zijn verscheurde tekeningen, waaronder tientallen karikaturen van Hitler in kleur, dobberen door de straat vol vijandelijke soldaten. De bezetters hebben nooit achterhaald waar die Deutsch feindliche tekeningen vandaag kwamen, maar hij werd zo een vroege onderduiker.

Kort daarna is hij met de Dumonts verhuisd naar twee etages in het pand naast het toenmalige stadhuis, waar de fotograaf Joop Colson een fotobureau (voor met name trouwfoto’s) runt. In de loop van de oorlog raakte Weynand steeds meer betrokken bij verzetswerk rond Colson zoals het vervalsen van identiteitspapieren. Ook verbergt hij met succes een ouder Joods echtpaar bij hem in huis. Ondanks zijn illegale werkzaamheden heeft Weynand waarschijnlijk niet echt geleefd als onderduiker, want uit zijn vele verhalen over die tijd is het duidelijk dat hij de hele oorlog buiten kwam.

Jacques Dumont en Weynand Grijzen op de stoep van hun appartement aan de Oudezijds voorburgwal.

Jacques Dumont en Weynand Grijzen op de stoep van hun appartement aan de Oudezijds voorburgwal. Met dan aan Nike Laufer, kleindochter van Jacques en Nicole Dumont voor de foto.

Na de bevrijding kan hij zijn vooroorlogse leven niet weer oppakken, want door de papierschaarste hebben kranten en tijdschriften geen ruimte voor frivoliteiten als illustraties en karikaturen. In de eerste tijd verdient hij nog goed aan het omtoveren van de grote zaal van Hotel Krasnapolsky in een “Amerikaanse dancing” voor de soldaten en een andere zaal in een “Amerikaanse bar” voor de officieren. Ook zalen in het Parkhotel en het Carlton worden door Weynand en zijn helpers getransformeerd voor de bevrijders. Met zijn kompaan Jacques Dumont probeert hij een reclamebureau op te zetten, maar dat komt niet echt van de grond.

Zelfportret Weynand Grijzen in het door hem en Ben Albach geschreven boekje 'De entourage van het lekentoneel' (1954)

Zelfportret Weynand Grijzen in het door hem en Ben Albach geschreven boekje ‘De entourage van het lekentoneel’ (1954)

De redding komt van de stichting Het Nederlands Volkstoneel, waar Weynand in dienst treedt als decorontwerper. Deze toneelgroep verzorgt in alle hoeken van het land voorstellingen, zodat Weynand lange dagen maakt. Samen met enkele bouwers moet hij steeds het eerst ter plaatse zijn om het decor en de rekwisieten te verzorgen en gaan zij ook als laatste weer terug naar Amsterdam. Dit verhindert niet dat hij er voor blijft werken.

Eind 1952 overlijdt plotseling Jacques Dumont. Er breken een aantal moeilijke jaren aan voor Weynand en ook de relatie met Nicole Dumont verwatert. Hij kalmeert in een harmonisch huwelijk met An Bergman, die hij bij zijn moeder leert kennen. Prompt na de trouwerij eind december 1957 raakt Weynand zijn baan als decorontwerper bij Het Nederlands Volkstoneel kwijt als gevolg van een fusie. Hij heeft geen geld voor een woning en zijn vriend Joop Colson biedt hem aan voorlopig bij hem in huis te komen wonen. Dat kan gemakkelijk want Joop is na de bevrijding met zijn vrouw en zijn moeder in Baarn gaan wonen in Kasteel Groeneveld, wat hij huurt van Staatsbosbeheer voor 1 gulden per jaar. Het gebouw is dan ook erg uitgewoond door eerst de Duitse militairen en na de oorlog door Canadese militairen die er gelegerd waren. Er zit geen ruit meer in de ramen, maar eind jaren vijftig heeft Joop dat allemaal weer verholpen. Weynand en An krijgen het souterrain in de grote, voormalige strijk- en naaikamer. Vanuit de grote ramen staan ze direct in contact met de vele dieren die in de tuin rondlopen en waarvoor ze de zorg op zich nemen. Het aanbod om naar minder vochtige en minder koude kamers boven in het huis te verhuizen, slaan ze daarom af.

Portet uit 1967 voor de VARA Gids

Portet uit 1967 voor de VARA Gids

Kasteel Groeneveld werd wel de dependance genoemd van kunstenaars sociëteit De Kring aan het Kleine-Gartmanplantsoen in Amsterdam. Weynand is na de oorlog niet weer lid geworden, maar vindt in Baarn bij Colson, de koning van de zoete inval, zijn oude vrienden terug, die even of iets langer de stad uit willen en hij maakt er nieuwe vrienden uit het milieu van kunstenaars en intellectuelen. Via hen lukt het hem toegang te krijgen in de televisie wereld en na een klein jaar in de WW gaat hij voor de NTS werken. Hij bouwt de reputatie op van een gedegen decorontwerper die vooral wordt ingeschakeld voor de toneelstukken, welke de omroepen in de jaren zestig bijna wekelijks uitzenden.

Als freelancer bouwt hij echter geen pensioen op en veel van zijn opdrachtgevers, die vaak ook vrienden worden zoals Peter (en Tanja) Koen en Willy van Hemert, proberen hem over te halen in vaste dienst te komen. Peter Zwart overhandigt hem zelfs tweemaal een sollicitatieformulier. Onderaan het formulier staan twee vragen: 1) bent u lid geweest van de NSB of aanverwante groeperingen; 2) bent u lid geweest van de CPN? Weynand is woedend dat NSB en CPN in één adem worden genoemd en bovendien heeft hij wijselijk voor iedereen bij de omroep geheim gehouden dat hij communist is. De tweede vraag wil hij dus niet beantwoorden. Peter Zwart probeert het later nog eens, want de NTS is bezig zich voor te bereiden op kleuren TV en dan was het verstandig toch te solliciteren. In dit formulier is de vraag over de NSB verdwenen, maar de tweede vraag over de CPN staat er nog steeds in. Weynand blijft dus een freelancer, veel aangevraagd door regisseurs maar zonder pensioenopbouw. Daar tegenover staat de bijzondere ambiance van Groeneveld, waar hij werkt in de natuur tussen de dieren, in plaats van op een kantoor.

Hond Bobbes in het bedje van Petra uit Pipo de Clown.  1967, fotograaf: A.K.M. Schindler

Hond Bobbes in het bedje van Petra uit Pipo de Clown. De kinderserie werd tussen 1966 en 1968 opgenomen op Kasteel Groeneveld. Fotograaf: A.K.M. Schindler

Het tijdelijke karakter van de onderhuur bij Joop Colson in Kasteel Groeneveld duurt tot Weynand met pensioen gaat in april 1970. Hij trekt met zijn vrouw in bij zijn zus in een landelijk huis dat zij heeft laten bouwen in Heino na verkoop van de door hen geërfde ex-kruidenierswinkel in Zwolle. In Heino, na zijn pensionering, leeft hij opnieuw in het groen met aan de ene kant weilanden en boerderijen, aan de andere kant bosranden. In het aangrenzend weiland lopen meestal paarden.

Begin jaren tachtig verhuizen Weynand en An naar een bejaardenwoning in het vlakbij gelegen Raalte. Weynand is in 1994 van ouderdom overleden en heeft niet hoeven meemaken hoe zijn vrouw door Alzheimer werd vernietigd. Hun as is in het najaar van 2004 uitgestrooid op een heuveltje achter in de tuin van Groeneveld tussen wat in het voorjaar lelietjes van dalen bleken te zijn.

Cor Hermeler: eenakters Jack Dixon

In de depots heb ik nog een aantal tekeningen gevonden van Cor Hermeler. Het zijn decorontwerpen uit 1957, 1960 en 1962. Geen kinderprogramma’s maar serieuze kost: ontwerpen voor eenakters van Jack Dixon voor de VPRO. Deze en andere tekeningen en plattegronden (onder meer van Weynand Grijzen, Fokke Duetz, Peter Zwart, Jan van der Does) maken deel uit van een schenking van de zoon van de regisseur aan het voormalige Omroepmuseum en maken zodoende nu deel uit van de collectie van Beeld en Geluid.

De man, de kat en het meisje (VPRO, 2-3-1957)

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

Voor de VPRO maakt het niet uit of het zaterdag is en alle andere omroepen die avond show, variete en muziek uitzenden, zij houden zich aan hun taak en proberen het volk te verheffen met serieuze kost. Deze avond staan er na de introductie van professor L.J. van Holk en de voordracht van Carmiggelt, twee eenakters op het programma.

Jack Dixon vertaalde en regisseerde een stuk van Morley Roberts: De man, de kat en het meisje. Als ik de informatie uit de nabespreking uit Het vrije volk, de scene-tekeningen en het studio-plattegrond van Hermeler bij elkaar voeg onstaat er het volgende scenario. Een ziek meisje op een zolderkamer is aan haar bed gekluisterd. Door haar raam heeft ze uitzicht op de woning van een jongeman, een architect met modern stijlvol interieur met vlinderstoel en tekentafel. Ze wordt verliefd en probeert haar genegenheid kenbaar te maken door de jongen een kat te laten bezorgen (die scene speelt in zijn portaal). Andre van den Heuvel en Marijke Bakker speelden hun rollen volgens de recencent ‘met een fijnzinnige intuitie voor de broze sfeer van deze eenakter’ en het geheel ‘maakte een uitstekende indruk’.

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

Na dit romantische drama kwam de eenakter Wapenshouw (op de plattegrond aangeduid als Het wapen). Joes Odufre regisseerde deze ‘tragi-komische cocktail van tekst, muziek en mime’ van Mark Damen over wapens en hun rol in de problematiek van de mensheid. Deze zwaarmoedige kost werd ‘bijzonder cynisch uitgebeeld, getuigde van een venijnig sarcasme en zat vol met wrange symboliek.’ Dit stuk speelde zich af in de andere helft van studio Vitus in negen verschillende setjes.

Het is niet duidelijk of Hermeler ook dit decor ontwierp, ik heb er nog geen schetsen van gevonden. Het plattegrond in de NTS-stempel is akkoord getekend door Fokke Duetz. Peter Zwart was eind 1956 uitgeschakeld door een maagbloeding en moest enige tijd thuis blijven. Hermeler was al in het voorjaar van van dat jaar begonnen met decors voor kinderprogramma’s en moest dus door het wegvallen van Zwart al snel als volwaardig decorontwerper mee gaan draaien en daarvan zien we hier dus het bewijs.

Waar de vossen lopen (VPRO, 20-10-1960)

Van deze eenakter heb ik alleen een studioplattegrond gevonden. Vitus is op deze uitzendavond een stuk leger. Het neipende tekort aan studioruimte, wat je goed kan zien op de plattegrond hierboven (met 14 sets!), is nog niet voorbij, maar de VPRO maakt het zich deze avond gemakkelijk door een documentaire film (over Copernicus) en een telerecording van een BBC-circusprogramma uit te zenden. Verder komt alleen de vaste rubriek Aan de schrijftafel van professor Van Holk rechtstreeks uit de studio.

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

De eenakter zelf is zeker niet gemakkelijk zo blijkt uit de recensie in Het vrije volk (21-10-1960). Het spel is geschreven door Emile Bosch en draait om een Joods gezin en hun angst voor deportatie. Het spel speelt zich, zoals ook op het plattegrond blijkt, grotendeels af rond een ronde tafel waar twee kinderen in opstand komen tegen hun gelovigeen in hun lot berustende ouders. Bij die confrontatoe vallen harde woorden, letterlijk en figuurlijk, volgens De telegraaf (21-10-1960), waar het stuk overigens ‘pijnlijk, hoogdravend, nodeloos scabreus en ordinair’ genoemd wordt. De Vlaamse televisie wilde de eenakter aanvankelijk rechtstreeks overnemen, maar vond bij nader inzien het onderwerp te precair en durfte het niet aan.

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

Een gesprek tussen vier mensen aan een tafel is een lastige opstelling voor de regie. In een normale situatie zit je met vier personen in een ruitvorm, twee stellen zitten recht tegenover elkaar. Maar in zo’n opstelling is het onmogelijk alle vier de spelers in beeld te krijgen. De camera moet over de as, een van de camera’s in in beeld, of een van de acteurs is alleen van achteren te zien. In de plattegrond is ongeveer te zien hoe Hermeler en Dixon daarmee worstelden en tot een oplossing kwamen: stoel 4 schuift nog wat dichter naar stoel drie zodat camera twee, verborgen achter de deur naar de trap, de acteur op stoel 4 in beeld kan nemen.

Apollo van Bellac (VPRO 18-1-1962)

Het aardige aan de verzameling decortekeningen van Jack Dixon is dat ze, net als het plattegrond voor Waar de vossen lopen, zijn voorzien van zijn aantekeningen, opmerkingen en toevoegingen, waarschijnlijk gemaakt door regisseur en decorontwerper samen. Maar er moet een moment zijn waarop het ontwerp klaar is en er een grote stempel DEFINITIEF gezet wordt.

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

De eenakter Apollo van Bellac is geschreven door Jean Giraudoux. Het jonge meisje Agnes neemt een loopje met de ijdelheid van de mannen om haar heen (voor wie de plt wilt weten, zie Wikipedia). De voorstelling hierboven is een aanzicht van de hal van het kantoorgebouw waar alles zich afspeelt, vandaar de vele deuren rechts en links. De trap en de deur in het midden leiden naar de directievertrekken. In de recensies van De waarheid en De telegraaf (19-1-1962) wordt regisseur Dixon verweten dat de cameravoering te statisch was. De acteurs kwamen nauwelijks van hun plaats, bleven ‘als pilaren in de hal staan’. De speelse inhoud verdiende het volgens de critici om ook speels op het scherm gebracht te worden.

© Beeld en Geluid

© Beeld en Geluid

Cor Hermeler overleden

5-6-2014 Cor Hermeler overleden Afgelopen donderdag is Cor Hermeler overleden. Hermeler kwam midden jaren vijftig bij de NTS te werken als decorschilder. Al snel werd zijn tekentalent opgemerkt door decorontwerpers Peter Zwart en Fokke Duetz. Hermeler ging samen met Jan van der Does het grafische werk verzorgen: titelkaarten, titelrollen en zogeheten ‘animations’. Maar al in mei 1956, zo blijkt uit het stapeltje tekeningen dat ik afgelopen week bij Beeld en Geluid vond, ontwerpt Hermeler waarschijnlijk al zijn eerste decors. Decortjes moeten we misschien zeggen, want het zijn eenvoudige setjes voor de kinderuitzendingen. Veel decorontwerpers begonnen later ook op die manier, ze werden niet gelijk losgelaten op de prestigieuzere eenakters. De kinderprogramma’s waren een oefening in de praktijk, want een opleiding voor tv-decorontwerp bestond niet.

VARA kinderprogramma’s 1956-1957

This slideshow requires JavaScript.

AVRO kinderprogramma’s

This slideshow requires JavaScript.

NCRV kinderprogramma’s

This slideshow requires JavaScript.

Uit de depots: basisdecor 1951

Een van de doelen van het project ’50 jaar tv-decor’ is het veilig stellen van erfgoed van decorontwerpers. Het veiligste is wat dat betreft de kelder van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en daar zijn dit jaar bijvoorbeeld de archieven van Freek Biesiot en Peter Zwart ondergebracht.

Maar Beeld en Geluid en voorheen het Omroepmuseum hebben in de loop van de jaren natuurlijk veel meer materiaal verzameld via decorontwerpers, programmamakers en andere omroepmedewerkers. De komende weken ga ik daarom in de depots en catalogi inventariseren wat er precies aanwezig is op het gebied van decorontwerp.

De eerste ‘vondsten’ zijn veelbelovend. Zo lag tussen een stapel plattegronden van studio Irene en de Ambachtsschool de werktekening van Peter Zwart voor zijn basisdecor; een set van wanden, deuren, ramen en andere delen waarmee een veelvoud aan decors gebouwd konden worden.

 

Hoog bezoek

Het is maar goed dat commissarissen, koninginnen, staatssecretarissen en kamerleden af en toe een bezoekje brachten aan de NTS, want dankzij die bezoekjes zijn er aardig wat foto’s van de studio’s en andere bedrijfsruimtes gemaakt. Nou ja, het ging natuurlijk om de hooggeplaatste bezoekers. Dat de Ambachtsschool, het Maagdenhuis, de studio’s of NTS-medewerkers er ook op stonden, was voor de fotograaf van destijds bijvangst. Maar die bijvangst is voor het onderzoek weer heel erg leuk. Zo vond ik bij het bezoek van Cals aan de NTS in 1955 per toeval een foto’tje van het kantoortje van Cor Hermeler en Jan van der Does in het Maagdenhuis. En vandaag vond ik foto’s van het bezoek van ene meneer Van de Wageningen (?) aan de studio’s en de afdeling decorontwerp in de Ambachtsschool op 8 mei 1956. De decorontwerpers zaten er pas kort, want de NTS huurde het gebouw vanaf april 1956.

Samen met het filmpje van oktober 1956 (Wij zijn vijf, NTS, 2-10-1956) en de foto’s uit 1957 is dan al vrij goed een plattegrond te reconstrueren van de ateliers in de Ambachtsschool. Heb je foto’s, plattegronden of misschien zelfs tekeningen van je werkplek in het Maagdenhuis, de Ambachtsschool, de Emmastraat of het Mediapark? Mail ze door naar info@vormvanvermaak.nl!

Bewegend beeld: Wij zijn vijf (1956)

Vinten dolly met cameraman en 'duwer' (uit Wij zijn vijf, NTS, 1956) © NOS

Vinten dolly met cameraman en ‘duwer’ (uit Wij zijn vijf, NTS, 1956) © NOS

Op 2 oktober 1956 gaan de slingers uit in Bussum: de televisie bestaat vijf jaar. Ter gelegenheid wordt een feestelijke, gezamelijke uitzending gemaakt door de NTS en de omroepvereningingen, zelfs de Belgische televisie doet mee. De avond brengt een toespraak van minister Cals, een zeer actueel NTS journaal met een actualiteit die zich een uur voor de uitzending afspeelde, een documentaire op film over televisie, drie rechtstreekse reportages bij tv-kijkers van het eerste uur, een balletvoorstelling uit België, de eenakter Het laatste archief en een cabaret/amusementsprogramma vanuit Extase in Amsterdam. Een programma dat de veelzijdigheid van de televisie goed laat zien, De Telegraaf miste eigenlijk maar één vertrouwd tv-element: de storing.

De documentaire was (naast de filmitems in het journaal) het enige wat niet rechtstreeks uitgezonden werd en is daarom ook bewaard gebleven. In de film Wij zijn vijf komen alle facetten en afdelingen van de televisie -met name de NTS- in beeld. Wie de makers zijn, is mij niet bekend, maar ze brengen gelukkig ook een bezoek aan de decorontwerpers in de Ambachtsschool. Van een zuchtende Peter Zwart en twee over de tekentafel gebogen ontwerpers (waarschijnlijk Ger van Essen en Cor Hermeler?) gaat de camera naar de tekentafel van Fokke Duetz en dan via een van zijn tekeningen naar de rekwisietenzolder. Het zijn de oudst (bewaard gebleven) bewegende beelden van de afdeling Decorontwerp, dus dat maakt het dit kleine fragmentje toch wel erg bijzonder.

Met dank aan de NOS en Beeld en Geluid voor het beschikbaar stellen van dit fragment.