Met de keuze voor de Duits/Amerikaanse Florian Wieder als designer voor het Eurovisie Songfestival in Rotterdam slaat de Nederlandse organisatie de plank volledig mis.
Voor alle disciplines is gezocht naar het beste van het beste uit Nederland. Alleen voor decorontwerp kiest de organisatie een zwaargewicht uit het buitenland die al zes maal eerder in verschillende landen een Eurovisiedecor neer mocht zetten.
Nederlandse decorontwerpers grijpen ondertussen mis.
In tegenstelling tot hun vakbroeders van regie, lichtontwerp en geluidsontwerp moesten zij het in een internationaal uitgezette competitie opnemen tegen internationale partijen als het bureau van Wieder. Het uitschrijven van een wedstrijd voor ontwerpopdrachten is op zich niet ongebruikelijk, maar zeker niet verplicht. Het had de organisatie vrij gestaan om decorontwerp niet aan te besteden maar in te huren, zoals bijvoorbeeld voor de disciplines regie, lichtontwerp en productie is gebeurd. En ook bij een niet-openbare aanbesteding kan de opdrachtgever drempels opwerpen, bijvoorbeeld om plaats van vestiging of taal als selectiecriterium op te nemen. Bij de tender voor het grafisch ontwerp koos de organisatie er expliciet voor om alleen Nederlandse ontwerpers uit te nodigen.
Dat is meten met twee maten. Waarom geldt alleen voor decorontwerp een hogere, internationale lat? Ik heb de NPO, NOS en AVROTROS gevraagd om op deze vraag te reageren.
Andere landen is het in het verleden wel gelukt om een ‘eigen’ decorontwerper te kiezen, dus waarom zou het Nederlandse team dat niet voor elkaar kunnen krijgen? Waarom hebben de leden van het ESF-team de nek niet uit willen steken?
Het persbericht legt de nadruk op het innovatieve en typisch Nederlandse karakter van het stage design. Eerlijk gezegd zie ik geen stage design, alleen een hoop licht. Hoe het decor van Wieder “een visitekaartje is voor Nederlandse creativiteit en media-innovatie?” Ik snap hem niet…
Ik publiceer later vandaag een uitgebreider artikel met de mogelijke oorzaken die aan deze blamage ten grondslag kunnen liggen. Hopelijk ook met een reactie van het ESF-team.
Hier het persbericht van de NPO: Decorontwerp Eurovisie Songfestival 2020 gepresenteerd


Op 14 april zetten we tijdens het
Het programma heeft heel veel vormgeving nodig. Naast spetterende leaders en titelkaarten, moeten de optredens er natuurlijk ook waanzinnig uitzien. Meestal worden artiesten meerdere keren opgenomen; één keer in het decor, één keer tegen een blauwe wand, soms nog op locatie. Want als een liedje tien weken in de top 5 staat, wil men niet tien keer dezelfde opname uitzenden. Die variatie aan vormgeving wordt het handelsmerk van het programma.
Dat keyen (het combineren van twee opnames in één beeld) gebeurt de eerste jaren van Toppop nog in zwart-wit. Met de introductie van kleurentelevisie wordt het programma nog veel uitbundiger. Met behulp van de chroma-key techniek kunnen artiesten in elk gewenst decor geplaatst worden: een maquette, foto of grafisch ontwerp kan dienst doen als decor. Schupp ontwerpt enkele fantasieobjecten hiervoor. Een hoofd met een showtrap uit het oor, waanzinnige constructies die op ware schaal onbetaalbaar zijn om uit te voeren. Maar het werken met chroma-key en miniatuurdecors is toch ook lastig. De artiesten moeten heel precies op de juiste plek staan en er moet rekening gehouden worden met perspectief. De maquettes worden dus maar een enkele keer gebruikt. Op onderstaande foto zijn er een aantal te zien op een tentoonstelling in München 1974. De man met de bakkebaarden is natuurlijk Schupp zelf. 
