Vijf maal Vijf tegen vijf

Familiespelshow Vijf tegen vijf is inmiddels aan zijn vijfde reïncarnatie begonnen. Tijd voor een beeldoverzichtje.

1983-1986
Wie: Willem Ruis
Waar: VARA
Animaties: Bert Dijenborgh en Robin Noorda
Decor: Hub Berkers

Bron beeldmateriaal: NLvintage op YouTube

1992-1998 
Wie: Peter Jan Rens
Waar: VARA (1992-1993), RTL4 (1993-1995)
Logo ontwerp: Ferry Lindeman
Decor: Hub Berkers

Bron beeldmateriaal: ladyleecher op YouTube

Zo rond 1997 verandert dit decor een beetje omdat de Lotto het programma gaat sponsoren. De rode lichtstrips worden geel en in de vlakken achter de kandiaten staan opgeblazen foto’s van Lotto-ballen. Hier zijn een paar foto’s te zien: ANP archief.

2005-2006
Wie: Gordon (2005), Winston Gerschtanowitz (2006)
Waar: Talpa
Leader: ?
Decor: ?

Bron beeldmateriaal: Gordonfans.nl, Mediacourant.nl, Markgoodson.wikia.comGeostars.nl en rtlXL.nl

2009
Wat: eenmalige uitzending ten gunste van het Wereld Natuur Fonds
Wie: Carlo Boszhard
Waar: RTL4, 13 juni 2009
Leader: gelijk aan 2005-2006
Decor: gelijk aan 2005-2006

Bron beeldmateriaal: Chaime Korper op YouTube

2015 en verder
Wie: Ruben Nicolai
Waar: RTL4, zaterdagavond 19.00
Leader: ?
Decor: ?

Bron beeldmateriaal: RTL.nl

Weet je meer over de decors en/of ontwerpers die bij een van de Vijf tegen vijf-seizoenen? Laat hieronder een reactie achter!

Show me the news: Martin de Groot

Als de tentoonstellingstitel ‘Show me the news’ op een persoon zou slaan, zou dat zonder twijfel Martin de Groot zijn. De ‘koning van de schuif’ (zo noemde Ad van Liempt hem) wist als geen ander dat droge feiten en gecompliceerde zaken visuele ondersteuning nodig hebben en zocht daar inventieve oplossingen voor, eerst als ontwerper bij het Jeugdjournaal, later als regisseur van het nieuws en bijzondere evenementen. Zaterdag 3 oktober is hij op 59-jarige leefdtijd overleden.

Onderstaande informatie ontleende ik aan het gesprek wat Roy van Vilsteren en ik met Martin de Groot hadden voor ons boek Vorm van vermaak op 15 juli 2010. Dit gesprek ging vooral over de vormgeving van het Jeugdjournaal, de verkiezingsuitslagen en het weerbericht.

Martin de Groot begint zijn NOS carriere als grafisch ontwerper bij het Jeugdjournaal. Hij en de rest van de redactie starten drie maanden vóór de eerste uitzending met proefdraaien. De Groot komt net van de academie (Artibus in Utrecht), werkte daarna even op een drukkerij, en ziet nu voor het eerst een televisiestudio van binnen.

55171-1981-4

Het jeugdjournaal in 1981 ©NOS

De basisvormgeving van het Jeugdjournaal is dan al gemaakt (vermoedelijk door Jenny Götz). Er is in die tijd een soort ongeschreven wet – rekening houdend met de zwart-wit kijker – dat op landkaarten het land donkerder moet zijn dan de zee. Omdat de eerste leader geel en grijs is, wordt de zee geel en het land grijs. Dat geeft een prima resultaat in zwart-wit, maar in kleur is het precies verkeerd. De gele zee spring eruit en dat is nogal verwarrend. Een van de dingen die De Groot in de eerste drie proefmaanden doet is dus het omdraaien van de kleuren in de landkaartjes. De Groot moet ook wennen aan de beperkingen van televisie ten opzichte van drukwerk: de letters moeten groter, er moet veel contrast zijn in het kleurgebruik – maar rood is dan weer snel te fel -, dat soort technische zaken.

De nieuwe redactie gebruikt die proefperiode voornamelijk om te zoeken naar de juiste vorm voor het programma. Hoe maken ze het wereldnieuws geschikt voor kinderen? Hoe leggen ze grote wereldproblematiek, economie, oorlogen uit? Het Jeugdjournaal zendt de eerste jaren vijf dagen per week uit en wordt dus altijd gemaakt met hetzelfde kleine, hechte team en dat is een groot voordeel. Er is veel overleg en De Groot bedenkt samen met de redacteuren hoe ze een item kunnen uitleggen. Zijn taak daarbij is om het nieuws te vertalen naar plaatjes, voorbeelden en analogieen. Om duidelijk te maken hoe groot het mestoverschot is bijvoorbeeld, gaat hij zitten rekenen: het zijn drie voetbalstadions vol. Hij maakt een polaroidfoto van een stadion, tekent er een drol in en dat maal drie. Het klinkt nu bijna vanzelfsprekend dat hoeveelheden op zo’n manier gevisualiseerd worden, maar het is begin jaren tachtig nog heel nieuw en fris. Het ‘grote mensen’ journaal doet nog helemaal geen pogingen om de kijker een beetje bij de hand te nemen en zaken uit te leggen.

De Groot maakt in de eerste jaren heel veel schuifanimaties, dat is de snelste manier om animaties voor tv te maken. Uit zwarte kaarten snijdt hij sleufjes of andere vormen om die tijdens de uitzending, live voor de camera, weg te schuiven of te draaien. Hij maakt honderden van dat soort animaties en het levert hem de bijnnaam ‘koning van de schuif’ op. Hij probeert of het ook in een vrolijker kleurtje dan zwart kan, maar dan zie je door de schaduw van de studiolampen de schuifjes en is het effect weg.

Aanvankelijk bestaat het Jeugdjournaal, net als het gewone NOS journaal, uit één set: een desk met naast de presentator een uitsparing in het het decor waar de schuiftitels van De Groot met behulp van chroma-key ingeschakeld worden. Maar die opstelling vindt de redactie op een gegeven moment te beperkt. Er komt een ‘tweede positie’ bij, een extra set om met behulp van props een onderwerp nader toe te lichten. Daarvoor koopt De Groot spullen die dicht bij de belevingswereld van kinderen staan. Duplo blijkt bijvoorbeeld zeer geschikt om staafdiagrammen van te bouwen, ook rekenweegschalen en ander speelgoed gebruiken ze en er staat natuurlijk een grijs-gele wereldbol. Die tweede positie is als het ware het winkeltje van De Groot en dat winkeltjes wordt steeds uitgebreider. Marga van Praag legt bijvoorbeeld een Prinsjesdag uit zittend op de rand van een grote schatkist vol zakjes geld. Daar haalt ze dan munten uit of juist bij. De Groot leent honderd spijkerbroeken om de set aan te kleden als het om handel gaat en voor een uitleg over arbeidstijdverkorting zet hij de presentatrice tussen allemaal wekkers en klokken die continue afgaan.

Ondertussen is het Jeugdjournaal een groot succes. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de eerste 1 april grap die de redactie uithaalt met de kijkertjes. Het is crisis, de regering heeft meer geld nodig, dus voeren ze Kinderbelasting in. De Groot maakt een K-biljet en er speelt zelfs een minister mee die uitlegt dat ook van kinderen wordt verwacht dat zij een steentje bijdragen in deze slechte tijden. De Groot zet ook het nummer van de ‘kinderbelastingtelefoon’ – gewoon het nummer van de redactie – in beeld, hij is wel eens benieuwd hoe goed er gekeken wordt naar het programma. De telefooncentrale in Hilversum ‘ontploft’. In het acht uur journaal volgt de oproep of kinderen alsjeblieft niet meer willen bellen.

De volgende stap in de ontwikkeling van het Jeugdjournaal is een flexibel decor. De Groot bestelt een groot reclamescherm bestaand uit draaiende, driehoekige verticale banen. Eén kant van die baan is beschilderd met de gekleurde vlakken uit de leader, maar met een druk op de knop draait dat naar een chroma-key wandje. Het is nog niet eenvoudig om het reclamebord geschikt te maken voor deze toepassing. De banen sluiten niet helemaal aan waardoor er strepen in het gekeyde beeld staan. De Groot is niet voor één gat te vangen; hij plakt vilt op de naden, zet blauw licht achter het scherm… uiteindelijk lukt het.

Op een aantal nieuws-onderwerpen kan de redactie zich langer voorbereiden, dan lukt het soms om een animatie te maken. Bij de NOS is daarvoor in de jaren tachtig een experimentele BCN videomachine aanwezig. Met heel veel geduld en precisie – met twee mensen precies tegelijk op ‘rec’ en ‘play’ drukken – is het op deze machine mogelijk een beeld-voor-beeld video-animatie te maken. De machine is niet zo heel secuur en als hij ergens een foutje maakte moet De Groot weer helemaal opnieuw beginnen. Toch is het een grote winst. Al betekent het alleen maar dat hij eindelijk eens iets anders dan zwart als achtergrond kan gebruiken.

Morgen regen. Johan Volkerijk illustreert het weerbericht voor het Jeugdjournaal.

Morgen regen. Johan Volkerijk illustreert het weerbericht voor het Jeugdjournaal. ©NOS

De Groot heeft vanaf het begin af aan veel interesse voor computers. Op een P2000 – een grote typemachine waar van die kleine dictafooncassettes in gaan – programmeert hij het weerbericht. Dat weerbericht bestond de eerste periode van het Jeugdjournaal uit illustraties gemaakt door Johan Volkerijk. Die kreeg in de ochtend de weersverwachting van het KNMI doorgebeld, maakte zijn tekening en die ging dan per koerier weer terug naar de KNMI. Die wilden toch even controleren of het allemaal wel klopte. Soms moet er een wolkje af en een druppeltje bij. Op den duur zijn alle mogelijke tekeningen wel gemaakt en is het tijd voor iets anders. De computer is ook bij kinderen populair en dus een leuke gimmick, verzint De Groot. Grafisch gezien zijn de mogelijkheden beperkt; acht kleuren, lelijke lettertypes en grote, grove pixels. De grote vraag is voroal: hoe krijg De Groot zijn computeranimaties op tv? Hij stuurt die vraag gewoon naar Philips en die sturen een nieuwe, aangepaste computer terug. Het werkt! De Groot laat op een zwart scherm vierkante blauwe wolkjes waaien, een rood temperatuurstreepje oplopen en een geel zonnetje draaien. Jaren later – De Groot heeft inmiddels wel wat geleerd van televisietechniek – schroeft hij het apparaat open. Philips blijkt voor tienduizenden guldens aan extra hardware ingebouwd te hebben. En dat in een eenvoudige huiscomputer.

Al die nieuwe technische ontwikkelingen met video en de computer zijn fantastisch, maar nog wel heel bewerkelijk. De schuiftitel blijft dus nog lang de snelste en beste manier om animaties te maken. Dat verandert pas echt met de komst van de Paintbox op de NOS redactie. Maar De Groot krijgt rond die tijd een andere functie bij het Jeugdjournaal.

De Groot is bij het Jeugdjournaal meer een redacteur dan een ontwerper, een beeldjournalist zou je dat nu noemen, maar dat woord bestaat dan nog niet. Het maakt hem tot een buitenbeentje bij de afdeling Grafisch ontwerp van de NOS, waar hij in dienst is. Daar ligt de nadruk op kwaliteit: ze maken het mooi, of ze maken het niet, aldus De Groot. Maar zijn taak is anders, hij krijgt vaak ‘s ochtends het onderwerp en dan moet het ontwerp nog bedacht én gemaakt worden voordat het die avond op de buis moet. Hij heeft meestal maar een paar uurtjes. Dus zijn de letters niet altijd even netjes gespatieerd, hapert er wel eens een schuifje of is het gewoon wel eens niet zo mooi. Daar wordt hij op functioneringsgesprekken aangesproken, maar bij het Jeugdjournaal zijn ze buitengewoon tevreden. Hij is de cruciale schakel in de programmaformule.

In die tijd speelt de afsplitsing van het facilitair bedrijf van NOS (waar De Groot in dienst is) van de zendgemachtigde NOS (waar De Groot gedetacheerd is). Opeens gaat geld een rol spelen en het Jeugdjournaal dreigt zijn vaste vormgever kwijt te raken. Om dat te voorkomen neemt De Groot half ontslag bij de Grafische afdeling en krijgt hij een halve betrekking bij de Jeugdjournaal als regisseur. Hij is dan de halve week regisseur, en de andere helft van de week werkt hij op de grafische afdeling voor andere programma’s en omroepen. Het is een tijdelijke constructie en uiteindelijk komt hij volledig in dienst bij de NOS.

De Groot krijgt de kans om zich bij de NOS te bemoeien met de vormgeving van het nieuws en andere uitzendingen. In 1981 werkt hij voor het eerst mee aan de uitzendingen rond de verkiezingsuitslagen. In het decor van Nick de Weerd zijn vlakken uitgespaard waar grafieken, diagrammen en overzichtjes gezet kunnen worden. De techniek is vergelijkbaar met de schuifanimaties die De Groot in het Jeugdjournaal gebruikt, maar dan levensgroot. Zijn rol is dan beperkt, hij staat op een ladder achter het decor de schuifjes te bedienen en de cijfers aan te passen. Voor de uitslagen per gemeente was al een computer, speciaal voor deze gelegenheid ingevlogen of gehuurd. De hele regie staat volgebouwd met techniek voor een computer die eigenlijk maar weinig kan en daar ook nog eens heel lang over doet. Dat is vooral lastig voor de presentatoren die maar moeten blijven praten om tijd te vullen.

Zo zagen verkiezingsuitslag eruit vóórdat Martin de Groot zich ermee ging bemoeien. NOS, 1977

Zo zagen verkiezingsuitslag eruit in 1977. ©NOS

Nadat De Groot regisseur is geworden in 1989, wordt zijn aandeel in de vormgeving van onder meer die verkiezingsuitslagen groter. In 1994 introduceert hij de ‘paal en schil’. De schil geeft in hoogte het aantal huidige zetels aan en de paal erbinnen de actuele stand van zaken, een overzichtelijke methode die nog steeds in gebruikt is bij de NOS.

De palen en schillen worden in 1994 uitgevoerd als drie-dimensionaal decorstuk met PVC-regenpijpen als palen. De Groot heeft veel contact met de nieuwe afdeling innovatie van NOB Design en die leveren op afstand bedienbare electromotoren. Het gevaarte, door de crew ‘het orgel van hoop en vrees’ genoemd, gaat het hele rondje verkiezingen mee: Tweede Kamer, Provinciale Staten en Gemeenteraadsverkiezingen. Bij de laatste ontstaat een probleem; er is één partij meer dan dat er palen op het ‘orgel’ zijn. Er wordt een extra paal gebouwd, en nog een eentje, voor de zekerheid, maar er zijn geen electromotoren meer. Aan één van de toneelmeesters de ondankbare taak om, verstopt in het orgel, die laatste paal op het juiste moment handmatig omhoog te duwen. Aan het eind van de laatste uitzending met dit decor pakt Ferry Mingelen een van de regenpijpen en slaat het orgel aan gruzelementen.

In 1998 pakt De Groot het weer op een bijzondere manier aan: de uitslagen komen vanuit een vitueel decor. Hij is daarvoor weken en nachten lang in de studio aan het meten en testen. Tegenwoordig is het mogelijk om met behulp van gps en software de camerabeelden van de acteurs in de groene studio aan de virtuele studio te koppelen zodat het allemaal klopt. Die techniek is in 1998 nog niet beschikbaar, dus hij moet alles met de hand uitmeten en uitrekenen. Ook voor de presentatoren betekent het eindeloos repeteren, zij moeten feilloos uit de voeten kunnen met alle cue’s en stukjes tape op de studiovloer, want zij zien verder niets anders dan een groene studio.

Zo is elke verkiezingsuitslag waar De Groot als regisseur of chef regie aan werkt een vooruitstrevend staaltje televisietechniek. Ook het touchscreen vindt al snel een toepassing in de verkiezingsuitslagen. “Herman de Schermman’ is natuurlijk een leuke gimmick, maar ook een grote stap in de verbetering van de presentatie, aldus De Groot. Want door het touchscreen bepaalt de presentator nu het tempo en het beeld. Hij hoeft niet meer onverwachts tijd te rekken of een verhaal af te kappen als de regie te vroeg of te laat schakelt, zo kan hij veel vloeiender en natuurlijker vertellen. Een belangrijke verbetering, zeker ook voor de weerpresentatoren die al veel langer de mogelijkheid hebben hun eigen kaarten en graphics te ‘regisseren’.

De Groot is begin jaren negentig een tijdje chef regie van het NOS journaal en zodoende ook nauw betrokken bij de vormgeving van het nieuws (de ‘comeback van de gong’ in 1995 bijvoorbeeld) en het weer. De ontwikkelingen op het gebied van weercomputers gaan dan razendsnel en zijn behoorlijk specialistisch. De Groot zit samen met Erwin Kroll in een team waar men software ontwikkelt die op basis van satelietinformatie en -foto’s zelf weerkaarten berekent. Ze testen alternatieve manieren op het weer te presenteren: de kaarten geprojecteerd op een tafel; Kroll die zijn lijnen en zonnetjes tekent op een glasplaat; of in de virtual studio waar de kaart als een tapijt op de vloer ligt. Het blijft uiteindelijk gewoon een presentator voor een weerkaart. Als een soort tegenreactie op de voorheen zeer strak modernistische weergraphics kiezen ze voor realistisch uitziende, bewegende weericoontjes, een stijl die pas nét technisch mogelijk is. Het is een vormgeving die wij nu niet meer mooi vinden, erkent De Groot: “Net als met mode is de voorkeur voor een bepaalde vormgeving en techniek bij het weerbericht en het nieuws onderhevig aan een golfbeweging, de voorkeur is de ene keer plat en grafisch, dan weer glimmend en realistisch. Uiteindelijk gaat het een keer gebeuren dat er bij de Verkiezingsuitzending iemand opstaat die zegt; “laten we het gewoon op een whiteboard doen!'”

Peter Zwart: het hemelbed

Het is misschien wel het minst mooie decorontwerp van Peter Zwart, maar er bestaat wel een mooie beschrijving van. In het boekje Goeden avond, dames en heren! ‘Close-ups’ en ‘long-shots’ uit de televisiewereld beschrijft Mies Bouwman het ‘hemelbed’ van de omroepsters in studio B:

“Nu het aantal Eurovisie-uitzendingen met de dag groter wordt is de vraag naar een vaste plaats voor de omroepster naar voren gekomen, een plaats die eens en voor altijd goed ‘uitgelicht’ kon worden, zodat men de schakelaar maar om hoefde te draaien en de camera in stellen om, bij wijze van spreken, binnen vijf minuten na aankomst in de studio te kunnen beginnen. Om aan deze dringende behoefte te voorzien hebben de technici in Bussum een plaatsje in de hoek van de filmshowroom uitgezocht, daar een vierkanten houten verhoging neergepoot en daarop een keukenstoel, precies in het midden. Langs het ijzeren frame rondom, dat door gebrek aan tralies nog net geen kooi is, hing men de lampen en middenboven verbond men aan een oude bezemsteel de microfoon. En ziedaar, dames en heren, ons hemelbed. In dat wonder van vernuft en techniek tronen wij, de omroepsters, en kondigen u de boeiendste programma’s aan op een keukenstoel. Wilt u wel geloven dat ik vaak de behoefte bijna niet kon bedwingen om tegen u te zeggen: ‘Bent u niet eens nieuwsgierig hoe wij hier altijd zitten? Ja hé? Nou, dan zal ik dat u eens laten zien. Hieboven mij hangt een een versleten NTS-bezem…”

Het bouwen van het ‘hemelbed’  ging iets minder improviserend dan Mies Bouwman het hier zo aardig beschrijft, er is immers een ontwerptekening. Onder de prak is plaats voor 10 verschillende omroepsterswandjes met vrolijke patronen of effen grijstinten, die al naar gelang de kleding van de omroepster gekozen worden. En de omroepsters krijgen een lessenaartje zodat ze kunnen spieken op hun aantekeningen.

Typerender voor het tekentalent en stijlenkennis van Zwart is zijn ontwerp voor een heel ander hemelbed, namelijk een hemelbed dat een van de hoofdrollen speelt in een televisiespel.Het stuk Het hemelbed is in 1942 geschreven door Jan de Hartog en wordt op 11 juni 1958 door VPRO-regisseur Jack Dixon voor de televisie gebracht. De plannen daarvoor zijn al twee jaar eerder gemaakt, maar Dixon moest wachten tot de twee door hem gewenste acteurs, Kees Brusse en Elisabeth Anderson, beschikbaar waren. Het hemelbed vormt de spil in een geschiedenis van een huwelijk, want in dat bed wordt gehuild, gelachen, er worden kinderen in geboren en men gaat er ten slotte in dood. Omdat het 1958 is, worden er in het bed overigens geen kinderen verwekt, maar voor de zekerheid vertelt Dixon toch aan De Telegraaf dat het stuk niet geschikt is voor jeugdige kijkers.

Het spreekt voor zich dat het hemelbed een indrukwekkend geval is. Peter Zwart beeldhouwt de pilaren eigenhandig zo is te lezen in Het vrije volk van 11 juni 1958. Het bed blijft maar de kamer er omheen verandert drastisch in de loop van het spel. Hoe dat te realiseren? De goedkoopste oplossing is twee kamers en één hemelbed op wielen. Een live changement lijkt met deze oplossing haalbaar, maar de acteurs verouderen ook elke akte en zitten dus lang in de schmink. Daarom wordt het een telerecording, op dinsdag, één dag voor de uitzending opgenomen. Dixon laat de verandering in tijdsbeeld tussen de zes aktes zien door middel van tekeningen gemaakt door Cor Hermeler.

De volgende dag schrijft de recensent van Het vrije volk dat het een ‘grandioos’ spel is geweest: “met steeds het indrukwekkende bed als ‘derde speler'”. “De overgangen door middel van prenten waren ondanks het voortreffelijke idee naar ons gevoel toch wat abrupt en vielen door hun nuchtere informatie naast de sfeer. Maar dat deed niets af aan de waarde van deze indrukwekkende TV-avond.” Voor Jack Dixon was het overigens de eerste keer dat hij zijn eigen werk op televisie kon zien en daar was hij best een beetje benauwd voor, zo vertelt hij aan De Telegraaf. 

Nic. van Baarle, filmarchitect en decorontwerper. 1920-1984

Door Xandra van Baarle

,,Je bent te laat, Van Baarle!”.

,,Oh, maar ik ga ook wat eerder weg!”

,,Dan is het goed.”

Portret (tele-snap) van Nico van Baarle zonder snor, vermoedelijk begin jaren vijftig. Collectie Xandra van Baarle

Portret (tele-snap) van Nico van Baarle zonder snor, vermoedelijk begin jaren vijftig. Collectie Xandra van Baarle

Niet iedereen begreep mijn vader altijd. Zelfs zijn baas toen bij de Cinetone Studio’s, Bobby Rosenboom. Dus het was thuis altijd lachen geblazen als hij weer met zo’n belevenis thuis kwam. Belevenissen waar ‘tijd’ een prominente rol in speelde. Tijdens zijn werk bij Cinetone in Duivendrecht, waar hij in 1952 aan de slag ging, en daarvoor bij zijn werkgevers Joop Geesink, Marten Toonder en Multifilm, waren begin- en eindtijden nog iets waar je samen wel uitkwam. Kantoortijden? Dat was iets voor de ‘rest van Nederland’. En daarom kreeg hij het steeds moeilijker toen hij eenmaal in vaste dienst was bij de NTS, later NOS, later NOB. ,,Ze denken toch niet dat ik vroeg in de ochtend een romantisch decor ga ontwerpen?”, bromde hij vanonder zijn enorme snor. ,,Ze noteren daar wel dat ik na negen uur binnen kom maar niet dat ik tot ’s avonds laat door blijf werken.” Alleen om dat ‘kantoortje spelen’ in Hilversum – waar volgens hem ook steeds meer formulieren werden bedacht om de ontwerpers van hun eigenlijke werk af te houden – , vond hij het altijd geweldig om op locatie te werken. Ooit Brabant en België voor Lust for Life van regisseur Vincente Minnelli, Amsterdam voor Ciske de Rat (de eerste) en Giethoorn voor de film Fanfare. Voor de tv onder meer Eijsden en wijde omtrek voor de serie Dagboek van een Herdershond. Hoe prettig dat was met zo’n vrijwel altijd gezellige club mensen, heb ik mogen ervaren tijdens het maken van een reportage voor het Algemeen Dagblad. Eén foto hieruit hangt nog steeds boven mijn bureau en doet me dagelijks glimlachen.

Toch was het niet alleen kommer en kwel in dat strakke pand in Hilversum. De ontwerpers hadden daar hun eigen wereld geschapen. De deur tussen kale gang en werkruimte was de grens tussen eindeloze grijze saaiheid en een kleurrijk paradijsje omdat de hele handel was opgevrolijkt met decorstukken, nepbloemen, tekeningen en allerlei soort wonderlijke rekwisieten. En zo was de maquette-afdeling op het eerste gezicht slechts toegankelijk door een heel klein deurtje dat op de echte deur was bevestigd. Lachen! Soms gingen de ontwerpers – en zielsverwante collega’s van andere afdelingen – zelfs met elkaar sporten. Volleyballen met hun clubje LVDB (Laat Vallen Die Bal) of – toen had je nog echte winters – schaatsen. Dat was vooral voor de uit Suriname afkomstige Jo Rens een heel gedoe. Maar hij kon weer veel beter pom maken en daar heeft menig gezin van de ontwerpers van mogen meegenieten. Die smaak heeft nooit iemand meer kunnen evenaren. Of komt dat door de herinnering aan die gezellige man die zelf de jurkjes van zijn mooie dochters maakte? Mijn vader was gek op hem en at zelfs een sinaasappel – deed hij anders nooit – als Jo hem aanbood in zijn mooie zwarte hand.

nos pasjeIn ieder geval dachten wij thuis altijd dat het werk van een ontwerper één groot feest was. Beetje tekenen, grappen uithalen, aanwijzingen geven bij de decorbouw en in één van de studio’s de opnamen bijwonen van een programma dat zij vorm hadden gegeven. Een tijd lang kon mijn vader het spel nog meespelen en de schone schijn ophouden. Maar de sfeer en het werk daar in Hilversum – wij zijn nooit naar de tv-streek verhuisd – werd minder en minder. Vooral toen hij chef werd, of zoiets. Zijn enthousiasme droogde op. Hij werd stiller. En vooral na zijn eerste hartinfarct somberder. Mooie verhalen over zijn werk kwamen steeds vaker uit een ver verleden. Die vergeten wij – drie kinderen – nooit. En zijn kleinkinderen – alleen zijn oudste kleindochter heeft hij even mogen meemaken – krijgen ze nog vaak te horen. Zijn prachtige schilderijen en tekeningen hangen bij ons allemaal in huis. Mooie herinneringen aan een rijk verleden. En aan een geweldige vader die veel te jong is overleden.

 

Foto’s Show me the news

Heb je foto’s gemaakt van de tentoonstelling die je wil delen, stuur ze door naar info@vormvanvermaak.nl.

Research en voorbereiding

 

Opbouw

Opening

Etage Nieuw, nieuwer, nieuwst. De vormgeving van het NOS journaal en RTL nieuws

Etage videokunst: Oorlog op de keukentafel

Etage nieuwsfotografie: Bert Verhoeff

Bruikleenborrel

Gastenboek

decors van Dorus: Borsten

Dorus van der Linden haalt herinneringen op aan de producties waar hij aan heeft gewerkt. Deze keer schrijft hij over de film Borsten, van Marion Bloem voor de IKON in 1981.

Dorus: “Voor het programma Borsten van Marion Bloem bleek, toen wij elkaar ontmoetten om de plannen te bespreken, eigenlijk nauwelijks budget beschikbaar om een decor te laten bouwen. De bedoeling was dat een jong meisje door het decor lopende allerlei soorten en maten borsten tegen zou komen en dat ook normale gebruiksvoorwerpen de vorm van borsten zouden hebben (meer info op de site van Marion Bloem, hier zijn ook enkele achter-de-schermen foto’s te zien). Ik opperde als mogelijkheid dat ik een staketsel van frames in de studio kon laten neerzetten waar kunstacademie-vrienden en vriendinnen van de regisseur met papier en of lappen een soort wanden van zouden kunnen maken.

Het decor is gemaakt zoals ik had voorgesteld en de maquetteafdeling heeft een aantal gadgets gemaakt zoals borsten met een muziekmolentje erin en borsten als lichtknopjes (zie tekening hierboven). Bij de fotodienst wilde Marion foto’s laten maken van borsten in alle maten en soorten en in de meest vreemde omgevingen. Ik zei haar dat de fotograaf en de studio gratis faciliteiten waren maar dat de modellen door haar of door het IKON geleverd zouden moeten worden. Dat was volgens Marion geen punt!

Op de afgesproken tijd stapten een aantal vriendinnen bij de fotodienst binnen voor de fotosessie van borsten. Leendert Jansen was de fotograaf en ik had ter aankleding van de borsten verschillende rekwisieten laten komen; van ballonnen, grote brillen tot kerstklokjes aan toe. Deze foto’s moeten in het archief van NOS-FOTO zijn terug te vinden, wanneer ze niet door een liefhebber zijn ontveemd. Ook door de maquetteafdeling gemaakte borsten met muziek-molentjes en de dieptrek-borsten die bij de reliefafdeling waren gemaakt waren zeer in trek, je zag ze jaren later nog op vele afdelingen terug.”

Ontwerpassistentes over de magie van het werken bij decor

Ruim een jaar geleden, op 12 augustus 2014 om precies te zijn, vond een kleine decor-reuni plaats met Annechien Braak, Adine van den Bosch, Ellen Dekker en Liesbeth Jimmink. Vier vrouwen die gelijk na hun afstuderen op de afdeling decorontwerp aan de slag gingen als ontwerpassistent en/of decorontwerper en die er ook ongeveer gelijktijdig weer mee stopten. Ik schoof aan om te horen hoe zij terugkijken op hun periode op de afdeling.

Ellen en Adine kennen elkaar van de opleiding architectuur aan de KABK in Den Haag. Beide willen graag bij de NOS komen werken en sturen een sollicitatiebrief. Ellen: “Ik ben daarna wel drie keer op gesprek geweest bij Cor Straatmeyer, hij twijfelde. Toevallig liep Misjel Vermeiren langs en dat was mijn redding. Het leek hem wel gezellig, een stagiair. Hij had heel veel werk, deed altijd meerdere opdachten tegelijkertijd dus daarna bleef ik hem assisteren.” Adine wordt gekoppeld aan Hub Berkers die dan de Sterrenshow doet. Adine: “Het was achteraf gezien heel bijzonder, met Willem Ruis en elke keer weer zo’n giga-decor, maar het lag me niet. Jaap Binnerts, die bij Hub op de kamer zat, kreeg dat in de gaten en toen ben ik ‘overgestapt’.”

Liesbeth en Annechien komen van de Rietveld academie. Annechien: “In het eerste jaar van de opleiding scenografie kreeg ik een rondleiding door het decorcentrum. Ik vond het fantastisch, daar wilde ik absoluut werken! In het derde jaar liep ik stage bij Dorus van der Linden, maar die stage telde niet mee voor de opleiding. Het was immers geen theater. Toen ben ik overgestapt naar de richting audiovisueel, dat was veel vrijer en daar zeiden ze gewoon: doe wat jij wilt!” Op de eindexamenexpositie van de Rietveldstudenten komen Dorus, Cor Straatmeyer en anderen van de afdeling kijken. Liesbeth: “Ik had een goed afstudeerwerk en kreeg de opdracht voor een decor voor het programma Vloedlijn (RVU, 1985), ik werd gelijk in het diepe gegooid.”

Een vast contract zit er voor alle vier niet in, maar er is veel werk midden jaren tachtig. Het bestaan als freelancer heeft zijn nadelen, Annechien: “Je bent zo goed als je laatste werk”. Bovendien zitten ze niet bij afdelingsvergaderingen en hebben ze geen stem in de Programma Verdeel Commissie. Maar de nadelen wegen niet op tegen de voordelen. Adine: “Het was heel bijzonder. Je verzon iets, zette het op papier en dan werd het ook daadwerkelijk uitgevoerd, precies zoals je het bedacht had. Alle materialen, alle technieken en fantastische vakmensen stonden tot je beschikking. Dat was magisch.”

De NOS is ook in de jaren tachtig nog een mannenbedrijf. De jonge vrouwen gaan daar verschillend mee om. Ellen: “Als ik er nu op terugkijk, was ik erg onzeker en niet op mijn gemak. Ik probeerde het aardige, aantrekkelijke meisje te zijn, altijd een rokje aan, en beleefd lachen om al die platte grappen. ‘Kan jij een beetje timmeren? Zullen we dan een wipje maken?’” Adine: “Ik was daar niet zo door geïntimideerd, ik liep meestal in een tuinbroek.”

De ontwerpassistenten worden vooral ingezet bij grote producties, zoals historische drama-series of speelfilms, om de decorontwerpers bij te staan. Er zit een groot sociaal aspect aan dat werk, beamen ze alle vier. Liesbeth: “Je trekt dagenlang met elkaar op. Rekwisieten zoeken, lijsten maken, planningen bijhouden, de hele organisatie als er op meerdere lokaties opnames waren…” Ellen: “Dus het was ook wel erg belangrijk dat het klikte, dat het gezellig was. Wat dat betreft hadden de mannelijke freelancers het misschien wel lastiger.”

Rob Bogaerts / Anefo - Nationaal Archief De koningin mocht wel komen op de premiere van De aanslag, de NOS-crew niet.

Rob Bogaerts / Anefo – Nationaal Archief
De koningin mocht wel komen op de premiere van De aanslag, de NOS-crew niet.

In de jaren tachtig werkt een aantal decorontwerpers van de afdeling regelmatig voor Nederlandse speelfilms. Annechien assisteert Dorus onder andere bij De aanslag (Fons Rademaker, 1986). Annechien: “Iedereen was tot op z’n tandvlees gegaan, Dorus, ik, iedereen bij de NOS die erbij betrokken was, wekenlang, non-stop, alles uit de kast. Tijdens de montageperiode hoorden wij niets meer van de productie, maar in de pers werd het groter en groter. Zo groot dat er op de premiere geen plek meer was voor de crew. Dorus mocht komen, maar ik niet. Want de producenten en al die lui die het goed doen op een rode loper die gaan dan voor. Ik vond dat een ontluisterende ervaring, ik was wel even klaar met film. Later hebben Dorus en ik zelf een borrel voor de NOS-crew georganiseerd.” Liesbeth, die Dorus assisteerde bij De ratelrat (Wim Verstappen, 1987) en De kassiere (Ben Verbong, 1989) herkent dat: “Film was echt een andere wereld dan tv, hard, kil en extreem competitief.”

Bezoekerscentrum Primoso in Gulp waar Dorus van der Linden als artdirector namens NOB Decor voor werkte. Door financieel wanbeheer van de opdrachtgever liep het project uit op een faillissement.

Bezoekerscentrum Primosa in Gulpen waar Dorus van der Linden als artdirector namens NOB Decor voor werkte. Door financieel wanbeheer van de opdrachtgever liep het project uit op een faillissement.

Na verloop van tijd krijgen de vier vrouwen kinderen. Ellen: “Daar mocht je het niet over hebben, dat je je kinderen op moest halen of dat er een ziek was. Dan zei ik dat ik een afspraak had, dat klonk wel interessant. Het was voor mij ook wel een van de redenen om te stoppen. Ik heb tot ongeveer 1997 nog freelance opdrachten aangenomen, maar ik was al een opleiding tot tekentherapeute aan het volgen en dat contrasteerde zo met elkaar, dat ik toen definitief met decor gestopt ben.” Liesbeth: “Mijn laatste project was het Primosa-project met Dorus. Daarna besloot ik na een medische ingreep dat ik meer tijd met mijn kind wilde doorbrengen. De slechte afloop van het Primosa-project, waar Dorus erg onder leed, was ook niet bepaald een reden om weer terug te verlangen naar dat werk.”

Annechien maakte in 1992 de overstap naar productie, dus bleef bij de televisie, maarin andere functie: “Het is in de film- en tv-wereld zo dat de medewerkers heel erg loyaal zijn aan een productie. Dat was bij de decorontwerpers zeker het geval. Zij hadden geen privé-leven, ze leefden voor hun werk, gingen altijd tot het uiterste. Het is dan heel erg pijnlijk om er achter te komen dat die loyaliteit van je werkgever – de NOS en de omroepverenigingen – niet wederzijds is. Je vliegt er gewoon uit omdat iemand van bureau McKinsey dat zegt. Wat er in de jaren negentig bij de decorontwerpers gebeurde, heb ik later nog vaak gezien gebeuren en ik heb het als producent zelf ook meegemaakt.”

Maar van spijt is absoluut geen sprake. Adine: “De research die erbij kwam kijken was zó leuk, je moest je helemaal verdiepen in de vreemdste werelden, heel veel onderzoek doen en je er helemaal in onderdompelen. En dan was het weer klaar en gelijk door naar de volgende productie!” Annechien: “Daarom vond ik bijvoorbeeld Iris (Mady Saks, 1987) heel erg leuk om te doen. Ik wist op een gegeven moment echt alles van het leven en werk van een veearts! Ik heb nog steeds heel veel plezier van alle kennis die ik door al dat soort research heb opgedaan.”

Meer lezen over Adine, Annechien, Ellen en Liesbeth? Biografieen en oeuvrelijsten van deze ontwerpassistenten/decorontwerpers vindt je in de Beeldengeluidwiki.nl via deze links:

Boerin in Frankrijk

De serie Boerin in Frankrijk waarvoor Fokke Duetz bovenstaande ontwerpen op papier zette, verhaalt over het zware leven van boerin Wil Den Hollander-Bronder die in 1952 naar het Franse platteland verhuist. Den Hollander schreef haar belevenissen op in romans en die vormde de basis voor het scenario van de serie die in 1973 in productie ging onder leiding van NCRV regisseur Bob Löwenstein.

De hoofdrol werd gespeeld door Lia Dorana. Deze actrice was enkele jaren daarvoor na een geflopte one-woman-show met haar man en een tentje in de auto gestapt en had zich op het Franse platteland afgezonderd voor de crisis in de Nederlandse toneelwereld, het aftakelende leefmilieu in het overvolle Nederland. Voor Den Hollander was het geen zelf verkozen isolement, haar man kon geen werk krijgen in Nederland, maar wel in Frankrijk en zij moest mee. Het lukte door taal- en cultuurverschillen niet om te aarden, zelfs met de in Frankrijk geboren kinderen was de band moeizaam. Dan was er nog sprake van allerhande tegenslag, armoede en ziektes.

73-07-03 De telegraaf

Foto gemaakt bij de opnames voor het dorpsfeest, op de laatste opnamedag in Inval Boiron voor Boerin in Frankrijk. Bron: De Telegraaf 3-7-1973

De echte boerin was overigens betrokken bij de opnames die voor een groot deel plaatsvonden in haar boerderij en op haar eigen erf in het dorpje Inval Boiron. Ze leerde Dorana bijvoorbeeld koeien melken en verzorgde de cast en crew. Omdat ook de bewoners van het dorpje figureerden als zichzelf werd het een behoorlijk authentieke weergave van de gebeurtenissen in de boeken. Toen Den Hollander de eerste twee afleveringen zag, zei ze dan ook met tranen in haar ogen tegen Löwenstein dat het precies zo was geworden hoe ze het had geschreven.

Er waren voor de opnames 44 filmdagen in Frankrijk, 8 dagen in Nederland en 21 dagen in de studio nodig. Het werd dan ook een serie van 13 afleveringen. Naast Lia Dorana en Roger Coorens in de hoofdrollen, speelden in totaal 94 Nederlandse, Belgische en Franse acteurs en figuranten mee.

Voor de studio-opnames ontwierp Fokke Duetz een onbekend aantal sets. In totaal zijn daar vanuit drie verschillende collecties zes ontwerptekeningen naar boven gekomen. Duetz was blijkbaar vrijgevig, ook tekeningen van andere producties – De klop op de deur, Het meisje met de blauwe hoed, Marijke – zijn op vergelijkbare wijze verspreid geraakt. Het aardige is natuurlijk dat ze door de inventarisatie van ontwerparchieven voor dit onderzoeksproject weer een beetje bij elkaar gebracht worden. In het geval u ooit decortekeningen van Duetz hebt mogen ontvangen… ik hoor graag van u!

bronnen: Het vrije volk, 3-7-1973, De Telegraaf, 04-10-1973, Beeldengeluidwiki.nl

Decors van Dorus: Sonja

Dorus van der Linden haalt herinneringen op aan producties waar hij voor heeft gewerkt. deze keer: Sonja op maandag (VARA, 1981 – 1996).

Dorus: “Voor de programma’s van Sonja Barend heb ik samen met de regisseur van dienst vele jaren het decor bedacht. Met Egbert van Hees had ik een plan om Sonja in een levensgroot opengewerkt koffiekopje te zetten en daar haar gasten, die op verschillende taartjes zaten, te laten ontvangen. Sonja dacht dat ik een grapje maakte maar Egbert van Hees begreep dat het plan mij ernst was. Hij zei: “als het een eenmalig programma was zou ik zo met je mee gaan, maar dit plan als seriedecor gaat me te ver.” Het werd dus een ander ontwerp met een harig roze bank, door Sonja ‘het hoerenbankje’ genoemd.

Den uyl te gast bij Sonja te midden van tropische planten

Den Uyl te gast bij Sonja te midden van tropische planten

Er kwam ook een serie programma’s met Sonja waar één gast centraal stond. De gast van de avond mocht het programma min of meer samenstellen en had ook inspraak op de omgeving waarin het gesprek zou plaatvinden. Joop den Uyl, een van de gasten, wilde een soort oerwoud. Omdat het NOS bloemenatelier vooral gespecialiseerd was in ‘kunst’-natuur bracht ik een bezoek aan de Fa. van Vliet en Wielinga in Amsterdam-Oost, die zich hadden gespecialiseerd in de verhuur van exotische bomen en planten. Daar rondlopend door de enorme plantenkassen zag ik een aantal flamingo’s rondstappen en ik zag die ook wel in de studio rondlopen. Dhr. van Vliet (of Wielinga) zei dat dat geen enkel probleem was: “Zegt u maar hoeveel?” Op mijn vraag hoe die beesten naar de studio in Hilversum vervoerd zouden worden kreeg ik ter plekke een demonstratie. Hij greep de flamingo’s bij hun lurven, vouwde ze keurig ineen en rolde ze stuk voor stuk in een soort traploper. Zo zouden ze, op de achterbank van zijn Mercedes, de weg naar Hilversum afleggen. Daarna even uitschudden en klaar!

Ik herinner me nog goed dat ik Sonja een keer vroeg haar handtekening op een papiertje te zetten. Toen ik die bekeek en opperde dat daar een mooie, en zeer herkenbare, neon van gemaakt zou kunnen worden was Ellen Blazer mordicus tegen. “Dat heb ik al ‘ns gezien bij de TROS was haar commentaar, maar het gebeurde toch. Het doet me nog steeds deugd dat jaren later, toen andere ontwerpers het programma vorm gaven, die handtekening in neon nog steeds werd gebruikt. Het was intussen het handelsmerk van het programma geworden.

De bezoeken van Ellen en Sonja aan mijn op de afdeling decorontwerp staan me nog steeds scherp in het geheugen. “De dames komen vandaag!” Dat betekende: meubels uitzoeken voor de presentatiesets. In het rekwisietenmagazijn vond Ellen een antieke jugendstil tafel met stoelen ineens héél geschikt. Ik opperde dat dát soort rekwisieten niet mochten worden gebruikt in een basisdecor maar Ellen was al aan het bepalen waar de gaten in het tafelblad geboord moesten worden voor de microfoonkabels. Aan alle programma’s met Sonja waaraan ik heb gewerkt van Fanclub, Yin Yang, Rood,wit,blauw tot en met Sonja op maandag bewaar ik heel goede herinneringen.”