Playing Ghost

Op Design.nl staat een interview met Bianca Ansems. Haar korte animatiefilm doet het op het moment goed op filmfestivals en heeft al een aantal prijzen gewonnen. Ansems studeerde met deze film af aan de National Film & Television School in London en daarvoor studeerde ze animatie aan de St.Joost academie. Katie Dominy vroeg Ansems naar het verschil:

“As much as I love the Netherlands and wouldn’t trade my Dutch education for anything in the world, there is just a bit more professionalism in the UK film industry in general. I’m not saying the Dutch film industry is not professional or good… but in the UK, particularly in London, we are at one of the main centres of world cinema – and you notice this. Even if you are not fully in it, you are continuously surrounded by people who work at the highest standard and it makes you feel like you still have so much to go for – big goals just seem more achievable…In the Netherlands I felt it was all a bit more held back, and not rolling at its full potential.”

Meer lezen over dit mooie filmpje: check Design.nl en PSFK.com. Ansems’ afstudeerfilm van de St. Joost (2008) is trouwens ook erg leuk.

Sonic Acts: Timothy Druckrey

De laatste festival dag van Sonic Acts begon met een ‘illustrated talk’ van Timothy Druckrey. Druckrey liet een aantal indrukwekkende kunstwerken zien die allen te maken hadden met de ervaring van tijd en film. Omdat de tijd die hij kreeg niet oneindig was, moest hij een aantal werken doorspelen. Zonde natuurlijk en daarom hier een overzicht van de films die hij liet zien.

Over The Charakter van Candice Breitz uit 2011 (22’53) moet je van te voren niet al te veel weten, de ‘clou’ wordt vanzelf duidelijk als je de aftiteling ziet.

The Clock van Christian Marclay is een compilatie van 24 uur(!) bestaande uit filmfragmenten waar een klok in te zien is. Deze ‘ideale screensaver’ laat volgens Druckrey goed zien hoe vaak tijd een cruciale rol speelt in de wereld van film. De film was te zien op de biënnale van Venetië, waarbij de tijd in de film gelijk liep met de echte tijd. Hieronder een fragment van een paar minuten (die je volgens de uploader om 0.04 pm zou moeten bekijken, uit respect voor de bedoelingen van de kunstenaar).

Content van Chris Petit uit 2010 staat niet online, maar er is wel veel informatie te vinden over deze filmmaker en film, waaronder onderstaand interview. Druckrey omschreef de film als een reflectie op de roadmovies uit de jaren zestig in de context van het internet-tijdperk.

In SHU van Philipp Lachenmann uit 2002/2010 (12’30) zien we een uur waarin de nacht verschijnt boven een zogenaamde ‘maximum security prison’ ergens in een Amerikaanse woestijn. In dit soort gevangenissen zitten de veroordeelden levenslang in eenzame opsluiting. De sprookjesachtige fonkelende lichtjes (deze zijn later toegevoegd) vormen een mooi contrast. Bij het Nederlands Instituut voor Mediakunst is tot 15 april één van zijn andere werken te zien: Space Surrogate I (2000).

Slidemovie van Gebhard Sengmüller uit 2006 is een installatie waarin een filmfragment afgespeeld word door diaprojectoren. Sengmüller werkt vaak met dit soort re-medialisaties, zo migreert hij video-opnames op vinyl of creëert hij televisie in bubbeltjesplastic.

Druckrey sloot af met Pneuma Monoxyd van Thomas Köner uit 2007. Deze film (en ander werk) is te bekijken op Koener.de (10’10). In deze film blijven opnames als een soort residu achter op het beeld waardoor we gelijktijdig naar verschillende tijdlagen lijken te kijken.

Sonic Acts: Beyond Time

De eerste avond van het festival was geprogrammeerd rond het thema: Beyond Time. De hoogtepunten:

Ten eerste De Tijd van Bart Vegter uit 2008. Een zwart veld met strenge lijnen waar gekleurd licht en schaduw beweging en vorm in lijkt te brengen. Een schitterende, op de computer geprogrammeerde film, in de Paradiso te zien op een scherm van gigantische afmetingen. Vegter overleed vorig jaar en ook op het IFFR werden als hommage een aantal van zijn werken getoond (zie onderstaande reportage met de zoon van Vegter gemaakt voor het IFFR).

Daarna was de beurt aan de extreme beats van Mark Fell. In de zaal, verlicht door één lamp en glitterbol onderwierp hij de luisteraar aan geluid zo intensief, hard en brutaal dat de lucht er letterlijk vol van was. Het was echter niet zomaar herrie. In de muziek waren flarden van gangbare, dansbare techno te vinden waardoor het een zeer spannende set was. Tezamen met de zeer zacht wiegende lichtvlekken van de discobol een ervaring die ik niet snel zal vergeten.

#SonicActs #SonicActs2012 Foto van Rosa Menkman.

Vervolgens: DJ Roly Porter en VJ Rod MacLachlan. De laatste had zijn Megascope op het balkon opgesteld. In een donkere ruimte, fel belicht door twee lampen liet hij alledaagse objecten ronddraaien. Een lens projecteerde het beeld direct op het grote scherm. Zo kreeg de zaal minutenlang een ronddraaiend stukje piepschuim, een koplamp of verfblik te zien. Dat klinkt vervelend, maar het was heel prettig. De kleine scherptediepte trok je blik telkens naar een ander detail van het draaiende object. Enige minpuntje hier was dat de coördinatie tussen VJ en DJ beter had gekund.

Ook heel mooi was de film van Ryohei Shimada, een onheilspellende beeldcollage van bladerdak.

Sexy graphics: MTV

Eindelijk heb ik het boek over Robert Brownjohn, getiteld Sex and Typography (Emily King, 2005) besteld en omdat het vandaag ook nog Valentijnsdag is, lijkt er geen beter moment om van start te gaan met een kleine serie over seks en motion graphics.

MTV is wel de laatste zender die seks schuwt. Videoclips zijn met regelmaat expliciet seksistisch en ook in de zendervormgeving speelt seks een rol. Maar dan wel op een creatievere manier dan simpelweg een (bijna) blote dame te combineren met de typografie. Dat was spannend in 1964, toen Robert Brownjohn de credits op het lichaam van een goud-gespoten dame projecteerde voor de titelsequentie van James Bond’s Goldfinger. Daarna is de dame in bikini die een product aanprijst zó normaal geworden, dat ze in het begin van de 21e eeuw niemand meer opvalt. En dat is natuurlijk niet het effect dat een producent/zender met een reclame-/identiteitscampagne wil bereiken.

Deze stationcall van David Lobster voor MTV is sexy op hele andere manier. Op de eerste blik vooral schattig en onschuldig, pas als je je eigen fantasie gebruikt wordt de animatie spannend. Ook in 2009 was er een vergelijkbaar soort stationcall van Universal Everything. MTV kan in vergelijking met andere televisiezenders veel verder gaan in het gebruiken van seksueel expliciet materiaal voor de zendervormgeving, maar het is aan de samenwerking met goeie creatieven te wijten dat daarbij de clichés vermeden worden. Overigens leunt deze stijl natuurlijk zwaar op Japanse anime waar schattig en sexy helemaal geen vreemde combinatie zijn.

Designed Realities – production designer Carol Spier

Zaterdag 28 februari organiseerde Stichting Premsela in het kader van het IFFR een gesprek tussen Timo de Rijk, professor van de leerstoel Design Cultures aan de VU en de Canadese production designer Carol Spier. Spier werkte veel samen met regisseur David Cronenberg, onder andere voor de films: Videodrome, Eastern Promises, History of Violence, eXistenz, Naked Lunch en The Fly.

De Rijk stelde in zijn oratie (2008) bij het aanvaarden van door Premsela geïnitieerde leerstoel dat de studie van design zich niet alleen moet richten op de avant-garde; ook het alledaagse en niet-veranderrijke ontwerp is de moeite waard. Een van zijn voorbeelden betrof de inrichting van Chinese restaurants in Nederland, zoals het voormalige-restaurant naast De Doelen waar het interview plaats vond. In een half afgebroken ‘decor’ van Chinese afdakjes, tussen afhaaltasjes met noodles en gelukskoekjes kwamen ongeveer 60 filmliefhebbers naar het interview kijken en luisteren.

De taken, verantwoordelijkheden en hierarschische positie van de production designer is in Amerikaanse filminductrie duidelijk gedefinieerd en afgebakend, onder andere door de strenge regels die de vakbonden bedongen. De production designer is een van de eerste mensen die een regisseur benadert, soms zelfs als er nog nauwelijks een script is. Samen met de regisseur en de cinematograaf (ook Director of Photography genoemd) beslist de production designer hoe de film er uit komt te zien. De production designer stuurt en coördineert onder andere de kostuummakers, make-up, decorontwerpers, rekwisiteurs, special effects afdeling en illustratoren. Hoe groter de film en het budget, hoe groter de afdelingen.

Naast een intieme samenwerking met de regisseur is met name de samenwerking met de cinematograaf – die aan het hoofd staat van belichters en cameracrew- cruciaal. Spier; ‘they can make or break your design’. Maar andersom geldt hetzelfde: de production designer kan het werk van de cinematograaf positief beïnvloeden door al in een vroege fase rekening te houden met het scheppen van lichtbronnen in de sets. Waar komen ramen, lampen, kaarsen of andere zogenaamde ‘practical lights’? Andere vragen die de production designer zich vroeg in het ontwerpproces moet stellen: Op welke locaties speelt de film zich af? Hoe kleden de hoofdpersonen zich? Hoe wonen ze?

Spier gaf ons een goed beeld van de werkwijze van David Cronenberg. Deze regisseur denkt en werkt heel sterk vanuit de personages. Dit visualiseren van de wereld van de personages in de film is extra belangrijk omdat Cronenberg zich op de set niet per se houdt aan het script. Er worden zelfs geen storyboards gemaakt. Hij stimuleert de acteurs zich te vereenzelvigen met hun personage en laat ze geregeld improviseren. Die manier van werken heeft zo zijn consequenties voor het ontwerpen van sets. Uit voorzorg worden die voor zijn films zo gemaakt dat er in 360 graden gefilmd kan worden. De vierde wand is niet altijd in beeld, maar ‘better safe than sorry’ is de gedachte, ook al zijn de productiekosten daardoor hoger.

Juist omdat de production designer zo in de hoofden van de personages en de regisseur moet gaan zitten, is een persoonlijke handtekening lastig te ontdekken. Één van De Rijks studenten Design Cultures vraagt naar Spiers persoonlijke smaak. Spier beschrijft haar huis: een vol en eclectisch interieur, met vreemde verzamelingen en props uit films. Maar soms moet een production designer iets doen wat tegen zijn of haar persoonlijke smaak ingaat. Sommige karakters vereisen volgens Spier ‘bad design’; de woning van een onaangenaam personage moet ook iets onaangenaams hebben. Het filmpersonage uit het script en de filmische visie van de regisseur zijn bepalender voor het beeld dan de smaak van de production designer. De production designer die de woning van een personage creëert is op dat moment misschien wel meer bezig met acteren dan met ontwerpen. Spier kruipt in hun huid en bedenkt tot in detail hoe kun leven er uitziet, tot en met de manier waarop ze hun tanden poetsen.

Technologie speelt in de films van Cronenberg vaak een grote rol. Maar die technologie ziet er behoorlijk anders uit dan de witte, cleane stijl die nu dankzij Apple de trend is, merkt De Rijk op. Die wereld creëert Cronenberg, zegt Spier, niet door te tekenen maar door hele treffende en beeldende beschrijvingen. Vervolgens aan haar de taak om op onderzoek uit te gaan. Zo beschreef ze het ontwerpproces van de verschillende ‘apparaten’ in eXistenz (1999). Eerst ging ze op zoek naar de meest angstaanjagende operatie-instumenten, -dat bleken die van tandheelkunde te zijn- en voor het organische werd gekeken naar botten. Hieruit ontstonden samensmeltingen die zo goed werkten dat ze ook op het film affiche prijken. Spier heeft een voorkeur voor fantastische films; ‘het is expressiever, je kunt wat meer overdrijven en jouw versie van de werkelijkheid laten zien’. Het werken met regisseurs als Guillermo del Toro en Cronenberg, hoewel ze veel verschillen, bevalt haar om die reden goed; ze hebben een sterke eigen visie en zijn niet mainstream, ‘not boring’.

Stichting Premsela en De Rijk deden met dit interview een goede poging de blik van designhistorici te richten op andere disciplines dan grafisch ontwerp en architectuur. Production design als onderdeel van populaire cultuur is een interessant nieuw onderzoeksgebied waarbij onderzoeksmethodes uit de traditionele kunstgeschiedenis gecombineerd zullen moeten worden met methodes uit het recentere Media-studies.

Kerstpromo’s

Voor de kerst versiert men het huis: kaarsjes, dennenboom, hulst, nepsneeuw, glimmende kerstballen, glitter en veel rood. Op televisie deden de eindregisseur van Nederland 1 en een handige editor in 1994 precies hetzelfde: dennentakjes met rode ballen in de linkerhoek, dwarrelende sneeuwvlokjes erover, gouden letters en een laagje sneeuw.

Wat een verschil als je de promo van 2009 ziet! De ingrediënten zijn hetzelfde (alleen de glimmende gouden letters zijn verdwenen), maar het is wel duidelijk dat dit niet het werk is van een editor die een paar truckjes en effectjes onder de knoppen vandaan tovert.

Fijne kerst trouwens!

Virtuele decors

decorschets van Ronald van den Bersselaar, 1997

Televisievormgevers laten zich graag inspireren door nieuwe technieken, we schreven het al vaker. Als aan het einde van de jaren negentig het virtuele decor opkomt (een presentator voor een blauw of groen scherm, decorstukken worden later met de computer ingetekend) wordt de discussie: betekent deze ontwikkeling het einde van echte decors? Lucky Letters is een typisch product uit deze periode zo einde van de jaren negentig. Het decor, een ontwerp van Ronald van den Bersselaar wordt voor een deel op de computer gegenereerd. Er kunnen dingen gedaan worden die in het echt vrij lastig zijn: presentator Victor Reinier wordt in een futuristische tube op het podium gedropt en de letters worden door een soort slangen op het (digitale) scorebord gespuugd. Het decor onderzoekt hoe ver je kunt gaan met de nieuwe techniek. Maar al vrij snel leren decormakers (en producenten): als je iets kunt maken van echt materiaal, doe het dan niet virtueel.

In het decor verstopt Van den Bersselaar nog een ‘easter egg’: “toen ik met het ontwerp bezig was is mijn oudste dochter geboren. Ergens in de letterbrij op de achterwand kun je als je heel goed oplet de naam Iris lezen!”

Binnenkort meer over Ronald van den Bersselaar op deze site, maar bekijk ook zijn eigen blog waarop hij decorfoto’s, schetsen, inspiratiemateriaal en filmpjes plaatst> Decorontwerp.blogspot.com

Vrijzinnige vormgeving: 85 jaar VPRO Gids covers

Op Vormvanvermaak.nl had ik al een reeks berichten over de VPRO geplaatst (vorm van de VPRO) naar aanleiding van het verschijnen van het prachtige naslagwerk van 85 jaar VPRO Gids covers (samengesteld door Piet Schreuders en Beate Wegloop).

Nu staat ook mijn recensie online op Designgeschiedenis.nl. Ik heb natuurlijk gekeken naar het boek zelf, maar ook naar de vormgeving van de VPRO Gids ten opzichte van andere omroepgidsen en de relatie tussen programmagids, televisie en huisstijl bij de VPRO.

Lees de recensie ‘Vrijzinnige vormgeving’ en bestel het boek bij uw boekhandel of de VPRO webwinkel.

Jaap Drupsteen bij Museum Hilversum

Afgelopen donderdag sprak Jaap Drupsteen in Museum Hilversum naar aanleiding van de tentoonstelling Grafisch Geluk. Hij was ruim twee uur aan het woord, maar zoals hij zelf al aangaf: dat zou hij gemakkelijk twee dagen vol kunnen houden. Want hij heeft de afgelopen 47(!) jaar niet stilgezeten. Sinds 1964 werkzaam op de grafische afdeling bij de Nederlandse Televisie Stichting, na een jaartje bij Tel Design, zo’n 8 jaar huisontwerper bij de VPRO. Sindsdien: televisievormgever, regisseur, ontwerper van bedrijfsfilms en reclame, grafisch ontwerper van postzegels, jaarverslagen, bankbiljetten, paspoort. Drupsteen is VJ bij technofeesten, heeft een eigen jazz-combo opgericht en verzorgt visuals bij uitvoeringen van moderne componisten als Jacob ter Veldhuis, hij doet aan videomapping bij orgelconcerten en steeds vaker componeert hij zelf de muziek onder zijn visualisaties.

VPRO stationcall van Jaap Drupsteen uit 1979

Een enorm veelzijdig oeuvre waar wel een duidelijke lijn in is te ontdekken, namelijk die van de muziek. Geluid en muziek speelden al een grote rol in de VPRO stationcalls. In de reeks die hij in 1979 maakte, koppelde hij de elektronische geluidsimpulsen aan de video-apparatuur. De muziek manipuleerde hier dus rechtstreeks het beeld. De jaren daarop perfectioneerde Drupsteen deze koppeling van geluid en beeld met behulp van computertechnieken tot uiterste perfectie. Bijvoorbeeld in onderstaande leader en bumpers voor kunstprogramma Nederland C (NOS, 1986) waar het lijkt of het beeld de muziek maakt, of andersom, een perfecte symbiose. Een probleem bij het creëren van zo’n symbiose is het afstemmen van de twee ritmes: muziek houdt zich immers niet aan het ritme van 24 beeldjes per seconde waaruit het bewegend beeld is opgebouwd. Ook daar vond Drupsteen een oplossing voor.

Drupsteen liet verder enkele fragmenten zien van zijn meest recente project: video-mappings op orgels bij concerten van Aart Bergwerff. Drupsteen stelt dat orgelconcerten visueel nogal saai zijn. De organist zelf is niet te zien en het publiek kijkt het hele concert naar een orgel dat niet beweegt. Drupsteen ontwerpt abstracte animaties die precies de vorm van het orgel en de muziek die daarop gespeeld wordt, volgt. De animatie wordt geprojecteerd op het orgel en de vertekeningen die ontstaan door de driedimensionale vormen van de orgelpijpen, ornamenten en lijsten voegen weer een extra laag van beweging en complexiteit toe aan het eindresultaat. De timing van muziek en beeld is hier niet gestuurd door de computer. Bergwerff speelt het stuk in op een synthesizer, op basis daarvan ontwerpt Drupsteen de animatie en wordt een een zogenaamde ‘click-track’ gemaakt. Die ‘click-track’ speelt in het oortje van de organist, zodat het tempo van projectie en muziekstuk bij de uitvoering kloppen. Maar, Drupsteen kan de animatie live nog een klein beetje vertragen of versnellen, mocht dat nodig zijn. Extra moeilijkheidsgraad: de organist ziet de projectie niet.


Meer fragmenten van video-mappings op orgels zijn te zien op de site van Drupsteen.

Ander bijzonder beeldmateriaal waar Drupsteen over vertelde waren de visualisaties van Three Plays van Gertrude Stein. Deze werden gemaakt naar een idee van Wilbert Bank, op muziek gezet door Fay Lovsky en in beeld gebracht door Drupsteen. Gemaakt in het kielzog van The Flood (NOS 1985), de televisieopera van Igor Stravinsky waar Bank als dramaturg en Drupsteen als regisseur/vormgever samenwerkte (hun eerste samenwerking was overigens al in 1972 bij de verfilming van Woyzeck hij de VPRO). Omdat The Flood een prestigieuze Prix Italia won in 1987, kregen ze de middelen bij elkaar voor dit volgende project. Helaas was de glorietijd van het spectaculaire televisiegenre muziektheater voorbij, ook regisseurs als Wilhemina Hoedeman en Bob Rooyens kregen nauwelijks meer een voet tussen de deur bij de Nederlandse televisie. Of misschien lag het aan de controversie rond het werk van Gertrude Stein dat de productie nooit in Nederland is uitgezonden. Gelukkig heeft Drupsteen deze productie in drie delen online gezet want de combinatie van de teksten van Stein, de muziek en stemmen door Fay Lovsky, kostuums, decors, regie en effecten vormen een intrigerend en wonderlijk geheel.

Jaap Drupsteen drukt de aftiteling voor Zo is het toevallig... (VARA), omstreeks 1964, bron: VARA archief

Maar om nog even terug te komen op muziek: Drupsteen is zelf ook aan het componeren geslagen. Toen hij al 22-jarige jongeman bij de NTS begon, was hij eigenlijk meer geïnteresseerd in muziek dan in het drukken van titelrollen. Als jazz muzikant was hij gefascineerd door de experimentele free-jazz die rond die tijd ontstond in de Verenigde Staten. Met pop muziek en de Beatles had hij niet zoveel, vandaar ook het bijna kaal geknipte koppie op de foto rechts. De free-jazz leidde naar David Bowie en zo rond 1984 maakt Drupsteen voor het eerst zelf muziek op de computer. Een fragment uit zijn laatste compositie, getiteld Emma cries for help met visuals van hemzelf en 33 1/3 collectiveis hieronder te zien.

Met zoveel interessant en mooi werk kan inderdaad gemakkelijk een week of wat gevuld worden. En ook na de presentatie werd er nog uitgebreid nagepraat over het hoe en wat van wat hij ons allemaal voorschotelde. Liefhebbers van zijn werk kunnen gelukkig al op 25 november weer terecht in Zwolle bij het BeeldBuis festival.

Vorm van de VPRO 9: Bob Takes

In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomer/herfstserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers

Vanaf 1997 is Bob Takes opnieuw verantwoordelijk voor de televisievormgeving van de VPRO. Maar het medialandschap veranderd in deze periode behoorlijk. De identiteit van de drie publieke netten wordt geleidelijk versterkt ten koste van de omroepvormgeving. In 1999 is dat proces voltooid; de omroep(st)ers verdwijnen van het scherm en ook Takes VPRO-vormgeving is niet meer op televisie te zien. Niet alleen Takes’ contract wordt niet verlengt, ook Fred van Dijk verlaat de VPRO. Van Dijk die sinds 1977 VPRO eindregisseur is, speelde al die jaren een belangrijke rol bij de VPRO-presentatie. Hij zorgde ervoor dat programma’s en televisievormgeving één geheel vormden, hij koos de muziek -zo ook de ELO tune- en schreef de teksten voor de omroep(st)ers. Ook de ‘stemmen van de VPRO’ Harmke Pijpers (omroepster sinds 1972, met onderbreking van 1979-1981) en Cor Galis (omroeper sinds 1973) zijn vanaf 1999 niet meer te horen op de televisie. In de Nederland 3-vormgeving van Mieke Gerritzen (deze komt volgende week aan bod) is geen plaats meer voor de individuele smaak en stijl van de verenigingen. Daarmee komt een eind aan een zeer succesvolle en unieke presentatie- en programmeringsstrategie van de VPRO die is ingezet met de ‘signalen’ van Jaap Drupsteen uit 1971.

Tussen 1999 en 2003 heeft elk net een eigen huisstijl. In 2003 gaat de centralisatie van de televisievormgeving nog een stapje verder: ontwerpbureau Kemistry ontwerpt in opdracht van de NPO één huisstijl voor de publieke netten. Een ruitje met afgeronde hoeken vormt de basis voor de logo’s van Nederland 1, 2 en 3. De netten krijgen wel een eigen kleur en eigen idents. Tegelijkertijd met deze centralisatie krijgen de omroepverenigingen elk vier korte seconden aan het eind van hun programma’s om hun identiteit te laten horen en zien. De VPRO vraagt Takes om die ident te ontwerpen. Takes gebruikt daarvoor het VPRO-logo uit 1981 en een fragment uit de inmiddels onlosmakelijke met de VPRO verbonden tune van ELO uit ‘Here is the news’. De zwart-wit verspringende vlakken zien er op het eerste gezicht eenvoudig uit, pas bij herhaald kijken, wordt duidelijk dat het draaiende drie-dimensionale blokjes zijn. Takes combineert zodoende maximale herkenbaarheid en eenvoud met een bijna verstopte ingewikkeldere tweede laag. Maar zelfs in deze 4 seconden wil de NPO een stempel drukken, het blokje-bolletje logo moet er ook in.