Sonic Acts: Colour Music Recollections

Charles Dockum, Mobilcolor projector film:1969

In dit filmprogramma stonden de synesthesie van kleur en muziek centraal. De aankondiging vermeldde dat voorafgaand aan de films het boek The academy of the senses, Synesthetics in Science, Art and Education van Frans Evers gelanceerd zou worden. Frans Evers was een van de mensen die aan de wieg stonden van het Sonic Acts festival in 1993. Hij signaleerde dat vj’s en dj’s in de techno scene en wetenschappers op het gebied van computertechnologie zich met dezelfde vragen bezig hielden en besloot ze bij elkaar te brengen op een multidisciplinair festival. Evers raakte via de psychologie in aanraking met het begrip synesthesie. Niet tevreden met een puur psychologische benadering onderzocht hij ook synesthesie in de kunst, wetenschap en educatie. Met dit onderzoek had hij willen promoveren in de doctorsgraad, maar helaas heeft hij zijn levenswerk niet af kunnen maken. Het boek verschijnt postuum, maar niet zoals aangekondigd tijdens Sonic Acts. Een van de betrokken partijen besloot dat de boekpresentatie beter op een andere plaats en tijd gehouden kon worden. Jammer voor ons, maar misschien zal het filmprogramma dan nogmaals te zien zijn. En dat is wel goed nieuws.

De films werden door Joost Rekveld voorzien van een uitstekende introductie. Rekveld stelde dat bij elk nieuw medium (film, video, computer) er altijd een nieuwe lichting pioniers opstaat die de relatie tussen geluid, kleur en beweging onderzoekt. In het filmprogramma kregen we werk te zien van enkele van deze pioniers.

Kurt Schwerdtfeger was in 1922 verbonden aan het Bauhaus en maakte daar een werk getiteld Reflektorische Farblichtspiele. Geen film maar een live-performance met licht en filters. Het auteursschap van dit lichtspel is niet onomstreden, niet lang na de eerste opvoering stal mede-Bauhaus kunstenaar Ludwig Hirschfeld-Mack Schwerdtfegers ideeën en voerde een veel beter versie van het lichtspel op. Het oorspronkelijke werk van Schwerdtfeger kwam daardoor in de vergetelheid en hij verliet teleurgesteld het Bauhaus. Vlak voor zijn dood in 1966 werden voorbereidingen getroffen om zijn lichtspel opnieuw uit te voeren. Schwerdfeger maakte het niet meer mee, maar die uitvoering werd vastgelegd op film. Voorafgaand aan de registratie van het lichtspel werd ook een blik achter de schermen gegeven. Zo zagen we dat voor de uitvoering minstens zeven mensen nodig zijn: twee voor de bediening van het schuifpaneel, twee voor het raster, één regisseur, één voor de bediening van het lichttoestel en iemand voor de muziek. In 2010 kwam deze registratie uit op DVD met daarbij ook een documentaire waarin onder andere de zoon van Schwerdfeger die meewerkte aan de reconstructie van 1966, aan het woord komt. Meer informatie bij Revocadofilm.

Daarna kwam een vroege film van Oskar Fischinger. Zijn werk heeft nooit geleden onder een gebrek aan belangstelling, maar niet zo heel bekend zijn zijn eerste multi-channel werken. We kregen R-1, ein Formspiel te zien uit 1923. Rekveld vertelde dat Fischinger begin jaren twintig de muzikant Alexander Laszlo ontmoette. Laszlo trad succesvol op met zijn muziek en een lichtorgel. Fischinger en Laszlo besloten samen te werken en op een soort wereldtentoonstelling in Düsseldorf in 1926 zagen vermoedelijk zo’n 40.000 mensen hun gezamenlijke opreden. Fischinger maakte R-1 niet lang na de samenwerking met Laszlo stopte. Het werk bestaat uit drie films die naast elkaar geprojecteerd worden en waar tijdens de climax nog twee projectoren bij komen. De precieze opstelling en montage waren niet meer geheel te achterhalen, dus de reconstructie die Fischinger-expert en biograaf William Moritz maakte is wellicht Oskar Fischinger, R-1, ein Formspiel: 1923niet helemaal historisch juist, waarschuwde Rekveld. Meer informatie van Moritz over Fischinger is te vinden bij het Centre for Visual Music.

Vervolgens zagen we een film van Jud Yalkut uit 1966. Yalkut filmde de kunst van zijn tijd zoals hij daar in New York mee in aanraking kwam en bewerkte die opnames tot een nieuw kunstwerk. In Turn, Turn, Turn, zagen we op een remix van het gelijknamige nummer van The Byrds onder andere beelden van László Moholy-Nagy’s installatie Black – Light – Grey voorbij komen. Hieronder staat een vergelijkbare korte film met muziek van The Beatles uit hetzelfde jaar.

De enige stille film in het programma was van Charles Dockum. Zijn 1969 Mobilcolor Projector film was op Sonic Acts voor het eerst in Europa te zien. Rekveld vertelde over het tragische lot van de Mobilcolor Projector. Dockum’s installatie verdween in een kelder alwaar onderdelen langzaamaan een nieuwe bestemming kregen. Een lot dat helaas veel werken van experimentele mediakunstenaars trof. Veel van zijn films worden op het moment geconserveerd en gerestaureerd door het Center for Visual Music.

Afsluiter van het filmprogramma was een film van de relatief obscuur gebleven animator Hy Hirsch. Rekveld omschreef hem als een technisch handige man en jazz fanaat. In de jaren vijftig trad hij regelmatig op met jazz muzikanten en verzorgde live filmprojecties met meerdere projectoren. Hij werkte en woonde achtereenvolgens in de Verenigde Staten, Nederland (waar hij werkte bij Dollywood) en Parijs. Van zijn films is nauwelijks iets bewaard gebleven. Vermoedelijk werkte hij heel improviserend en verknipte en plakte hij zijn werk continue. Na zijn dood is zijn collectie films bovendien verspreid geraakt onder vrienden en kennissen. Dat had waarschijnlijk te maken met Hirsch´s gewoonte om zijn marihuana in filmblikken te bewaren. In De Balie zagen we één van de bewaard gebleven films: Come Closer uit 1953. Een vrolijke film met dansende driedimensionale figuren, waarvan hieronder een fragment te zien is.

Leader mash-ups

Vandaag kwam ik weer eens een leuke leader mash-up tegen. Grafisch ontwerper Dann Mathews verhaspelde Star Wars en Mad Men tot deze nieuwe creatie. Dit soort mash-ups vindt ik altijd heel vermakelijk, vaak halen ze het beste uit beide originelen en leggen deze zodoende vast als audiovisuele cliché’s.

De populariteit van de serie Mad Men is voor een deel afhankelijk van het fantastische production design. Alle props, kostuums, haardracht, apparatuur, merken en behangetjes kloppen, maar op het gebied van typografie wordt de plank nog wel eens mis geslagen. Ontwerper Mark Simonson vond een aantal anachronismen in de serie en journalist Andrew Hearst ontdekte dat de aftiteling is gezet in het door velen verafschuwde Arial (uit 1982!). Eerlijk is eerlijk, mij vallen die anachronismen niet op en dus stoor ik me er niet aan. Bovendien; een dramaserie voor televisie is geen historische documentaire.

Toch kan de originele leader van Mad Men me niet zo bekoren. Misschien is het de vallende Don Draper die onplezierige associaties met 9/11 oproept. De leader hoort wel een onheilspellend gevoel op te wekken, vooral in het eerste seizoen als de identiteit van Don Draper nog een geheim is. Maar sinds dat mysterie weg is, zou onderstaande animatie van Paul Rogers ook goed passen.

Er zijn trouwens nog vele, vele Mad Men mash-ups te vinden: met Alice in Wonderland, Megaman of Homer Simpson.

Sinterklaas

Het Sinterklaasfeest wordt vanaf de prille jaren van de Nederlandse televisie al uitgebreid in beeld gebracht. Meestal verloopt de intocht niet helemaal soepel, dit jaar werd een vlag gestolen en dat dreigde de intocht te verpesten. Gelukkig komt het altijd nét op tijd weer goed. In 1968 was het ook spannend, het boek van Sinterklaas was namelijk kwijt. NTS graficus Hans de Cocq illustreerde en kalligrafeerde de aftiteling voor deze intocht. Helaas ging er bij het scannen van de titelrol ook iets mis; het laatste stuk is zoek.


Collectie Hans de Cocq, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Vrijzinnige vormgeving: 85 jaar VPRO Gids covers

Op Vormvanvermaak.nl had ik al een reeks berichten over de VPRO geplaatst (vorm van de VPRO) naar aanleiding van het verschijnen van het prachtige naslagwerk van 85 jaar VPRO Gids covers (samengesteld door Piet Schreuders en Beate Wegloop).

Nu staat ook mijn recensie online op Designgeschiedenis.nl. Ik heb natuurlijk gekeken naar het boek zelf, maar ook naar de vormgeving van de VPRO Gids ten opzichte van andere omroepgidsen en de relatie tussen programmagids, televisie en huisstijl bij de VPRO.

Lees de recensie ‘Vrijzinnige vormgeving’ en bestel het boek bij uw boekhandel of de VPRO webwinkel.

Richard Levin: Television by Design

Vorm van vermaak is natuurlijk niet het eerste boek over televisievormgeving. In 1961 stelde Richard Levin een boek samen over ontwerpen voor televisie, getiteld “Television by Design”.

Levin wordt in 1953 aangesteld als hoofd van Television Design bij de BBC. Net als bij de beginjaren van de Nederlandse televisie betreft ‘design’ vooral decorontwerp. Levin moet zijn best doen om de BBC directie ervan te overtuigen dat hij ook behoefte heeft aan een grafisch ontwerper. Hij fotografeert een week lang alle grafische vormgeving die op het televisiescherm te zien is, plakt al deze foto’s achter elkaar op een lange rol papier en sluit deze af met de tekst: “that’s why I need a graphic designer”. Zijn creatieve aanpak werkt en in 1954 krijgt hij verterking van graficus John Sewell. In de jaren daarna groeit de grafische afdeling onder leiding van Sewell tot ongeveer 15 ontwerpers in 1961.

In Television by Design besteedt Levin naast set-design, lighting, costume-design, e.a. ook aandacht aan grafisch ontwerp. Er staat werk afgebeeld van: Roy Laughton, Geoffrey Brayley, Bernard Lodge, Don Saul, Geoffrey Martin, Ruth Bribram, Terence Greer, Tom Taylor, Frank Ariss, Bernard Blatch, Kurt Rowland, Brian Pike, Don Higgins en Pat Thompson. Levin voegt er wel aan toe dat een representatie van televisie-graphics in een boek altijd inadequaat is; “…the real force of a title fading or cutting into another, or into al live scene, cannot be appreciated except in its real context. Their subtleties of meaning, developed through the accompanying sounds or speech, which is often an integral part of the design, cannot be distinguished by the eye alone.”

In Levins boek wordt daarnaast internationaal werk getoond. In de voorafgaande tekst gaat Levin in op de verschillende manieren waarop ontwerp voor televisie georganiseerd is. De BBC maakt gebruik van production designers die leiding geven aan alle aspecten van ontwerp (grafisch, decor, maar ook licht en kostuums) en de uitvoering daarvan. Levin realiseert zich dat organisaties met andere productieformats werken, waar ook de rol van de ontwerper anders is. De production designer, een functie afkomstig uit de filmindustrie, bestaat bijvoorbeeld niet bij de Nederlandse televisie. In Nederland bestelt de programmamaker zijn decor bij de afdeling decor, grafiek bij de afdeling grafisch, enzovoorts. Of daar een mooi en samenhangend vormgegeven programma uitkomt, ligt dus in handen van de programmamaker.

De Nederlandse pagina, ingestuurd door de NTS, bevat zes foto’s, waarvan er twee grafisch werk bevatten. Ten eerste zien we de zendmast, het herkenningsbeeld van de NTS, ontworpen door Peter Zwart. Het andere grafisch ontwerp is de opening voor Pipo de Clown van Jan van der Does. Pipo steekt zijn hoofd en een ballon door een uitsparing in een wandje met een groot vraagteken erop. Het filmpje (of de animatie van foto’s) diende vermoedelijk als openingleader voor het programma. De andere 4 foto’s tonen decors van Fokke Duetz, Peter Zwart en Cor Hermeler.

Het verschil tussen de BBC en Nederlandse televisie op het gebied van grafisch ontwerp is minder groot dan je zou verwachten, zeker gezien het gegeven dat de Nederlandse televisie zo’n 15 jaar later van start gaat. In 1954 neemt Peter Zwart voor het eerst een ‘echte’ grafisch ontwerper aan: Jan van der Does. Niet veel later volgen Ger van Essen, Hans Moolenaar, Ton Holst en Marcel van Woerkom. In de jaren daarop, als de afdelingen decor en grafisch beide sterk groeien, raken ook de disciplines verder van elkaar gescheiden. Maar in 1964 is de grafische afdeling van de NTS al net zo groot als die van de BBC in 1961.

Op het gebied van huisstijl zijn ze in Engeland in 1961 al wel heel veel verder. Op pagina 21 schrijft Levin: “…the most important single aspect of graphic design in in the power of its influence over the house style of a television service.” Hij stelt dat ongeveer 10% van de totale uitzendtijd opgaat aan grafisch ontwerp en dat het waarschijnlijk een grotere impact heeft dan alle andere vormen van ontwerp voor televisie. De waarde van een huisstijl moet dus niet onderschat worden: “When a unity of style can be maintained throughout the whole output of graphic design, combined with freshness, originality and strenght of execution, the cumulative effect of it is deep and lasting.”

Het begrip huisstijl is in Nederland in 1961 nog nauwelijks doorgedrongen in grafisch ontwerp en bedrijfsleven. Bovendien werkt het Nederlandse omroepsysteem niet erg mee. Op de Nederlandse televisie wemelt het van de vignetten, emblemen, namen en logo’s. Titelkaarten of vlaggetjes van de verschillende omroepverenigingen bakenen de zendtijd af, en het is niet ongebruikelijk dat een omroepvereniging meerdere vignetten, logo’s, lettertypes of symbolen door elkaar gebruikt. Maar het zijn met name de omroepsters die letterlijk en figuurlijk het gezicht bepalen van de omroepverenigingen. Het door de verzuiling versnipperde televisielandschap is wat dat betreft niet te vergelijken met de BCC.

Richard Levin, Television by Design, London: 1961

Glühwein

Bij het registreren van de collectie van Frans Schupp (die hij tijdens de boekpresentatie op 14 april dit jaar aan Beeld en Geluid schonk) kom ik een hoop mooie en bijzondere ontwerpen tegen. Onderstaande illustraties wil ik jullie niet onthouden in deze donkere, koude dagen voor Sinterklaas. Het recept is volgens mij niet helemaal compleet, maar jullie komen er wel uit toch?

Proost!

Beeldmateriaal komt uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Saul Bass boek

Goed nieuws voor de liefhebbers van filmtitelsequenties: deze week verscheen een monografie over Saul Bass (1920-1996). Op de cover prijkt de arm uit een van de zijn bewegende ontwerpen waarmee het het vak verandert in de jaren vijftig, hieronder de complete sequentie. Naast filmtitelsequenties ontwerpt hij logo’s en huisstijlen voor bedrijven, maakt samen met zijn vrouw Elaine Bass korte films waaronder de Oscar winnende korte film Why man creates in 1968.  Een groot oeuvre en het boek bevat daarom ook meer dan 1.400 afbeeldingen.

Geschreven door Pat Kirkham en vormgeven door Jennifer Bass, de dochter van Saul en Elaine. Verkrijgbaar via Amazon.

Jaap Drupsteen bij Museum Hilversum

Afgelopen donderdag sprak Jaap Drupsteen in Museum Hilversum naar aanleiding van de tentoonstelling Grafisch Geluk. Hij was ruim twee uur aan het woord, maar zoals hij zelf al aangaf: dat zou hij gemakkelijk twee dagen vol kunnen houden. Want hij heeft de afgelopen 47(!) jaar niet stilgezeten. Sinds 1964 werkzaam op de grafische afdeling bij de Nederlandse Televisie Stichting, na een jaartje bij Tel Design, zo’n 8 jaar huisontwerper bij de VPRO. Sindsdien: televisievormgever, regisseur, ontwerper van bedrijfsfilms en reclame, grafisch ontwerper van postzegels, jaarverslagen, bankbiljetten, paspoort. Drupsteen is VJ bij technofeesten, heeft een eigen jazz-combo opgericht en verzorgt visuals bij uitvoeringen van moderne componisten als Jacob ter Veldhuis, hij doet aan videomapping bij orgelconcerten en steeds vaker componeert hij zelf de muziek onder zijn visualisaties.

VPRO stationcall van Jaap Drupsteen uit 1979

Een enorm veelzijdig oeuvre waar wel een duidelijke lijn in is te ontdekken, namelijk die van de muziek. Geluid en muziek speelden al een grote rol in de VPRO stationcalls. In de reeks die hij in 1979 maakte, koppelde hij de elektronische geluidsimpulsen aan de video-apparatuur. De muziek manipuleerde hier dus rechtstreeks het beeld. De jaren daarop perfectioneerde Drupsteen deze koppeling van geluid en beeld met behulp van computertechnieken tot uiterste perfectie. Bijvoorbeeld in onderstaande leader en bumpers voor kunstprogramma Nederland C (NOS, 1986) waar het lijkt of het beeld de muziek maakt, of andersom, een perfecte symbiose. Een probleem bij het creëren van zo’n symbiose is het afstemmen van de twee ritmes: muziek houdt zich immers niet aan het ritme van 24 beeldjes per seconde waaruit het bewegend beeld is opgebouwd. Ook daar vond Drupsteen een oplossing voor.

Drupsteen liet verder enkele fragmenten zien van zijn meest recente project: video-mappings op orgels bij concerten van Aart Bergwerff. Drupsteen stelt dat orgelconcerten visueel nogal saai zijn. De organist zelf is niet te zien en het publiek kijkt het hele concert naar een orgel dat niet beweegt. Drupsteen ontwerpt abstracte animaties die precies de vorm van het orgel en de muziek die daarop gespeeld wordt, volgt. De animatie wordt geprojecteerd op het orgel en de vertekeningen die ontstaan door de driedimensionale vormen van de orgelpijpen, ornamenten en lijsten voegen weer een extra laag van beweging en complexiteit toe aan het eindresultaat. De timing van muziek en beeld is hier niet gestuurd door de computer. Bergwerff speelt het stuk in op een synthesizer, op basis daarvan ontwerpt Drupsteen de animatie en wordt een een zogenaamde ‘click-track’ gemaakt. Die ‘click-track’ speelt in het oortje van de organist, zodat het tempo van projectie en muziekstuk bij de uitvoering kloppen. Maar, Drupsteen kan de animatie live nog een klein beetje vertragen of versnellen, mocht dat nodig zijn. Extra moeilijkheidsgraad: de organist ziet de projectie niet.


Meer fragmenten van video-mappings op orgels zijn te zien op de site van Drupsteen.

Ander bijzonder beeldmateriaal waar Drupsteen over vertelde waren de visualisaties van Three Plays van Gertrude Stein. Deze werden gemaakt naar een idee van Wilbert Bank, op muziek gezet door Fay Lovsky en in beeld gebracht door Drupsteen. Gemaakt in het kielzog van The Flood (NOS 1985), de televisieopera van Igor Stravinsky waar Bank als dramaturg en Drupsteen als regisseur/vormgever samenwerkte (hun eerste samenwerking was overigens al in 1972 bij de verfilming van Woyzeck hij de VPRO). Omdat The Flood een prestigieuze Prix Italia won in 1987, kregen ze de middelen bij elkaar voor dit volgende project. Helaas was de glorietijd van het spectaculaire televisiegenre muziektheater voorbij, ook regisseurs als Wilhemina Hoedeman en Bob Rooyens kregen nauwelijks meer een voet tussen de deur bij de Nederlandse televisie. Of misschien lag het aan de controversie rond het werk van Gertrude Stein dat de productie nooit in Nederland is uitgezonden. Gelukkig heeft Drupsteen deze productie in drie delen online gezet want de combinatie van de teksten van Stein, de muziek en stemmen door Fay Lovsky, kostuums, decors, regie en effecten vormen een intrigerend en wonderlijk geheel.

Jaap Drupsteen drukt de aftiteling voor Zo is het toevallig... (VARA), omstreeks 1964, bron: VARA archief

Maar om nog even terug te komen op muziek: Drupsteen is zelf ook aan het componeren geslagen. Toen hij al 22-jarige jongeman bij de NTS begon, was hij eigenlijk meer geïnteresseerd in muziek dan in het drukken van titelrollen. Als jazz muzikant was hij gefascineerd door de experimentele free-jazz die rond die tijd ontstond in de Verenigde Staten. Met pop muziek en de Beatles had hij niet zoveel, vandaar ook het bijna kaal geknipte koppie op de foto rechts. De free-jazz leidde naar David Bowie en zo rond 1984 maakt Drupsteen voor het eerst zelf muziek op de computer. Een fragment uit zijn laatste compositie, getiteld Emma cries for help met visuals van hemzelf en 33 1/3 collectiveis hieronder te zien.

Met zoveel interessant en mooi werk kan inderdaad gemakkelijk een week of wat gevuld worden. En ook na de presentatie werd er nog uitgebreid nagepraat over het hoe en wat van wat hij ons allemaal voorschotelde. Liefhebbers van zijn werk kunnen gelukkig al op 25 november weer terecht in Zwolle bij het BeeldBuis festival.

“One giant leap for media”

Woensdag 9 november vindt er bij Beeld en Geluid in Hilversum een boeiende middag plaats die in het teken staat van de maanlanding in 1969. Naast een belangwekkende technologische en politiek-ideologische prestatie, ook op het gebied van televisiegeschiedenis een bijzonder event, of zoals de titel van het symposium het verwoordt: “one giant leap for media.”

Gerard Buurman, hoofd van de afdeling maquettebouw, laat de shuttle aan een touwtje zakken. Thijmen de Bree blaast via een lang soort rietje stof rond het landingsgestel weg. Net echt!

Aan de voorbereidingen voor het programma hebben de grafische afdeling en de maquettebouwers van de NOS een hoop werk: infographics brengen zaken in beeld die lastig uit te leggen zijn: de baan van de aarde ten opzichte van de maan, de werking van de space-shuttle. Aan de maquettebouwers de opdracht om de landing zelf te laten zien.

Het symposium wordt georganiseerd door masterstudenten Film en Televisiewetenschap van de Universiteit Utrecht en is gratis te bezoeken. Meer informatie en aanmelden kan op de site van Beeld en Geluid.