ESF & data driven design: het scoreboard van Cees Snoeij

De huisstijl van het aankomende Eurovisie Songfestival is gebaseerd is op een datavisualisatie van de deelnemende landen in de volgorde waarmee ze deelnamen aan het festival. Een datavisualisatie als beeldmerk is misschien ongebruikelijk, maar voor het Eurovisie Songfestival vind ik het een hele passende keuze. Het Songfestival is altijd al een sterk data driven gebeuren geweest. Terugkijken naar oude edities valt op hoe verschrikkelijk lang je niet naar liedjes maar naar het scoreboard zit te kijken. Data dus.

Keeping score

Het inbellen van de puntentelling is, zeker als je oude edities terugkijkt, een tamelijk bizar programmaonderdeel. 400 miljoen televisiekijkers die aan de buis gekluisterd zitten (of juist even af gaan wassen) terwijl de deelnemende landen één voor één de punten doorbellen. Een showprogramma waarin je tot wel een half uur lang niets anders ziet dan een scoreboard. Hieronder een overzichtje van hoe dat er in de vier Nederlandse edities uit zag.

Eurovisie Songfestival 1958

  • puntentelling: 10 landen in 16 minuten (lengte programma: 1h14m)
  • uitvoering: NTS
  • bijzonderheden: cijfers worden met de hand gedraaid door twee toneelmeesters achter het bord, door de kier tussen de borden hun je ze zien bewegen

Eurovisie Songfestival 1970

  • puntentelling: 12 landen in 10 minuten
    (lengte programma: 1h15m)
  • uitvoering: waarschijnlijk Lulfh
  • bijzonderheden: mechanische bediening door ‘Marijke’, die in beeld aan de scrutineers desk zit

Eurovisie Songfestival 1976

  • puntentelling: 18 landen in 27 minuten
    (lengte programma: 2h10m)
  • uitvoering: Cees Snoeij
  • bijzonderheden: elektronische bediening, land dat de punten doorgeeft knippert, operator van het scoreboard zit verstopt aan de scrutineers desk

Eurovisie Songfestival 1980

  • puntentelling: 19 landen in 33 minuten
    (lengte programma: 2h5m)
  • Gemaakt door: Cees Snoey
  • bijzonderheden: elektronische bediening, knipperend lampje voor het land met de hoogste score, brandend lampje voor land wat de punten doorgeeft, de operator zit verstopt in de scrutineers desk

Cees Snoeij

De scoreboards te zien in de ESF-edities van 1967, 1980 en 1984 zijn gemaakt door Cees Snoeij. Deze handige alleskunner werkte sinds 1956 voor de televisie. Eerst als toneelmeester in Studio Singer, later als technische adviseur, spelletjesbedenker en presentator. De NOS en de omroepverenigingen kloppen bij Technisch Bureau Snoeij aan voor de gecompliceerde opdrachten. Zoals de gekke spellen voor NCRV’s Zeskamp. Voor dat programma maakt Cees circa 1965 zijn eerste scoreboard. Dat eerste board evolueert en verbetert hij continue. Als Zeskamp in 1969 het Spel zonder grenzen wordt, moet het scoreboard heel Europa door.

Spel zonder Grenzen is een Eurovisie-programma en wordt, net als het Songfestival door de bij de EBU aangesloten landen uitgezonden. Om de twee weken zijn de opnames in een ander land. Het scoreboard moet daarom demontabel en gemakkelijk te verplaatsen zijn. Cees heeft er drie maanden werk aan, maar het lukt in 1971. Het topzware bedieningspaneel met 763 knoppen, plus 10 kisten bijbehorend materiaal passen in een busje waar Cees en zijn team met een wagen en caravan achteraan rijden. Als één van de 3.000 mini-gloeilampjes het begeeft, schroeft Cees er snel een nieuwe in. Onderwijl houden de zussen Eefje en Noortje de Vries de scores in de gaten. Ze blijven dat doen, zelfs als de NCRV zich in 1977 terugtrekt uit de organisatie van Spel zonder grenzen. Het scoreboard bezorgd Snoeij internationale bekendheid.

Cees Snoeij wordt in 1967 door decorontwerper Roland de Groot gevraagd om te helpen bij de uitvoering van het ingenieuze bewegende decor wat hij heeft ontworpen. Het is een gecompliceerde onderneming, de hangstukken moeten allemaal op het juiste moment en in de juiste volgorde op en neer gelaten worden. Ook bij de Eurovisie Songfestivals van 1980 en 1984 helpen Cees en zijn zoons Pim en Kees die later het bedrijf over zullen nemen, met het in beweging brengen van van Roland’s decor. Uiteraard zijn de scoreboards van Cees deze edities in gebruik. Maar ook andere landen maken gebruik van Snoeij’s scoreboard. Zo is in Stockholm 1975 de winnende score voor de Nederlandse inzending Ding-a-Dong te zien op een Nederland staaltje tv-innovatie.

Meer weten:
Het boek Snoeij, Snoeij & Snoeij, 70 jaar in vele bedrijven is te koop bij Bol.com

Go digital

In 1988 komt dankzij voortschrijdende techniek een einde aan het fysieke scoreboard in de Eurovisie Songfestivals. Quantel soft- en hardware maakt het mogelijk digitale ontwerpen voor televisie te maken en die met een groot aantal effecten te combineren met camerabeelden. Het digitale scoreboard wordt in het Eurovisie Songfestival van 1988 voor het eerst vanuit de regie met passend effectje ingekeyd op de plaats waar in het fysieke decor een muur van monitors staat. De kijker krijgt zo nu en dan ook nog een tussenstand te zien. Het is een geluk dat de uitslag tot op het laatste moment spannend blijft (Celine Dion wint voor Zwitserland met 1 punt verschil van de nummer) want het hele gebeuren duurt maar liefst drie kwartier.

Eurovisie Songfestival 1988 (Ierland)

  • puntentelling: 19 landen in 45 minuten
    (lengte programma: 2h55m)
  • Gemaakt door: WIGE-DATA mbv Quantel
  • bijzonderheden: digitale scorekaart, wordt door regie ingekeyed, knipperend telefoontje voor het land met de hoogste score, ook tussenscores

Immer wieder Florian Wieder. Waarom het Eurovisie Songfestival niet aan een Nederlandse decorontwerper gegund is

Mooi visitekaartje voor de Nederlandse creativiteit en media-innovatie: Open Up for German design!

De opdracht voor het decorontwerp voor het eerste door Nederland georganiseerde Eurovisie Songfestival in veertig jaar is niet gegund aan een Nederlander. Florian Wieder mag voor de zevende maal in tien jaar laten zien wat hij kan, ditmaal in Rotterdam. Het is op zijn zachtst gezegd een opmerkelijke keuze, een Duitser in Ahoy.

Wat is er aan de hand en hoe kon dit gebeuren? Gebrek aan talent aan de kant van Nederlandse decorontwerpers? Had de Nederlandse organisatie geen mogelijkheden om een lans te breken voor design van eigen bodem?

Kan een Duitser Dutch design maken?

Dutch design, een term waar van alles op aan te merken is. Want wat definieert Dutch design nu precies? Heeft het iets te maken met het gevecht tegen het water, met het vlakke landschap, onze nationale identiteit? Laten we eens kijken naar hoe de Nederlandse ESF-organisatie ‘Dutch design’ definieert. Bij de onthulling van het grafisch ontwerp vorige week somde executive producer Sietse Bakker de “belangrijkste kenmerken van Dutch Design” op, te weten: “minimalistisch, experimenteel en innovatief” (bron). Decorontwerper Florian Wieder omschrijft Dutch design met vergelijkbare, net iets andere termen: “onconventioneel, minimalistisch en modern” (bron).

Is het dan zo dat elk ontwerp dat aan (een deel van deze) eigenschappen voldoet, ook automatisch Dutch design is? Doet de nationaliteit er er toe? Want ja, het uitsluiten van ontwerpers op basis van nationaliteit, dat voelt toch niet helemaal lekker.

Ook de Dutch Design Week worstelt daarmee. Zij publiceren op hun website het volgende statement: “DDW does not just see Dutch design as a label for a certain group of designers or design aesthetic, but as a permanent reflection of a culture and attitude that is characteristic of the Netherlands and of Dutch people. We identify with a solution-oriented approach, functionality, humanism, free thinkers, brutality, humour, ability to put things into perspective, single-mindedness, not hindered by thinking in terms of hierarchical barriers, the unconventional. But also the readiness for taking stakeholders seriously and involving them in the solution, in the creative process. Dutch design is an attitude and does not by definition refer to a nationality” (bron).

Zoals het statement van de Dutch Design Week illustreert, moeten we als Nederland natuurlijk wel het braafste, meest inclusieve, jongetje uit de klas zijn. Natuurlijk, alle nationaliteiten mogen zich met de term Dutch design verbinden! Open Up! Maar wat ook opvalt aan het statement, is dat het inderdaad niet meevalt om een heldere afbakening te maken van wat nu wel of niet Dutch design is. Aan hoeveel van de genoemde eisen moet je precies voldoen om tot Dutch design gerekend te worden? Voldoen eigenlijk niet alle (goede) ontwerpen aan een of meerdere van de die criteria? Eigenlijk kan alles met een beetje creatieve uitleg onder Dutch design geschaard worden.

Als nationaliteit helemaal niets met Dutch design te maken heeft, waarom hebben we dan een Dutch Design Week in Eindhoven? Waarom bestaan internationale tentoonstellingen onder de noemer Dutch design altijd wel exclusief uit Nederlandse ontwerpers? Waarom heet het überhaupt Dutch design?

Dutch design is natuurlijk geen bestaande categorie of kwalificatie met randvoorwaarden waar je wel of niet aan kunt voldoen. Het is een marketingverhaal met als doel om design van Nederlandse ontwerpers internationaal beter te verkopen. Een marketinginstrument voor de internationale branding van Nederland designland. Het is opzettelijk vaag gedefinieerd zodat een breed scala aan disciplines en stijlen zich onder deze paraplu kunnen scharen. Het maakt niet uit of een ontwerp alle eerder genoemde criteria af kan vinken of niet: het gaat om het grote plaatje, de hele nationale sector. Als Iris van Herpen en Marcel Wanders internationaal doorbreken, dat versterkt dat het verhaal over Dutch design en daar hebben hun Nederlandse collega-ontwerpers baat bij. Als marketingterm is Dutch design een doorslaand succes.

Dat succes is te danken aan ontwerpers, maar ook aan opdrachtgevers. De Nederlandse overheid, publieke instellingen, archieven, nationale instituten, musea en de private sector kunnen een rol spelen in dit verhaal. Ze bouwen mee door grote prestigieuze opdrachten te gunnen aan Nederlandse ontwerpers, hun werk te bewaren en te exposeren, door kunstacademies te financieren, en internationale handelsmissies te ondernemen.

Rotterdam lijkt dit principe te snappen, de grote iconische bouwwerken van laatste decennia zijn vrijwel allemaal van Nederlandse architecten; De Markthal, het nieuwe stationsgebouw, de Erasmusbrug, en het nieuwe depot van Museum Boijmans Van Beuningen. Het wazige marketingverhaal van Dutch design krijgt op die manier heel concrete vorm. De NPO en NOS hebben echter niet zo’n boodschap aan Dutch design. In plaats van zich te verbinden aan het Dutch designverhaal, prefereren zij doorgaans voor het ontwerpen van huisstijlen en decors Engelse, Belgische en Duitse bureaus. Dat is niet verboden, maar is ze misschien wel kwalijk te nemen. Er verdwijnt zo een hoop gemeenschapsgeld naar het buitenland dat ten goede zou kunnen komen aan de Nederlandse creatieve sector.

Nou en? De creatieve sector heeft op het moment een slecht imago, maar dat is niet terecht. Kunsten ’92 schrijft: “de culturele en creatieve sector (inclusief media en erfgoed) een grotere betekenis voor Nederland heeft dan doorgaans wordt verondersteld (CBS-satellietrekening, juni 2019 en TNO in ESB, juli 2019). Met een toegevoegde waarde van € 25,5 miljard (3,7 procent) aan het bbp is deze sector iets kleiner dan toerisme, maar tweemaal zo groot als de landbouw. De culturele en creatieve sector is bovendien goed voor zo’n 320 duizend banen, 4,5 procent van de totale werkgelegenheid” (bron)

Als je met publieke middelen een grote investering doet, zoals het Eurovisie Songfestival dat – bepaald niet tot ieders genoegen – zo’n 26,5 miljoen zal gaan kosten, dan heb je mijns inziens een verplichting om die kosten te verantwoorden. De enige steekhoudende argumenten die je ter legitimatie van die investering kunt geven, liggen in het verlengde van het Dutch designverhaaltje hierboven beschreven. Op die manier kun je beredeneren dat de investering niet alleen een mooie show oplevert, niet alleen goed is voor internationale profilering, maar ook dat de investering terugvloeit naar de Nederlandse sector die op haar beurt weer bijdraagt aan werkgelegenheid en economische groei.

Recentelijk heeft Studio Dumbar het internationale logo voor Nederland onder handen genomen (bron). De ophef over de twee ton euro die dat gekocht heeft was groot, minister Kaag werd door verschillende media ter verantwoording geroepen (bron). Maar stel je eens de ophef voor als het logo niet door een Nederlands, maar door een Duits ontwerpbureau was gemaakt?

De ESC organisatie heeft de afgelopen maanden hoog van de toren geblazen over Dutch design en het Eurovisie Songfestival als ‘visitekaartje van Nederlandse creativiteit en media-innovatie’. Dat werkte, in ieder geval bij mij, de verwachting dat ze in het marketingverhaal van Dutch design geloven. Dat ze begrijpen dat er veel Nederlanders zijn die een betere bestemming weten voor 26,5 miljoen. Op alle vlakken kloppen de keuzes, behalve voor decorontwerp.

Waarom? Was het nodig de pitch voor decorontwerp internationaal uit te zetten?

Pitchen en aanbesteden

Een overheid of publiek orgaan is op geen enkele manier verplicht om met Nederlandse ontwerpers of leveranciers te werken. Sterker nog, boven een bepaalde financiële drempel moet de opdracht open staan voor alle Europese bedrijven. Om nepotisme en corruptie te bestrijden en gelijke toegang tot de Europese markt te garanderen voor aanbieders uit alle landen van de Europese Unie zijn er voor overheden regels voor het aanbesteden opgesteld. Bij een opdracht boven anderhalve ton is de opdrachtgever verplicht de opdracht (tender) openbaar aan te bieden op TenderNet.

Op TenderNet is geen tender voor decorontwerp gepubliceerd. Dat betekent dat de opdracht onder het drempelbedrag is gebleven. Onder dat bedrag heb je als opdrachtgever meer vrijheid. Natuurlijk moet de aanbesteding aan de wet voldoen, en verder is het de bedoeling dat de aanbesteding voldoet aan principes als transparantie, gelijke behandeling en tot slot moet de aanvraag proportioneel zijn.

Zowel onder als boven de drempel voor Europees aanbesteden zijn er mogelijkheden om toch een voorkeur uit te spreken voor een lokale aanbieder. Bijvoorbeeld door Nederlands als voertaal op te nemen in de selectieleidraad. Daarmee sluit je niemand uit op basis van nationaliteit, maar werp je wel een behoorlijke drempel op voor niet-Nederlandse (of niet-Vlaamse) partijen.

De NOS is bekend met deze mogelijkheid. Namens de organisatie van het Eurovisie Songfestival publiceerden zij de tenders voor Decorbouw, beveiliging, catering en andere faciliteiten. In bijbehorende selectieleidraad voor decorbouw staat inderdaad voertaal als selectiecriteria genoemd. De NOS is dus niet alleen bekend met de mogelijkheden, ze past ze ook toe in het geval van het Eurovisie Songfestival om Nederlandse aanbieders te bevoordelen. Er spreekt een duidelijke voorkeur uit voor ‘made in Holland’.

Bij een tender onder het drempelbedrag zijn de mogelijkheden om een voorkeur uit te spreken via de selectiecriteria in principe nog groter. De opdrachtgever kan er zelfs voor kiezen om niet aan te besteden, maar de opdracht rechtstreeks aan een partij te gunnen. De gids proportionaliteit (bron) stelt wel dat de moeite die inschrijvers moeten doen om aan de aanbesteding mee te doen in verhouding moet zijn tot de grootte van de opdracht. Voor kleine opdrachten is de suggestie om die rechtstreeks aan een partij naar voorkeur te gunnen, voor grotere opdrachten is het advies om minimaal drie en maximaal vijf partijen uit te nodigen om een offerte te maken of te pitchen.

Bij grafisch ontwerp is bekend hoe de aanbesteding is verlopen. Ben Prins, designmanager bij het Eurovisie Songfestival vertelt: “We hebben twaalf partijen uitgenodigd om te pitchen, waarvan er elf uiteindelijk meededen. Dat was een hele brede selectie; van eenpitters tot de grote reclamebureaus. Nederlandse partijen natuurlijk, Dutch design was een belangrijk uitgangspunt.” (bron) Los van de vraag of het aantal en de samenstelling van deze selectie voldoet aan het principe van proportionaliteit, is nationaliteit bij deze pitch een keihard selectiecriteria geweest.

Historisch gezien heeft de NOS dus een voorkeur voor buitenlands ontwerp, daarom is de keuze voor een Nederlands selectie bij de pitch voor huisstijl opvallend te noemen, in positieve zin. Maar het is wel weer typisch dat dat bij decor andere selectiecriteria zijn gehanteerd.

De organisatie van het Eurovisie Songfestival is op de hoogte van de mogelijkheden om in de wijze van aanbesteden voorrang te geven aan Nederlandse ontwerpers en leveranciers. De organisatie heeft die mogelijkheden ook benut. Behalve bij decorontwerp, zo blijkt uit de keuze voor de firma van Florian Wieder.

De vraag is waarom?

Zijn er geen goede decorontwerpers in Nederland?

Decorontwerpers zijn, net als grafisch ontwerpers, nooit zo prominent bekend. Het decor is, net als bij grafisch ontwerp, namelijk maar een onderdeel van het eindproduct. Een televisiedecor an sich is niets, het wordt pas iets als er mensen in optreden, licht op staat, camera’s lopen en een regisseur alles aan elkaar kneedt tot een televisieprogramma. De decorontwerper is geen ster zoals een modeontwerper of een architect, hij of zij staat in dienst van het programma.

Daarom is wellicht niet algemeen bekend hoe hoog de kwaliteit van het Nederlands decorontwerp en showdesign is. Of dat Nederlandse stage designers de wereld overvliegen om in andere landen uit te leggen hoe je televisie maakt en om waanzinnige shows in elkaar te zetten. De kruisbestuiving tussen de evenementenbranche en televisie zorgt op dit moment voor veel vernieuwing. Event design voor festivals en concerten vormt al langer een bloeiende sector, met grote aantrekkingskracht op jonge ontwerpers, en de twee vakgebieden groeien elkaar toe. Innovatieve licht- en videotechnieken worden vaak in eerste instantie toegepast en uitgetest bij een dj-set voordat ze ook op tv te zien zijn. Terwijl op televisie het decor daardoor naar de achtergrond verdwijnt, verrijzen op festivals juist weer uitzinnige bouwwerken. Er gebeurt veel in het vakgebied en internationaal is Nederland daarin toonaangevend.

Zeker als het gaat om decors voor het Eurovisie Songfestival is Nederland in het verleden trendsettend geweest. De bewegende decors van Roland de Groot van 1970, 1976, 1980 en 1984 hebben destijds het programma een flinke en hard nodige opfrisser gegeven. Het laatste Songfestivaldecor van Roland de Groot was in Luxemburg, dat land erkende in 1984 dat ze niet beschikte over de nodige kwantiteit en kwaliteit om zo’n grote productie te doen. De NOS werd erbij gevraagd vanwege haar goede reputatie op het gebied van televisieproductie en decorontwerp. Die historische reputatie van Nederland als tv-design- en productieland is na de privatisering hoog gehouden door een aantal commerciële producenten. Nederlandse tv-formats en decors staan wereldwijd hoog aangeschreven en ook voor de kostenefficiënte manier van produceren is in het buitenland uiteraard interesse.

Wellicht is dit de ESF-organisatie ontgaan, maar dat zegt dan meer over de kwaliteiten van dit team, dan over de kwaliteiten van Nederlandse decorontwerpers.

Willen ze het überhaupt?

De kans om een decor te maken dat door tweehonderd miljoen mensen wereldwijd gezien wordt, komt niet vaak binnen bereik van een Nederlandse ontwerper. Het is een geweldige eer bovendien om je land en je vakgebied bij een groot publiek onder de aandacht te brengen. Maar zitten Nederlandse ontwerpers wel te springen om deze opdracht?

De stap van een grote Nederlandse klus naar een productie op het niveau van het ESF is groot. Dat heeft niet te maken met de fysieke omvang of complexiteit van het decor. Wat dat betreft verschilt het Eurovisie Songfestival als programma niet zo heel erg van De vrienden van Amstel live (voorbeeld), om eens een programma te noemen waar ook flink uitgepakt wordt en elk nummer een eigen look and feel krijgt. Ahoy wordt ook niet groter, zelfs niet voor het Eurovisie Songfestival. En alle Nederlandse decorontwerpers hebben wel eens een decor in Ahoy neergezet, dus dat kan helemaal geen belemmering vormen.

De uitdaging zit ook niet in budget. Dat is bekend: het decorontwerp is niet Europees aanbesteed en dus is het bedrag onder de anderhalve ton. Dat is een schijntje op de totale begroting van 26,5 miljoen, maar toch een flink bedrag voor een decor. Of valt dat mee?

Voor die anderhalve ton eist de opdrachtgever waarschijnlijk veel, heel veel. Hoewel details over de opdrachtverlening (nog) niet openbaar zijn gemaakt, is het waarschijnlijk dat er een half jaar fulltime werk in zit. Dat vormt een grote aanslag op beschikbaarheid, zeker voor eenpitters. Het Eurovisie Songfestival is eervol en prestigieus, maar het betekent ook lange tijd geen enkele andere opdracht aannemen.

Waarom kost deze opdracht zoveel meer tijd en toewijding dan andere televisieprogramma’s of grote shows? Voor het antwoord moeten we niet naar de stage designers kijken, maar naar de opdrachtgever.

Een veilige keuze

De uitdaging voor de opdrachtgevers van het ESF zit hem in het kijkersaantal. Mag je in Nederland tevreden zijn met twee miljoen kijkers, naar het Eurovisie Songfestival kijken tweehonderd miljoen mensen en daar kun je best een beetje zenuwachtig van worden. Heel begrijpelijk dat je dan uiterste toewijding en maximale beschikbaarheid vraagt van alle betrokkenen. Heel begrijpelijk ook dat je een gigantisch productieteam optuigt, alles uiterst zorgvuldig met alles en iedereen doorpoldert en elk snippertje nieuwe informatie gebruikt om aandacht te vestigen op het programma en hoe belangrijk en leuk het allemaal niet is voor Nederland.

Heel begrijpelijk dat je ook kijkt naar afbreukrisico. Hoe groot is de kans dat een opdrachtnemer slaagt? Iemand die al zes maal een Eurovisie Songfestivaldecor ontwierp zal het de zevende maal ook wel lukken, toch? Een veilige keuze. Pijnlijk voor Nederlandse decorontwerpers, dat wel.

De pijn zit niet in het mislopen van een leuke opdracht. Een pitch verliezen, dat hoort erbij. De pijn zit erin dat de organisatie zich niet hard heeft gemaakt voor een decor van eigen bodem. Dat er met twee maten gemeten wordt. Blijkbaar vindt het voltallige Nederlandse Eurovisie Songfestivalteam zichzelf wel geschikt voor deze klus, maar gunnen ze hun collega’s van decorontwerp het niet om in de internationale spotlights te staan. Het is de decorontwerpers gewoon niet gegund.

Waarom is mij volstrekt niet duidelijk. Maar ik kom er nog wel achter.

Grootste decoropdracht in Nederland in 40 jaar niet gegund aan Nederlandse ontwerpers

Met de keuze voor de Duits/Amerikaanse Florian Wieder als designer voor het Eurovisie Songfestival in Rotterdam slaat de Nederlandse organisatie de plank volledig mis.

Voor alle disciplines is gezocht naar het beste van het beste uit Nederland. Alleen voor decorontwerp kiest de organisatie een zwaargewicht uit het buitenland die al zes maal eerder in verschillende landen een Eurovisiedecor neer mocht zetten.

Nederlandse decorontwerpers grijpen ondertussen mis.

In tegenstelling tot hun vakbroeders van regie, lichtontwerp en geluidsontwerp moesten zij het in een internationaal uitgezette competitie opnemen tegen internationale partijen als het bureau van Wieder. Het uitschrijven van een wedstrijd voor ontwerpopdrachten is op zich niet ongebruikelijk, maar zeker niet verplicht. Het had de organisatie vrij gestaan om decorontwerp niet aan te besteden maar in te huren, zoals bijvoorbeeld voor de disciplines regie, lichtontwerp en productie is gebeurd. En ook bij een niet-openbare aanbesteding kan de opdrachtgever drempels opwerpen, bijvoorbeeld om plaats van vestiging of taal als selectiecriterium op te nemen. Bij de tender voor het grafisch ontwerp koos de organisatie er expliciet voor om alleen Nederlandse ontwerpers uit te nodigen.

Dat is meten met twee maten. Waarom geldt alleen voor decorontwerp een hogere, internationale lat? Ik heb de NPO, NOS en AVROTROS gevraagd om op deze vraag te reageren.

Andere landen is het in het verleden wel gelukt om een ‘eigen’ decorontwerper te kiezen, dus waarom zou het Nederlandse team dat niet voor elkaar kunnen krijgen? Waarom hebben de leden van het ESF-team de nek niet uit willen steken?

Het persbericht legt de nadruk op het innovatieve en typisch Nederlandse karakter van het stage design. Eerlijk gezegd zie ik geen stage design, alleen een hoop licht. Hoe het decor van Wieder “een visitekaartje is voor Nederlandse creativiteit en media-innovatie?” Ik snap hem niet…

Ik publiceer later vandaag een uitgebreider artikel met de mogelijke oorzaken die aan deze blamage ten grondslag kunnen liggen. Hopelijk ook met een reactie van het ESF-team.

Hier het persbericht van de NPO: Decorontwerp Eurovisie Songfestival 2020 gepresenteerd

Eurovisie Songfestival huisstijl: toen en nu

Donderdagochtend onthulde de Nederlandse Eurovisie Songfestival-organisatie de grafische identiteit voor het Eurovisie Songfestival 2020. Het beeldmerk visualiseert de deelnemende landen vanaf het moment dat ze gingen deelnemen aan het songfestival. In een video (zie verderop in dit stuk) wordt het visueel uitgelegd. De datavisualisatie-specialisten van CLEVER°FRANKE zijn verantwoordelijk voor het ontwerp. 

Uit het persbericht: “Het beeldmerk borduurt voort op de vormgeving van drie voorafgaande edities van het Eurovisie Songfestival die in Nederland gehouden werden in 1970, 1976 en 1980.” Een mooi moment om Frans Schupps Eurovisie Songfestival-vormgeving er weer eens bij te pakken. Ik sprak ook met Ben Prins, hij is als design manager bij de ESF-organisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van alle Songfestival-vormgeving.

Beeld via NPO.nl

Ben Prins, design manager Songfestival
Ben Prins loopt na zijn studie aan de AVK|St.Joost stage bij de NOS en blijft. Hij is designer/animator bij NOS op 3 en onderhoudt als een soort artdirector de online huisstijl van de NOS. Nu richt hij zich volledig op het ESF, hoewel hij ook de online huisstijl van de NOS nog onder zijn hoede heeft. Als design manager zorgt hij ervoor dat alle ESF-uitingen een samenhangende look & feel hebben. Het Songfestival is meer dan de drie live-shows, het is een evenement met randprogrammering, plus een marketing-operatie voor Rotterdam en Nederland. In dat kader is er merchandise te maken en overleg te voeren met Rotterdam city-marketing. Hoewel Ben zelf ook ontwerpt, worden voor de grotere opdrachten, zoals de televisie-animaties, het vullen van de schermen in het decor en de merchandise externe bureau’s ingeschakeld. Vervolgens is Ben de persoon die de uitvoering coördineert en er voor zorgt dat alles in lijn is met de huisstijl. 

Ben heeft een drukke week achter de rug als afgelopen donderdagochtend vroeg de eerste beelden en persberichten online komen. “Het is een hele opluchting en ik ben er heel trots op. We hebben een goed verhaal neergezet. De kleuren en vlaggen in de datavisualisatie vertellen het verhaal van de oorsprong van het festival, de basisgedachte van landen bij elkaar brengen zit er in. En waar ik trots op ben is dat het echt onderscheidend is, heel grafisch, flat design noem ik het. Dat zie je niet veel op televisie en zeker niet de laatste jaren bij het Songfestival. Wat het ook echt Dutch Design maakt is de intelligentie in het ontwerp. Over alles is nagedacht.” 

Meer over het ontstaan en de betekenis van het ontwerp is te lezen in het persbericht van CLEVER°FRANKE en bij Dezeen.com. Thomas Clever, een van de oprichters van het bureau noemt daar de fraaie vormgeving van eerdere edities: “The Eurovision Song Contest has seen some very exciting identities, design applications and spectacular decors. I think a lot of people tend to focus on the kitsch and the latter is not often recognised.” Hoewel hij geen namen en jaartallen noemt, ga ik er vanuit dat hij het over de Nederlandse edities heeft, met de baanbrekende bewegende decors van Roland de Groot en het fraaie logo van Frans Schupp.

Ik vind de link naar de geschiedenis van het Songfestival en in het bijzonder de verwijzingen naar de huisstijl van Frans erg leuk. Was dat een uitgangspunt in de ontwerpopdracht? Ben: “Nee, we hebben oude edities bekeken, maar nooit gedacht van; laten we iets doen wat op dat specifieke jaar lijkt. Toen we op weg waren met CLEVER°FRANKE zagen we de overeenkomsten in de vorm, kleuren en de vlaggen, het tweedimensionale. Het logo van Frans is daarnaast ook intelligent; de muzieknoten, de beweging, er zit een goed verhaal achter en daar streven wij ook naar. Die overeenkomsten sterkte ons in de gedachte dat we op de goede weg zaten. Het was dus geen uitgangspunt, maar stuurde wel een beetje.”

En wat vind Frans ervan? “Ik heb de video gezien en ik vind het fantastisch. Geweldig hoe de vlaggetjes zo bij elkaar komen. Ik was bang dat het misschien glimmend zou worden of iets in die richting, maar het is ziet er perfect grafisch uit, heel eigentijds. Het is ingetogen, maar wel opmerkelijk. En het verhaal is ook heel goed.”

Frans Schupp, grafisch ontwerper bij de NOS, 1963 – 1995
Frans Schupp begon in 1963 op de afdeling grafisch ontwerp van de NTS, de afdeling die alle leaders en vormgeving voor televisieprogramma’s en omroepverenigingen verzorgde. De NOS was tot 1988 naast zendgemachtigde ook een facilitair productiebedrijf, compleet met een eigen ontwerp afdeling. Omdat de NOS voor het Songfestival haar beste beentje voor wilde zetten, kwamen de opdrachten vervolgens op de tekentafels van de beste krachten van de afdelingen decorontwerp en grafisch ontwerp. Bij Roland de Groot en Frans Schupp dus.

Schupp had zich eind jaren zestig bewezen met onder meer Toppop, dat niet alleen vooruitstrevend en opvallend vormgegeven was, maar wat ook een buitengewoon intensieve productie was. Elke week creëerde hij nieuwe titelkaarten, miniaturen van gips, fotomontages, leaders, trucages om de studio-optredens van grote internationale artiesten op te luisteren. Ook het Songfestival zou een buitengewone inzet vergen en had vanwege de 400 miljoen internationale kijkers voor de NOS een hoog afbreukrisico.

Frans: “Waarom ze bij mij kwamen? Kijk, ik maak er geen kunstwerk van. Ik kan de sfeer van een programma goed vangen. Of je iets voor de VARA maakt of voor de KRO of het Songfestival, dat is allemaal iets heel anders. Ik kan me goed verplaatsen in de opdrachtgever, uitzoeken wat de bedoeling is. Ik denk dat ze mij daarom vroegen. En ik begreep ook dat mensen in het buitenland het snel moesten snappen, het moest direct herkenbaar zijn. Ik had een paar schetsen gemaakt. Regisseur Theo Ordeman en productieleider Warry van Kampen wezen al snel naar het logo opgebouwd uit de muzieknoten in rood, wit, blauw: ‘dat wordt het’. Het ging allemaal heel soepel.”

Pitch
De opdrachtverlening voor grafisch en decorontwerp verloopt sinds de privatisering van de NOS wel anders. Voor beide disciplines worden tegenwoordig vaak pitches uitgeschreven. Ben: “We hebben twaalf partijen uitgenodigd om te pitchen, waarvan er elf uiteindelijk meededen. Dat was een hele brede selectie; van eenpitters tot de grote reclamebureau’s. Nederlandse partijen natuurlijk, Dutch design was een belangrijk uitgangspunt. Los van de vraag of eenpitters zo’n grote opdracht aan zouden kunnen, wilden we zelfstandig ontwerpers wel de kans geven, het gaat uiteindelijk om dat ene fantastische idee. Het werd CLEVER°FRANKE, een wat groter bureau bekend om hun datavisualisaties. Met hen zijn we door gaan ontwikkelen.” 

Ben: “Het was niet zo dat CLEVER°FRANKE het ontwerp neerlegde en zei: ‘dit is het, punt.’ Het ontwerp is van hun, maar het is in samenwerking met ons ontstaan. Ik heb mee helpen kneden. Getest hoe de voorstellen uitpakken als je ze toepast, ben zelf aan de slag gegaan om de stijl te leren kennen en heb de ideeën overlegd met alle teams bij ons. Het was best een strijd. Sietse Bakker, die veel affiniteit en ervaring met vormgeving heeft, en ik hebben de flat design kar getrokken. Vanaf het begin was iedereen het er wel mee eens dat dit Songfestival anders moest worden, dat we er echt een Nederlands stempel op moesten drukken: onderscheidend en vernieuwend. Wat dat betreft stonden de neuzen dezelfde kant op.” 

“Maar je hebt binnen de Songfestivalorganisatie te maken met verschillende visies van de teams, als belangrijkste het showteam, want die maken het hoofdproduct. Om hen mee te nemen in flat design, daar waren wel wat extra gesprekjes nodig. Het is een nieuwe richting, omdat 3D nu zo de norm is voor televisie, hebben we het moeten laten zien, voorbeelden gemaakt om te laten zien dat het kan. Daarbij is ook de achtergrond belangrijk geweest [blauw met lichtbundels vanuit het midden op de jaren dat Nederland won], dat heeft wel die diepte en licht en is meer in de lijn met de Songfestivalstijl van de laatste jaren. Daar zit de ruimte. We zijn nu met animators verder aan het experimenteren hoe deze huisstijl in de show toegepast kan worden.”

Ontwerpsysteem
Frans kreeg in 1970 zijn instructies rechtstreeks van regisseur en productieleider, verder klaarde hij de klus in z’n eentje. Naast de titelkaarten voor de liedjes en titelkaarten voor de opening (deze in-camera animatie is hier te zien, hierboven enkele screenshots), kwam er vooral veel drukwerk bij kijken. “Het was de zoete inval, dan moest er weer een uitnodiging ergens voor komen, of een toegangsbewijs, bagagelabel, etensbon, meestal in meerdere variaties en alles drietalig. Ik had een systeem bedacht waardoor ik snel veel verschillende variaties kon maken. Met steunkleuren, de clichés van het logo en de verhoogde cliché’s die het logo in papier stanste, verschillende papiersoorten kon ik behoorlijk snel en goedkoop werken. Want het mocht niet te veel kosten. Dat verklaarde voor een deel de uniforme stijl, deels was dat ook de stijl van toen, denk aan de huisstijlen van Wim Crouwel en Total Design.”

Frans: “In 1976 mocht ik uitpakken, het mocht ‘blits’ en meer ‘show’ zijn. De wereld was heel anders dan in 1970 en de vormgeving veranderde mee. Voor de opening maakten we een animatie op film, bij Wim Gomez op 16mm film, beeldje voor beeldje. Om dat toch een beetje snel en efficiënt te doen gebruikten we een affiche met zwarte achtergrond met het logo en het kader van vlaggen eromheen. We sneden de vlaggetjes er tussenuit en schoven ze vervolgens millimeter voor millimeter tevoorschijn. Het zal voor ontwerpers van nu wel als het tijdperk van de stroomtrein klinken! Tegenwoordig zal er waarschijnlijk nauwelijks nog drukwerk aan te pas komen, het meeste zal digitaal zijn. Dat woord kende ik toen nog niet!”

Frans: “Er werd in 1976 helemaal niet over geld gesproken. Op alles wat ik voorstelde, kreeg ik te horen: ‘leuk, doe maar!’ Full-colour, spiegelend zilvergrijze inkt, foto’s, gekke formaten. Zo hebben we een soort kleurenwaaier gemaakt met het programma. Er waren twee versies, één met foto’s en informatie over de componist, en we maakten ook een versie met lege velden waar de landen hun punten in konden noteren. Dat werkte niet echt, maar we hebben het wel gemaakt, een heel gedoe hoor. Ik had toen overigens wel hulp, een stagiair Verburg en assistent Ton Overmars.”

Van scherm tot tramhalte
Hoe zit dat met alle uitingen die voor mei vormgegeven moeten worden? Ben: “Dat is de afgelopen veertig, vijftig jaar denk ik heel veel meer geworden. Vorige week donderdag hadden we ‘De Grote Inventarisatie’, we hebben de lijst gemaakt met alle dingen die we moeten gaan maken. Gelukkig zijn er in het team veel mensen die al langer bij het ESF meelopen en dus weten wat we straks in Ahoy aan ruimtes moeten aankleden. Het is helaas niet zo dat de EBU een kant-en-klare lijst heeft, we moeten het wiel zelf opnieuw uitvinden. Het is veel, van merchandise – denk hoodies, tasjes, keychains – tot bushokjes en complete trams. En natuurlijk op het scherm, in de uitzending zelf; idents, bumpers. In lettergrootte 9 is de lijst drie pagina’s lang en er komen nog steeds dingen bij.”

Ook bij Frans kwamen steeds nieuwe opdrachten binnen. “Veertien dagen voor de uitzending van 1976 kreeg ik er nog een klusje bij. Roland had weer een bewegend decor gemaakt, een hele toestand en iedereen bij de NOS was er druk mee, ze konden er niets meer bij hebben. De Vereniging der Nederlandse Bloemisterij had net als in 1970 aangeboden om bloemen aan te leveren, die zouden in de hal van het Congrescentrum komen en ik werd gevraagd om dat vorm te geven. Een vijver met een levensgrote uitvoering van het logo, met een fontein erin en dan al die bloemen. Het mocht allemaal wat kosten hoor. Carel Enkelaar, destijds hoofd van NOS Televisie, maakte er echt een feestje van.” De hal is goed in beeld na de openingsfilm met beelden van Madurodam en dansende hippiemeisjes (op YouTube te zien).

In 1980 was rol van Frans bescheidener. Zijn ronde logo uit 1970 en 1976 bleef in gebruik als onderdeel van een woordmerk en hij ontwierp een boek. Frans: “Dat was voor een deel een jubileumboek met overzichten en foto’s van de afgelopen 25 jaar. Het tweede deel bevatte praktische informatie: het reglement, telefoonnummers van hulpdiensten, heel overzichtelijk allemaal. Ebbenhorst, de pr-man van de NOS organiseerde dat en had er veel werk aan, ik natuurlijk ook. Als ik het nu zie had ik het misschien anders gedaan, maar alle logo’s van de deelnemende landen zo op de omslag, dat was wel een goede oplossing. De illustraties in het boek zijn gemaakt door mijn collega Johan Volkerijk.” Bij de vormgeving van de show werd Frans verder niet betrokken. Zijn beeld- en woordmerk is aan het begin en eind wel te zien, maar verder zien we electronisch titels – zeer modern voor die tijd – die volgens de aftiteling zijn verzorgd door ene Godske Holck Bruun.

Ingetogen
Kijkt Frans eigenlijk naar het Songfestival? “Ik moet zeggen dat ik wel eens wat jaren overgeslagen heb, maar afgelopen editie heb ik het wel gezien. Mijn vrouw vind het zo druk, ze wordt er tureluurs van, maar ik begrijp het wel. Dat hoort nu zo. Eigenlijk heeft Roland dat ingezet met zijn bewegende decors. Ik weet niet wat voor trucs ze tegenwoordig allemaal gebruiken, maar van het decor zie je niet veel meer. Ik verwacht dat Nederland het in mei wat rustiger gaat doen, natuurlijk wel met gebruik van alle moderne gereedschappen, maar meer ingetogen. Bedenk wel, je praat nu met iemand van 82 die niet meer zo goed op de hoogte is van alles wat nu kan. Ik ga in mei kijken, dat is zeker.”

Frans is dan wel 82, maar hij zou best wel eens gelijk kunnen krijgen. Het persbericht stelt dat: “het design de visuele basis vormt voor de drie shows en het evenement in Rotterdam.” Dat zou kunnen betekenen dat we een plat decor krijgen: denk een podium met een grote LED-wall en verder alles grafisch ingevuld met video- en augmented content. Of betekent het dat we ook qua decor een verwijzing naar vroeger kunnen verwachten? Komt er weer een echt, fysiek en visueel aanwezig ruimtelijk ontwerp in Ahoy te staan? Met alle nadruk op Dutch Design en deze gedurfde, out of the box keuze voor een datavisualisatie-bureau, zijn mijn verwachtingen in ieder geval hooggespannen. Volgende week meer…

Met dank aan Erwin Voorhaar van Beeld en Geluid

Wie o Wieder?

Nog 200 dagen tot de grote finale van het Eurovisie Songfestival (ESF). Voor het eerst sinds 40 jaar in Nederland. Voor het eerst in 40 jaar weer een kans om de wereld te laten zien wat ‘wij’ aan televisie- en designtalent in huis hebben.

Dat is in ieder geval de missie die de Nederlandse ESF-organisatie de dag na de overwinning van Duncan Laurence in een persbericht naar buiten bracht. Het Eurovisie Songfestival zal “een visitekaartje worden van Nederlandse creativiteit en media-innovatie”. Dat statement had vermoedelijk iets te maken met het ‘wat moet dat allemaal wel niet gaan kosten’-gemopper dat al losbarstte voordat Duncan überhaubt één stap in Tel Aviv had gezet. Op deze manier komt de aanzienlijke investering van (grotendeels publiek geld) tenminste nog ten goede aan de Nederlandse creatieve industrie. Economisch nut, daar valt niets tegen in te brengen.

Mooi, dacht ik, een Nederlandse decorontwerper krijgt dit jaar een kans om zich via het ESF internationaal te profileren! Goed voor de internationale positie van Dutch design ook. Dat gaat al lekker, maar zo’n extra zetje kan geen kwaad. Als we kijken naar de samenstelling van het creatieve team gaat het helemaal de goede kant op: er zijn Nederlandse regisseurs, een Nederlandse lichtontwerper, Nederlandse sounddesigners, een Nederlandse technisch producent en zo verder. Ook in de selectieleidraad bij de tenders voor leveranciers van het fysieke decor, als ook de tenders voor led-schermen, lampjes tot en met beveiliging en catering, laat de organisatie een duidelijke voorkeur blijken voor Nederlandse aanbieders (zie paragraaf 4.14 op pagina 16 over taal). De voortekenen voor Nederlandse stagedesigners zijn gunstig.

Of niet? De resultaten uit de laatste tien jaar geven minder reden tot nationalistisch optimisme.

Florian Wieder

Als je in de recente geschiedenis van ESF-decors duikt, kun je niet om Florian Wieder heen. Hij ontwierp sinds 2011 maar liefst zes maal voor het ESF. Wie is deze Florian Wieder en hoe is hij min of meer de vaste ESF-ontwerper geworden?

Wieder werkt sinds halverwege de jaren negentig als decorontwerper in Duitsland. Hij is verantwoordelijk voor televisiedecors van bijvoorbeeld de Duitse versies van All You Need Is Love en X Factor. In 2005 opent hij een kantoor in Los Angeles en lukt het hem om voet aan de grond te krijgen in de Verenigde Staten. Na het binnenhalen van de decoropdracht voor de MTV Awards in 2007 gaat het snel en nestelt hij zich stevig in de internationale top. Naast Amerikaanse en Duitse tv-shows verzorgt hij production design of creative production voor liveshows van internationale artiesten als Jennifer Lopez en Beyoncé (zie verder zijn IMDb– en Wikipedia-pagina).

Het ESF komt in 2011 binnen zijn bereik als Lena Meyer-Landrut de editie van 2010 wint. En dan is Wieder natuurlijk dé aangewezen persoon. In Düsseldorf zet hij een indrukwekkend decor neer waarvoor hij de Deutsche Fernsehpreis toegekend krijgt. In de jaren daarna mag hij vervolgens ontwerpen voor de ESF-edities in Azerbeidzjan (2012), Oostenrijk (2015), Portugal (2018) en Israël (2019).

De Zweden en de Denen

Florian Wieder heeft niet het alleenrecht op ESF-decors. Het lukt Denemarken (2014) en Zweden (2013 en 2016) om een decorontwerper uit eigen land naar voren te schuiven. Het decor voor Denemarken van Claus Zier is mijn persoonlijke favoriet. Een decor dat met een zeer sobere basisvorm en veel technisch vernuft wat mij betreft de toon zou moeten zetten voor Rotterdam 2020. Ook de Zweedse decors, vooral die van 2016, oogstten internationaal veel lof. Dit laatste ontwerp van Frida Arvidsson en Viktor Brattström werd gezien als gedurfd en spannend, met zeer aanwezige ruimtelijke elementen, veel lagen en diepte, en een uitgebreid scala aan licht- en videomogelijkheden.

Ook het afgelopen jaar is er een poging gedaan om tegen Wieder op te bieden, ditmaal echter zonder succes. De uitslag en enkele wetenswaardigheden over de tender lekten uit en zo weten we dat uit zeven inschrijving de voorstellen van de Israëlische Forma Studio (geleid door Maya Hanoch, die in 1999 het ESF-decor voor Israël ontwierp) en die van Florian Wieder als favorieten overbleven. Beide werden gevraagd om een tweede voorstel in te dienen, waarna een professionele commissie het ontwerp van Wieder koos. Hanoch was niet blij: “We are very disappointed by this decision.  They told us that the two designs were excellent. We did a spectacular stage design for Eurovision. Eurovision is happening in Tel Aviv and should be shaped by the Israelis.” Ik ben het eens met Hanoch, het ESF is een zaak van nationale trots. Het zou een blamage zijn voor Nederland, voor Dutch design, als het dit jaar ook niet zou lukken.

Wanneer en hoe?

Net als in Israël zal een tender uitgeschreven zijn voor het decorontwerp. Die voor decorbouw staat trouwens online (op TenderNet), maar de tender voor decorontwerp is – bij mijn weten – nergens te vinden en er is dus helaas verder niets te zeggen over hoe deze tender is opgesteld, wat de selectiecriteria zijn, hoe de tender verspreid is en wie er ingeschreven hebben.

Als het Nederlandse team ongeveer dezelfde planning volgt als in Israël dan zal het besluit waarschijnlijk rond deze tijd vallen. Want vorig rond deze tijd lekte de keuze voor Wieder uit. In andere jaren koos de organisatie ervoor om de naam van de stagedesigner pas begin december te onthullen. Dan is het voorlopig ontwerp verder uitgewerkt en gaan de voorbereidingen van start. De eerste beelden zien we in de regel pas veel later, als in april begonnen wordt met de bouw.

Hoe zal de onthulling van het decor of de ontwerper ervan gaan? Als het een Nederlandse ontwerper wordt verwacht ik in december toch minstens een kwartier zendtijd in De Wereld Draait Door. Voor de onthulling van de slogan werd op 23 oktober immers ook ruim de tijd genomen en decorontwerp is natuurlijk minstens zo interessant, kostbaarder bovendien. En als het toch weer Wieder wordt? Dan verwacht ik een stille trom. Knappe spindoctor die een keuze voor een Duitse designveteraan kan verkopen als het “visitekaartje voor Nederlandse creativiteit en media-innovatie”.

We wachten af…

UPDATE 30-10: Ik loop achter op het ESC-nieuwtjescircus. Sietse Bakker liet 25 oktober bij RTL Boulevard al weten dat het decor van de Eurovisiesongfestival is al rond is: “We hebben zelfs al stiekem gekozen. Als je een decor kiest ga je daarna dat uitwerken met technische tekeningen en lichtontwerpen. Je moet al snel een keuze maken. Die keuze hebben we al gemaakt en gaan we binnenkort bekend maken.”

ESF NL 2020

Het was tot het laatste moment spannend, maar het is Duncan gelukt! Het Eurovisie Songfestival komt naar Nederland. Wat een unieke kans voor Nederland om te laten zien wat we in huis hebben aan creativiteit en innovatie, maar ook hoe efficiënt wij hier televisie kunnen maken.

Afgelopen jaren hebben veel gastlanden delen van de productie van het Songfestival internationaal uitbesteed. De Duitse artdirector Florian Wieder mocht bijvoorbeeld al vijf maal het decor ontwerpen. Wat zou het zonde zijn als AVROTROS, NPO en NOS de boel zo uit handen zou geven. Gelukkig blijkt uit het persbericht van gisteren dat ze dat niet van plan zijn.

Persbericht AVROTROS/NPO/NOS, 19 mei 2019

Hoe gaat het nu verder? Zoals in verschillende interviews en artikelen al naar voren komt: het is een grote klus (‘een jaar is eigelijk te kort’) en het gaat ook wat kosten. Er gaan verschillende bedragen de rondte, en een gastland kan het natuurlijk zo duur maken als ze willen, maar de ondergrens zal vermoedelijk zo’n vijftien miljoen zijn.

Op het eerste gezicht lijkt dat een gigantisch bedrag – is het ook – voor slechts drie shows. The Royal Bank of Scotland rekende het uit en RTL Z Nieuws vertaalde dat naar de Nederlandse situatie. Voor 15 miljoen zou je bijvoorbeeld 2.600 afleveringen van kunnen RTL Z Nieuws kunnen maken.

Nu is dat wel een appels-met-peren vergelijking. Een nieuwsprogramma kan het af met een tamelijk eenvoudig decor, weinig draaidagen, kleine studio, redactie en crew. En Heel Holland Bakt is een leuk programma, maar het is niet meer dan een tent op een grasveld. Bij een muziekshow komt wel ietsjes meer kijken. De vergelijking met The Voice Of Holland snijdt wel hout, daarvan kun je zeggen dat de benodigde faciliteiten en middelen min of meer overeenkomen met die van een Eurovisie Songfestival. Voor één Songfestival kun je 41 afleveringen van The Voice Of Holland maken. Nog steeds een dure grap, niet?

Laten we eens kijken naar de opbrengsten in de vorm van kijkcijfers. Hoeveel mensen bereik je met een productiebudget van 15 miljoen? Naar de twee halve finales en de finale keken in 2017 (de cijfers van 2018 waren nog niet bekend toen ik onderstaand tabelletje maakte) wereldwijd 186 miljoen mensen. Als je dat vergelijkt met de totale hoeveelheid kijkers van 41 afleveringen The Voice Of Holland dan is het Eurovisie Songfestival ineens helemaal geen slechte investering. Overigens blijkt dan dat RTL Z Nieuws qua kosten per kijker het niet veel beter doet dan Flikken Maastricht, een productie waar een grote cast en crew een hoop draaidagen mee zoet is.

Ik wil maar zeggen, televisie maken kost geld. Drama is duur, show- en muziekprogramma’s zijn duur. Als het Nederland lukt om voor 15 miljoen 186 miljoen kijkers te bereiken dan is dat een topprestatie en een geweldige boost voor de internationale profilering van de Nederlandse audiovisuele sector.

ESF 2016

Het Eurovisie Songfestival staat altijd garant voor een avond bijzondere televisie. Meer nog dan de liedjes, steelt de uitzinnige presentatie de show. Het decorontwerp is van Frida Arvidsson en Viktor Brattström die tevens het decor van 2013 ontwierpen. Dat vond ik een prachtig sprookjesachtig ontwerp, met name door de lichtgevende elementen die als een soort vuurvliegjes door het hele stadion leken te vliegen.

Hun decor voor 2016 is erg anders, veel strakker en killer. Het past daardoor ook niet zo goed bij het grafische thema. De organische, zachte vormen van de paardenbloem botsen met de scherpe vormen in het decor. Misschien was dat een reactie op de vormgeving van vorig jaar, waar decor en de grafische laag juist identiek waren.

Los van de vraag of de discrepantie van decor en grafisch erg is, valt het überhaubt op? Het decor is van zichzelf erg vol en druk, met veel lagen en hoekjes. Tel daar nog bij op de lichtshow, vuurwerk, regie effecten, technische snufjes, videovloer en props waarmee de individuele liedjes aangekleed worden en je hebt nauwelijks meer in de gaten dat de show uit één decor komt. Wat dat betreft is een decor met een simpelere basisvorm, zoals in 2015 het geval was, beter herkenbaar.

Deze ontwikkeling is al langer aan de gang. Landen hebben veel meer inspraak gekregen in de manier waarop hun lied in beeld wordt gebracht en nemen hun eigen regisseur, licht-, grafisch en set ontwerpers mee. Roland de Groot vertelde me een mooie anecdote over het Songfestival 1984 waarvoor hij in een Luxemburgs theater het decor ontwierp. Hij ontwierp een groot aantal lichtbakken die als hangstukken voor elk lied een andere compositie vormde, soms ook met bewegingen tijdens het lied. Een van de deelnemende zangeressen droeg bij de repetities een rode jurk en dat paste goed bij het rode accent wat De Groot bij het changement voor het nummer had bedacht. Maar tijdens de generale repetitie besluit ze dat die rode jurk haar niet bevalt, en ze komt op in het groen. De Groot maakt bezwaar en er wordt halsoverkop een nieuwe rode jurk ingevlogen. Zoiets zouden de decorontwerpers anno nu niet hoeven te proberen. Het decor voegt zich volledig naar de wensen van de optredende artiest en zijn/haar creatieve team.

Die gepersonaliseerde aanpak heeft voordelen en kan goed uitpakken. Er zitten ook dit jaar wederom hele bijzondere acts (de term ‘liedjes’ dekt de lading eigenlijk al lang niet meer) tussen. Maar toch, de essentie van het Songfestival, zoals ook de slogan ‘Come together’ beaamt, is dat een het live-event is waar alle deelnemers op één plek samenkomen. Als je dat als kijker niet of nauwelijks in de gaten hebt – omdat het lijkt alsof elk nummer uit een ander decor of zelfs stadion lijkt te komen – dan gaat die essentie wel een beetje verloren.

Doet dat af aan het kijkplezier? Voor mij niet, het Songfestival blijft een hoogtepuntje voor televisieliefhebbers. Ook als straks dankzij augmented reality elk land een compleet eigen decor kan aanleveren en er van een gedeeld decor helemaal geen sprake meer is. John de Mol mocht er van de week bij Pauw al smakelijk over vertellen. Ik ga met veel plezier kijken zaterdag en blijf hopen dat Nederland nog eens de kans krijgt zo’n hoogtepunt kunnen organiseren. #teamdouwe

12 punten

This slideshow requires JavaScript.

Ja, het liedje was wellicht wat saai, maar wat zag het er goed uit! De Belgische regisseur Hans Pannecoucke creeërde een intiem rustpunt in een visueel overweldigende spektakelshow en zijn bijdrage aan het onverwachte succes van het nummer “Calm After the Storm” is niet te onderschatten. Pannecoucke maakte de inmense ruimte kleiner door veel zwart te laten, dicht om de artiesten heen te cirkelen, hij gebruikte zeer weinig shotwissels en de zwart-witte animaties op vloer en achterwand paste mooi bij de tekst en sfeer. In veel andere registraties vielen de zangers en zangeressen in het niet bij de fantastische lichtshows, het vuurwerk/rook, de graphics op vloer, achterwand en vierkante stellage, dansers, rolschaatsers, trampolines, wip-waps en overweldigende totaalshots. Dat had de Nederlandse inzending allemaal niet nodig. Een goed liedje, passende vormgeving (ook de stijlvolle jurk van Claes Iversen!) en een perfecte registratie leverde helaas geen eerste plaats, maar toch een resultaat waar de betrokkenen tevreden over mogen zijn.

Zie verder:

Eurodisco design

De set van het Songfestival bestaat dit jaar uit een diamantvormig raster van kubussen en een drukgevoelige LED-vloer die beide vooral dienen als schermen voor graphics en licht. Het ontwerp is van de Deense decorontwerper Claus Zier, die veel tv-shows en Deense Songfestivals vorm heeft gegeven en lichtontwerper Kasper Lange. Bij de Olympische Winterspelen zagen we ook al een vloer-als-scherm en dat levert echt mooie beelden op, zeker als daar iemand overheen danst of rolschaatst en daarmee de ‘projectie’ beinvloedt. Het doet me denken aan de archetypische showtrap die stap voor stap aan gaat en de discovloer uit Saturday Night Fever, maar dan in het extreme doorgevoerd. Wat vinden jullie ervan?

discoMeer lezen over het decor van het Eurovisie Songfestival:

AANVULLING: Zoals Guus Verstraete al tijdens de uitzending aan Conrad Maas doorbelde, komt het fantastische podium uit Nederland. Bekijk ook zeker even onderstaand filmpje waarin Claus Zier en producent Per Zachariassen het decor, de materialen en de techniek toelichten.