Vanwege de tentoonstelling Grafisch Geluk in Museum Hilversum deze winter extra aandacht voor de ontwerpen van Jaap Drupsteen en Frans Schupp; meer informatie bij de tentoongestelde werken én materiaal wat u niet in het museum te zien krijgt!
Frans Schupp begon eind jaren zestig samen te werken met regisseur Rien van Wijk, één van de jonge, wilde regisseurs bij de AVRO. Van Wijk maakte jongerenprogramma Doebidoe en dat doopte hij in 1970 om tot TopPop. De regisseur werd niet voor niets ‘wild’ genoemd, want hij trok alles uit de kast: spectaculaire decors, zooms, fades, altijd andere titelkaarten, snelle cuts, chroma-key en alle montagetrucs die er voorhanden waren. De artiesten – grote namen als David Bowie, Blondie en Gary Glitter- werden meerdere keren opgenomen zodat de regisseur verschillende versie van het play-back optreden kon samenstellen. De video-clip zoals we die nu kennen, bestond immers nog niet. Nu onvoorstelbaar, maar artiesten moesten dus naar Hilversum afreizen om hun plaatjes te promoten. Maar er waren natuurlijk ook regelmatig Nederlandstalige popgroepen in TopPop; The Cats bijvoorbeeld.
Hierboven zijn twee titelkaarten te zien die gebruikt werden bij één van hun optredens, Frans Schupp legt uit:
“Deze ‘achtergrond’ kaarten werden gebruikt voor de legendarische en populaire popgroep The Cats. De naam was de directe aanleiding voor deze katten collage. Die 2 kaarten maakten deel uit van een serie van minimaal 16 achtergrond-kaarten voor deze opname. Daarvan stond de helft voor camera 1 en de andere helft voor camera 2. Deze 2 camera’s werden op het ritme van de muziek gewisseld, en als effectbeelden ingevuld (gekeyd) in de blauwe wand achter de popgroep [titelkaart links]. Apart werden erna nog enkele solisten; de zanger, gitarist, enz., op dezelfde wijze opgenomen. Die close-ups werden dan bijvoorbeeld in het blauwe silhouet van de katten gekeyed [titelkaart rechts]. Hierna werden deze studio-opnames gemonteerd voor uitzending op televisie. Vele series van zo’n groepje ‘achtergrondkaarten’ zijn uitgevoerd in die eerste periode van TopPop.”
Helaas zijn juist van die eerste spannende jaren, wanneer Frans Schupp zo’n 7 dagen per week voor TopPop aan het ontwerpen is, weinig bewegende beelden bewaard gebleven. De opnamebanden werden opnieuw gebruikt, weggegooid, raakten zoek of gingen kapot. Gelukkig hebben we dan nog de grafische ontwerpen, zoals deze hierboven, keurig bewaard door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid). Vanaf 1972 is steeds meer bewaard, gearchiveerd of door fans van het Volendamse lied geüpload naar YouTube. Zoals onderstaand optreden uit 1972 van The Cats in een decor van meer-dan-levensgrote onderdelen uit het TopPop logo van Schupp. Elk van de vele optredens van de groep moest natuurlijk anders in beeld komen, en dus was het tv-optreden van bovenstaande katten helaas eenmalig.
De AVRO besteedt deze week veel aandacht aan design in het kader van de Dutch Design Week Eindhoven. En omdat Museum Hilversum afgelopen weekend de deuren opende van de tentoonstelling Grafisch Geluk – met daarin één etage geheel gewijd aan grafisch ontwerp voor televisie – werd er ook een reportage gemaakt over omroepdesign.
Willem van den Berg laat daarin zien hoe hij begin jaren zeventig thuis op zijn zolder de VPRO-vormgeving maakte; met behulp van (dia)projectoren, kleurenfilters, glas, karton, dia’s en wat er al dan niet van nut zou kunnen zijn om de boel te laten bewegen: gordijnrails, de ijsmachine van zijn vrouw. Frans Schupp vertelt over zijn tijd als ontwerper van het legendarische programma TopPop. Danielle Bremer, de maker van de reportage, haalde daarvoor prachtige beeldfragmenten uit het archief van Beeld en Geluid. Oja, ik kom aan het begin van het filmpje even in beeld om iets te vertellen over tv-vormgeving in de prille jaren van de Nederlandse televisie. Nou ja, gaat dat zien zou ik zeggen op het AVRO Kunst portal en laat weten wat je ervan vindt…
Het is inmiddels een half jaar geleden (+ een week) dat Vorm van vermaak verscheen. Het boek waar Roy van Vilsteren, Marjolein Dirksen en ik zo hard aan gewerkt hebben in 2010. Het maken van het boek was al heel erg leuk, maar de periode daarna is natuurlijk nog leuker. Lieve en enthousiaste reacties van lezers, ontwerpers en veel media-aandacht. Zelfs afgelopen maand nog verscheen er een mooi stukje in Items en vorige week gaf de Volkskrant ons (na de 3 pagina’s in april) maar liefst 4 sterren.
En er gebeuren nog meer leuke dingen. Donderdag 20 oktober opent in Museum Hilversum de tentoonstelling Grafisch Geluk. Één van de drie verdiepingen in het museum is ingericht met televisie ontwerpen uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Er is werk te zien van Jaap Drupsteen en Frans Schupp, die zijn collectie overdroeg bij de boekpresentatie/symposium op 14 april. Op de andere etages zijn te zien: een overzicht van affiches uit de indrukwekkende geschiedenis van Steendrukkerij De Jong & Co en een selectie van toonaangevende hedendaagse ontwerpers. De vormgeving van de tentoonstelling zelf is ook erg de moeite waard overigens. Trapped in Suburbia verzorgt naast de tentoonstelling en publiciteit ook de vormgeving van het boek van Bas van Lier over 100 jaar De Jong & Co.
Gelukkig mocht ik me ook een klein beetje bemoeien met de totstandkoming van Grafisch Geluk. Leerzaam en vooral erg leuk om te werken met het enthousiaste team van Museum Hilversum. Het boek Vorm van vermaak is uiteraard te verkrijgen in de museumwinkel en de komende maanden verschijnen artikelen met over het tentoongestelde werk van Frans Schupp en Jaap Drupsteen op deze site. Donderdag 10 november geven Jaap Drupsteen en ik een lezing/presentatie die aansluit bij de tentoonstelling.
De opening van Grafisch Geluk is natuurlijk goed getimed met het begin van de Design Week in Eindhoven vrijdag 21 oktober. En daarom besteedt de AVRO website de komende tijd veel aandacht aan design. Er is ook een webreportage gemaakt over televisievormgeving. Willem van den Berg (Bergwerk)laat zien hoe hij met diaprojectoren VPRO stationcalls maakte en Frans Schupp vertelt over de vormgeving van TopPop. De reportage is op het AVRO Kunst portal te bekijken. Ik ben benieuwd wat jullie ervan vinden!
Vorige maand verscheen de heruitgave van Anthon Beeke’s legendarische blote-meisjes-alfabet uit 1969. (Te bestellen bij Nijhoff & Lee.) Beeke, niet vies van vrouwelijk schoon, haalde een groep aantrekkelijke dames over om te poseren als letters. Dat alles in reactie op Wim Crouwels New Alphabet uit 1967.
Zowel New Alphabet als Body Type maakten een hoop los. Beekes’ alfabet werd een aantal maal geplagieerd, hoewel Beeke uiteraard niet de allereerste was die alfabetten construeerde van menselijke lichamen (zoals Max Bruinsma opmerkt in Items).
Hans de Cocq van de NOS grafische afdeling, liet zich ook inspireren door het blote-meisjes-alfabet. Hij maakte in 1974 een leader voor Open en Bloot (VARA) met blote mannen, vrouwen en kinderen die een voor een de letters van de programmatitel vormen terwijl de camera loopt. De letters zijn dus niet zo gedetailleerd en precies als die van Beeke. In de Open en bloot-leader zitten bovendien ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Daardoor wordt het naakt uit de taboo sfeer van pornografie gehaald en in de sfeer van familie en voorlichting geplaatst.
De radio- en televisiegidsen staan maandenlang vol met ingezonden brieven van voor- en tegenstanders van het programma. De programma-items, de leader en ook de animaties van Hans de Cocq (met uitleg over voortplanting, anticonceptie, etc.) worden uitgebreid besproken. De een vindt het veel te ver gaan terwijl het voor de ander allemaal nog niet open en bloot genoeg is. In de aftiteling vormen de lichamen de letters van de VARA, als om te benadrukken dat de VARA geheel achter het programma staat. Een provocerend laatste beeld voor een spraakmakend programma.
In Museum Hilversum wordt op dit moment een kleine tentoonstelling gehouden in verband met het 60 jarig jubileum van de Nederlandse televisie. Te zien zijn lepeltjes, pennen, vlaggetjes, suikerzakjes en allerlei andere parafernalia van de omroepverenigingen. Én deze titelrol.
De aftiteling is gemaakt voor liedjesprogramma ‘Zeg maar Jacco’ van de NCRV uit 1965. Jacco van Renesse zingt liedjes in het Nederlands, Frans, Duits en Engels, alleen of met een muzikale gast.
Het aardige aan deze titelrol van Ton Holst (1931 – 2006) is -naast dat hij heel erg leuk is- dat er een boodschap voor de regisseuse (Kitty Knappert) bovenaan de rol staat (‘Na gebruikt deze titelrol retour grafische afdeling/ Verboden poppetjes uit te knippen’). Dit soort mooi grafisch materiaal werd heel vaak meegenomen door mensen in de studio. Dat was niet leuk voor de grafici: je werkt dagen aan zo’n rol, hij is een minuutje op televisie en dan ben je hem kwijt. Knappert had een eerdere rol van Holst mee naar huis genomen voor haar dochtertje; die knipte alle poppetjes eruit om mee te spelen! Holst was ‘not amused’ vandaar de expliciete boodschap op de rol.
Wat verder opvalt is dat de rol in kleur is, terwijl hij in 1964 is gemaakt en uitgezonden, ver voor de komst van kleurentelevisie. De grafici (en ook de decorontwerpers en schilders) waren beperkt tot zwart, wit en grijstinten, maar dat is natuurlijk best wel saai om mee te werken. Dus gingen grafici gewoon af en toe met kleur werken. Het enige waar ze rekening mee moesten houden is de vertaling van kleur naar grijs, sommige kleuren (oranje en groen bijvoorbeeld) hebben dezelfde grijswaarde, dus die kunnen niet naast elkaar.
Wat ook opmerkelijk is: het programma zelf is bewaard gebleven. Halverwege de jaren vijftig begon men uitzendingen ook op film op te nemen. Dan kon een programma van te voren opgenomen worden of zelfs op een later tijdstip nog eens herhaald worden. Een grote verbetering ten opzichte van de periode dat alles live op de buis moest! In het programma zijn verschillende tussentitels en illustraties van Holst te zien. Van deze tussentitels bestaan alleen nog op film, want fysiek zijn ze niet bewaard gebleven.
Titel die het volgende liedje aankondigt.
Bovenstaande illustraties komen in beeld bij een liedje over een jongen die verliefd is op zijn juf. Als hij erachter komt dat ze al een man heeft, is de liefde snel weer over.
Het liedje “Je suis sous” wordt geintroduceerd door een horizontale titelrol met dansende mannetjes. Waarschijnlijk was al dit programmamateriaal ook in kleur, net als de rol met aftiteling.
Maar… de aftiteling staat helemaal niet op film! Jacco zingt zijn laatste noten en verlaat het beeld. De muziek loopt nog ongeveer een minuut door maar in beeld zien we een lege studio. Waarschijnlijk had dit te maken met mogelijk hergebruik en hermontage van het programma. Dan zou er natuurlijk een nieuwe aftiteling op die plek ingemonteerd kunnen worden.
Het is dus maar goed dat Holst erop heeft gestaan dat de titelrol terug kwam naar de grafische afdeling. Want nu kunnen wij er ook nog van genieten.
De titelrol hangt nu in Museum Hilversum en is daar tot 23 oktober gratis te bekijken.
De parafernalia komen uit de collectie van Museum Hilversum en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Ton Holst schonk de titelrol in 1999 aan het toenmalig Omroepmuseum (nu Beeld en Geluid). Dit soort titelrollen zijn vanwege hun formaat en kwetsbaarheid lastig om tentoon te stellen. Snel op bezoek bij Museum Hilversum dus!
Bekijk ook een andere titelrol in kleur van Ton Holst op deze site, deze staat hier.
Bron: Collectie Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers
Vrije Geluiden 1972, ontwerp van Jaap Drupsteen en Han de Vries
Terwijl de makers van Hoepla de boel bij de VPRO op scherp zetten, is Han de Vries nog bezig met het invoeren van de huisstijl volgens de kernwoorden: helder, transparant, strak en zakelijk. De samenstellers van het VPRO Gids Covers-boek merken terecht op dat deze vormgeving wringt met wat de VPRO de ether in stuurt. Terwijl de invoering van die huisstijl nog niet voltooid is (de suikerzakjes hebben nog steeds het oude logo uit 1928), wordt de vormgeving van de Vrije Geluiden al ietsjes losser. En dan staat in 1972 ineens het logo van Jaap Drupsteen op de cover. Een groter contrast tussen de Amerikaans aandoende letters met sierlijke “swashes” en de streng minimalistische lay-out van Han de Vries is bijna niet denkbaar.
Het duurt nog even voordat Drupsteen ook de Vrije Geluiden onder handen neemt en zo het gezicht van de gehele VPRO mag bepalen. Dan is het voor het eerst dat televisie leidend is op het gebied van vormgeving en huisstijl. Zijn de omroepverenigingen aanvankelijk sceptisch over het belang en de potentie van televisie, door de fenomenale groei moet men toch midden jaren zestig wel gerealiseerd hebben dat televisie dé manier is om met de achterban te communiceren. Tegelijkertijd groeit in Nederland het besef van het belang van een huisstijl als manier om herkenbaar en onderscheidend te blijven. Die twee zaken zijn voor de omroepverenigingen door de ontzuiling (nota bene mede aangewakkerd door televisie) van toenemend belang. Het is dan ook best wel opmerkelijk dat de eerste ontwikkelingen op het gebied van huisstijl bij de omroep zich zo nadrukkelijk alleen op de gidsredacties afspelen. Niet alleen bij de VPRO trouwens. Bij de VARA-gids is Pieter Brattinga in 1965 aangetrokken (hij noemt overigens in zijn werkrapporten het spoorboekje van Vrije Geluiden als goed voorbeeld). Maar ook in zijn werkrapporten over ‘het visuele voorkomen van de VARA’ waarin hij uitgebreid het concept huisstijl uitlegt, wordt televisie maar terloops genoemd. Voor het ‘voorkomen van de VARA’ vindt men televisie blijkbaar net zo belangrijk als de bewegwijzeringsborden.
Het gezicht van de omroep, dat waren immers de omroepsers, een gewoonte overgenomen van de radio. Pratende hoofden met eventueel een bosje bloemen of een vlaggetje ernaast. Het gebrek aan aandacht voor de uitstraling van de omroepverenigingen op televisie is ook verklaren door de organisatie van het omroepbestel. In tegenstelling tot de grafische vormgeving van radio- en tv-gidsen, intern drukwerk en belettering van gebouwen, moeten de omroepverenigingen voor hun televisievormgeving gebruik maken van de grafische afdeling van de NOS. Vormgeving in dienst van de omroepverenigingen als geheel beperkte zich tot een embleempje op een storingskaart of op de aftiteling van een programma. De spannende dingen gebeurden bij individuele programma’s; jonge ambitieuze makers zoals Bob Rooyens en het Hoepla-team zagen de mogelijkheden van de grafische afdeling en benutten die.
Annemarie Oster in Hadimassa 1969, ontwerp Jaap Drupsteen
Jaap Drupsteen, sinds 1964 in dienst van de grafische afdeling van de NTS, werkt ook een aantal maal mee aan van die ambitieuze programma’s. In 1968 vraagt Dimitri Frenkel Frank hem voor de vormgeving voor Hadimassa, een satirisch programma van de VARA. Frenkel Frank wil niet simpelweg een begin- en eindtiteltje, hij wil de vormgeving in het programma integreren. Dus staat Annemarie Oster het openingslied (‘een show voor iedereen, maar niet voor allemaal’) te zingen tussen twee levensgrote programma-logo’s in. Tussen de sketches van Van Kooten en De Bie verschijnen titels met passende scherpe en grappige teksten. Daarna werkt Drupsteen mee aan de tv-verfilming van Brecht & Weils De kleine doodzonden van de kleine burgerman (VPRO, 1970). In deze kleurenproductie haalt Drupsteen alles uit de kast: animatie met foto’s, draaischijven en andere mechanische trucages combineert hij met de nieuwste video techniek; chroma-key. Met dezelfde middelen verzorgt hij ook de vormgeving voor een VPRO programma rond cartoonist Jules Pfeiffer.
Drupsteen’s experimenten worden wel gewaardeerd, maar hij krijgt zijn inziens bij de NOS niet genoeg de mogelijkheid om zich erin te verdiepen. Met het weinig inspirerende vooruitzicht om de rest van zijn leven simpele titelkaarten te moeten maken, gaat hij in op het voorstel van oud klasgenoot Gertjan Leuvelink om bij Tel Design te komen werken. Ondertussen worstelt de VPRO met de aankleding van de televisieavond. De omroepster moet uit beeld, maar wat komt ervoor op de plaats? Drupsteen doet zijn best, maar het is lastig om iets uit te leggen wat nog niet bestaat. Toevallig krijgt de ontwerper op een dag Jan Blokker te spreken en die ziet het wél voor zich. Als eerste komt er een nieuw logo, een herkenbaar vignet dat in een opslag de veranderde VPRO moet visualiseren. Het snackbar-achtige logo raakt precies de juiste snaar en speelt de hoofdrol in de ruim 80 verschillende ‘signalen’ die Drupsteen vervolgens tussen 1971 en 1979 voor de VPRO maakt. Die korte filmpjes laten de identiteit van de VPRO zien, ze verbinden en introduceren de programma’s. Technisch zitten ze zo vernuftig in elkaar als De zeven doodzonden van de kleine burgerman en bovendien zijn ze grappig, ironisch en zeer eigentijds. De VPRO, kleinste omroepvereniging in het het kleine Nederland, loopt ineens wereldwijd voorop op het gebied van televisievormgeving.
Waarschijnlijk was Drupsteen’s eerste plan voor de VPRO-televisieavond nóg ambitieuzer. In onderstaand storyboard is te zien hoe de complete televisie-avond uit uit zou moeten zien; spectaculaire beeldovergangen en grafische trucages tussen programma’s en VPRO signalen en aankondigingen. Destijds waren deze plannen nog te duur, tijdrovend of simpelweg onuitvoerbaar. Maar 40 jaar later weten we niet beter of programma’s, promo’s, idents (en reclame) lopen vloeiend en snel in elkaar over. Dat was in de jaren zestig en zeventig wel anders. Tussen twee programma’s zat een enorme hoeveelheid stroperige massa: eerst een openingsfilmpje van het net, dan van de omroepvereniging van dienst, de omroepster natuurlijk (kon rustig een paar minuten duren) en het telefoonnummer voor de ledenwerving, programmaleaders en na de ellenlange aftiteling begon de hele rits weer opnieuw. Drupsteen deed met zijn VPRO vormgeving een eerste poging om de televisieavond wat te stroomlijnen. Zijn opvolger, Willem van den Berg, ging daar nog verder in. Maar daarover volgende week meer….
Storyboard Jaap Drupsteen voor de VPRO, ca. 1971 collectie Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers-boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers
Zo rond 1967 zijn er een aantal programmamakers die breken met de nog jonge traditie van televisieproductie. Aan de ‘populaire’ kant is daar de jonge regisseur Bob Rooyens. Ambitieus en van plan om alle nieuwste technische snufjes toe te gaan passen maakt hij voor de AVRO showprogramma’s. Moef Ga-ga is daar het bekendste voorbeeld van; één van de eerste programma’s gemaakt voor de generatie van de jaren zestig. Met beatbands, referenties naar populaire (Amerikaanse) cultuur, zoals films en strips. Qua vormgeving zijn de Moef Ga-ga afleveringen legendarisch. Rooyens trekt alles uit de kast: de luminanz-keyer (zwart-wit voorloper van chroma-key), camera’s die continue in- en uitzoomen, vuurwerk, waanzinnige decors met bewegende onderdelen, graphics die door het beeld suizen, niets is te gek.
Omdat Phil Bloom naakt in Hoepla zit regent het opzeggingen bij de VPRO. De makers maken het de klagers makkelijk en geven in de volgende aflevering alvast het adres. Overigens wel keurig netjes volgens het VPRO huisstijl regelement.
Aan de andere kant, de VPRO-hoek, bevinden zich de makers van Hoepla. Wim T. Schippers, Wim van der Linden, Hans Verhagen en grafisch ontwerper Wim Wandel gebruiken veel van dezelfde technieken en een door populaire cultuur geïnspireerde vormentaal. Maar waar het Rooyens gaat om een mooi programma te maken is het de Hoepla-makers te doen om het verstoren en breken van conventies. Ruis door interviews, lukraak getimede titelkaarten die niets met het onderwerp te maken hebben, storings-meldingen alles om de kijker op het verkeerde been te zetten. Als je luistert naar de muziek is het verschil tussen de AVRO en VPRO kant wel duidelijk. Maar als je kijkt naar de gebruikte technieken en het ontwerp van de titelkaarten zijn er ook veel overeenkomsten tussen deze programma’s.
Boven: Tee Set in Moef Ga-ga (AVRO, 25-02-1967)
Onder: The Soft Machine in Hoepla (VPRO, 09-10-1967)
Deze programma’s maken een hoop los, vooral bij de VPRO. De VPRO is dan wel een vrijzinnige omroep, maar ook nog protestants. Het naakt en de choquerende onderwerpen in Hoepla leiden tot grote conflicten binnen de vereniging. Zo eind jaren zestig verandert de koers definitief. De VPRO kiest voor de progressieve koers in haar programma’s. Al snel ziet men in dat daarbij ook de presentatievorm moet veranderen. De omroepster, sinds de allereerste tv-experimenten in 1938 van Phillips in Eindhoven het glimlachende baken in de televisieavond, verdwijnt. In 1969 krijgt de VPRO een vaste televisie-avond en start men met een experiment waarbij vier presentatoren de programma’s aan elkaar praten en nabespreken. Een bloedserieuze en dodelijk saaie presentatievorm die zogenaamd vanwege ‘onvoldoende faciliteiten’ gestaakt wordt. De omroepster keert weer terug, maar blijft uit beeld. Op het scherm komen titelkaarten die de programma’s introduceren en de VPRO-avond een ‘gezicht’ moeten geven. Die titelkaarten zouden dus de progressieve, absurde en ironische eigenschappen van de omroepvereniging moeten weerspiegelen. De VPRO gebruikt maakt gebruik van de grafici van de NOS maar trekt ergens in 1969 of 1970 een eigen ontwerper aan; een Amerikaan die humoristische titelkaarten moet gaan maken. Het is niet duidelijk of zijn vormgeving het beeldscherm heeft gehaald -er zijn in ieder geval geen beelden van-, maar zo absurdistisch, verstorend en kitscherig als de vormgeving van Hoepla zal het ongetwijfeld niet zijn geweest.
Ondertussen heeft een lichtelijk gedesillusioneerde Jaap Drupsteen ontslag genomen bij de NOS grafische afdeling. Deze ontwerper heeft net als Rooyens een goed gevoel voor de technische mogelijkheden van televisieproductie. Net als de makers van Hoepla interesseert hij zich in de avant-garde. Maar helaas is er bij de NOS geen ruimte om zijn ideeën vorm te geven. Bij ontwerp bureau Tel Design is hij echter ook niet helemaal op zijn plaats, want zijn ontwerpen moeten eigenlijk gewoon bewegen.
Volgende week meer over Jaap Drupsteen en de VPRO televisievormgeving.
In verband met het verschijnen van het VPRO Gids Covers – boek duiken we in deze zomerserie in de geschiedenis van de VPRO-(televisie)ontwerpers
VPRO-herkenningsbeelden (ontwerper niet bekend) Collectie Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
Het idee van “huisstijl”; een consequent gebruik van een logo en vormgeving, is in de jaren zestig nog geen gemeengoed. Bij de omroepverenigingen zie je dat alle afdelingen (de omroepgids, televisie, radio en bestuur of algemene zaken) allemaal hun eigen gang gaan. Van een samenhangende visie of beleid is nauwelijks sprake. Maar vooral bij de omroepgidsen wordt wel nagedacht over vorm. De gidsen zijn immers sinds de oprichting van de omroepverenigingen in de jaren twintig bij uitstek het middel om leden aan een vereniging te binden. Een aantrekkelijke vormgeving is daarbij cruciaal. Het gaat bij de vormgeving van de gidsen altijd om twee zaken. Ten eerste moet de informatie over programma’s, tijden en zenders (‘het spoorboekje’) op een duidelijke, heldere manier gerangschikt worden. Een heel gepuzzel en veranderingen kunnen altijd rekenen op felle reacties van abonnees. Ten tweede dient het ontwerp van de programmagids de identiteit van de vereniging weer te geven. Dat gebeurt op subtielere wijze: de keuze voor een stijl en typografie, hoeveelheid en soort afbeeldingen (illustratie of fotografie), gebruik van kleur, etc.
Titelkaarten voor VPRO-programma's (Rob van den Berg, NOS)
Begin jaren zestig kiest de redactie van de VPRO programmagids, Vrije Geluiden voor een ‘Zwitserse koers’, zo is te lezen in het VPRO Gids Covers – boek. Schreefloze letters, weinig franje en versiering. In 1966 wordt die stijl doorgezet als algemene huisstijl. Er komt een logo ter vervanging van het zendmast embleem van Lex Barten dat over de gehele VPRO gebruikt moet gaan worden. Dus ook op de suikerzakjes én op televisie. Jan Bons ontwerpt een “transparant, helder, neutraal” beeldmerk. Dat past uitstekend bij de Zwitserse, modernistische koers en de bescheiden opstelling van de kleinste omroepvereniging. Na 1966 wordt er dan ook serieus werk gemaakt van het consequent doorvoeren van deze huisstijl onder leiding van Han de Vries en Otto Treumann. Ook de vormgeving op televisie moet eraan geloven. De willekeurig door elkaar gebruikte symbolen (zendmast, wolken, vogel, roos) en lettertypes verdwenen en maakten plaats voor een standaard opmaak voor de VPRO-titelkaarten met de transparante letters. Voor de uitwerking van deze vormgeving is de VPRO uiteraard afhankelijk van de afdeling Grafisch Ontwerp van de NOS. Rob van den Berg ontwerpt ergens eind jaren zestig regelmatig titelkaarten ter introductie van de VPRO-programma’s. Het is een perfecte vertaling van de Vrije Geluiden vormgeving en de VPRO heeft dus eindelijk een echte huisstijl. Hoewel, in het VPRO Gids covers-boek valt te lezen dat in 1969 -vier jaar na de invoering van Jan Bons’ logo- de zendmast van Lex Barten nog steeds op de suikerzakjes prijkt.
vrije geluiden 1967(Otto Treuman) en 1968
Zoals dat gaat met een huisstijl, gaan na verloop van tijd de verschillende gebruikers weer hun eigen weg. Dat proces wordt bij de VPRO nog versneld omdat de vereniging vrij radicaal van koers verandert. Vernieuwingen op het gebied van vormgeving komen dit keer niet van de gids redactie maar van de televisie. Daarover volgende week meer.
Piet Schreuders en Beate Wegloop, art directors bij de VPRO gids hebben een overzichtswerk uitgebracht over alle prachtige covers die de afgelopen 85 jaar voorbij kwamen. Van de voorpagina vol met reclame (heel gebruikelijk in de jaren 20 en 30) tot de prijswinnende ontwerpen van nu. Onder de ontwerpers in het boek zitten ook veel televisieontwerpers van de NOS: Hans de Cocq, Will Bakker, Frans Lasès, Kal Beerends, Monique Korteweg, Rob van den Berg, Arie Teunissen en natuurlijk ook de VPRO-televisieontwerpers; Jaap Drupsteen, Willem van den Berg, Bob Takes en Max Kisman.
Viola Lindner van het NRC sloot afgelopen week haar recensie over het boek en de tentoonstelling af met: “Mist er dan nog iets? Misschien de animaties [..] Misschien een onderwerp voor de 90ste verjaardagsviering?” Een goede suggestie Viola! Hieronder alvast een YouTube speellijst met zo’n 37 filmpjes, oftewel 18 minuten VPRO-plezier.
De komende weken besteden we op deze site extra aandacht aan de televisievormgeving van de VPRO, houd de site dus in de gaten!
De laatste titelrol van Marcel van Woerkom op deze site is onderstaande minimalistisch gedecoreerde aftiteling voor een documentaire over televisie; De wereld kreeg televisie (Television and the world, BBC 1961). Deze werd uitgezonden door de AVRO in 1962 (en nog een keer herhaald in 1963). De Engelse commentaar stem werd opnieuw ingesproken en zodoende moest er een nieuwe aftiteling komen. Van Woerkom gebruikte hiervoor de drukpers en witte verf. De correcties met zwarte verf waren op televisie natuurlijk niet te zien. De leader van de documentaire (zie bovenstaande screendumps) werd wel uitgezonden zoals hij was.